NietWeten.nl

Wit wat je weet met het...

WITBOEK LEVENSKUNST

Zo klein worden als je bent

Niet-weten in de praktijk van alledag; dwaalteksten over gemoedsrust, geluk, vrijheid, ethiek, liefde, wijsheid, ziekte, zingeving, de kunst van het leven en de kunst van het sterven.

Woord: Hans van Dam

Beeld: Lucienne van Dam

Status: WERK IN UITVOERING

Deel 7 van de Agnosereeks

Laatst bijgewerkt op donderdag 28 maart 2024 om 16:03


Cover van het Witboek Levenskunst.

Snelmenu

Inhoud

1. Leven is geen kunst

Gevleugelde woorden van Meester Icarus.

Meester Icarus zegt:

Leven is geen kunst, geen kunstje en geen kunde.

Levenskunst is vliegwerk, vrij alleen je val.

Wijsheidstegeltje: levenskunst is vliegwerk, vrij alleen je val.

2. Levenskunst is kinderspel

Kleine kennismaking met Meester Icarus.

'Wat is zelfkennis?'

'Weten hoe klein je bent.'

'Wat is wijsheid?'

'Je kleinheid onder ogen zien.'

'Wat is opgroeien?'

'Zo klein worden als je bent.'

'Wat is bevrijding?'

'Je niet groter hoeven voordoen dan je bent.'

'Wat is verlichting?'

'Je kleinheid realiseren.'

'Wat is thuis?'

'Een plek waar je je niet groter hoeft voor te doen dan je bent.'

'Wat is een vriend?'

'Iemand bij wie je je niet groter hoeft voor te doen dan je bent.'

'Wat is liefde?'

'Zo klein mogen zijn als je bent.'

'Wat is niet-weten?'

'Een denken dat zich niet groter voordoet dan het is.'

'Wat als je zo klein wordt als je bent?'

'Dan ben je groter dan je dacht.'

Wijsheidstegeltje: wijsheid is je kleinheid onder ogen zien.

Goede verstaanders hebben het Witboek Levenskunst nu uit, anderen moeten nog even verder lezen.

3. Wat je minstens moet weten van levenskunst

Tien veelgestelde vragen aan Meester Icarus.

1

'Wat weet u eigenlijk van levenskunst?'

'Minder dan wie ook.'

'Dat lijkt me geen aanbeveling.'

'Integendeel.'

2

'Wat weet u van de liefde?'

'Minder dan wie ook.'

'Dat lijkt me geen aanbeveling.'

'Integendeel.'

3

'Wat weet u van wijsheid?'

'Minder dan wie ook.'

'Dat lijkt me geen aanbeveling.'

'Integendeel.'

4

'Wat weet u van zingeving?'

'Minder dan wie ook.'

'Dat lijkt me geen aanbeveling.'

'Integendeel.'

5

'Wat weet u van geluk?'

'Minder dan wie ook.'

'Dat lijkt me geen aanbeveling.'

'Integendeel.'

6

'Wat weet u van gemoedsrust?'

'Minder dan wie ook.'

'Dat lijkt me geen aanbeveling.'

'Integendeel.'

7

'Wat weet u van de vrije wil?'

'Minder dan wie ook.'

'Dat lijkt me geen aanbeveling.'

'Integendeel.'

8

'Wat weet u van ethiek?'

'Minder dan wie ook.'

'Dat lijkt me geen aanbeveling.'

'Integendeel.'

9

'Wat weet u van goed leven?'

'Minder dan wie ook.'

'Dat lijkt me geen aanbeveling.'

'Integendeel.'

10

'Wat weet u van goed sterven?'

'Minder dan wie ook.'

'Dat lijkt me geen aanbeveling.'

'Integendeel.'

4. Waarom Icarus uit de hemel viel

De enige plek waar hij vrij kon zijn, besefte Icarus op de top van zijn vlucht, was in de zee van onweten.

De gastheer (m/v) van het Witboek Levenskunst, heet Meester Icarus. Hij heeft zichzelf vernoemd naar Icarus, zoon van Daedalus.

Daedalus was de architect en uitvinder die voor koning Minos een labyrint ontwierp om de moorddadige halfstier Minotaurus in op te sluiten.

Koning Minos toonde zijn dankbaarheid door Daedalus en Icarus van hun vrijheid te beroven.

Daarop maakte de vader voor zichzelf en voor zijn zoon een paar vleugels van houten frames bestreken met bijenwas waarin hij gevonden vogelveren prikte.

De helden namen de vleugels maar de jeugdige Icarus werd overmoedig en vloog recht op de zon af. De bijenwas smolt, de veren vielen uit zijn vleugels, Icarus viel in de Egeïsche Zee en verdronk.

Deze Griekse mythe over Icarus wordt gewoonlijk gezien als een parabel over hoogmoed.

Levenskunst is ook een soort hoogmoed, zeker die van de spirituele soort. Een poging om het aardse te overstijgen en voorgoed achter je te laten door naar het licht te vliegen.

Engelen

Een raar verhaal, deze mythe over Daedalus en Icarus, dat zoals alle verhalen meer vragen oproept dan het beantwoordt.

Twee gespierde mensen met massieve botten en zware lijven die niet eens blijven drijven maar wel als vogels door de lucht vliegen. Hoe dan? Zaten hun vleugels aan hun armen vast en bewogen ze die op en neer? Dat vermeldt het verhaal niet.

In schilderijen zien we de vleugels uit hun rug groeien. Sinds wanneer zijn mensen engelen? Hoe kunnen mechanische constructies zo innig met een mensenrug verbonden worden, door welke spieren worden ze in beweging gezet?

Het is een wonderlijk gezicht, een mens met zes ledematen. Net zo wonderlijk als een duif met armpjes, zeker als je niet gedronken hebt. Je kijkt je ogen uit.

Sowieso kijk je je ogen uit hier in het onderzonse, ik tenminste wel. Een klapwiekende duif: niet te geloven, dat zie ik Daedalus en Icarus nog niet doen. Een mens met vier ledematen met elk vijf ledemaatjes, wie bedenkt zoiets?

De mythes van de werkelijkheid zijn zo verbazingwekkend dat de mensheid massaal toevlucht heeft genomen tot mythes van de onwerkelijkheid. Ook niet te geloven, maar die hebben we tenminste zelf bedacht, denken we.

Koud

Waarom smolt de bijenwas van Icarus' vleugels naarmate hij dichter bij de zon kwam? Vroeger was dat een domme vraag, nu niet meer.

De zon hangt niet aan het dak van de wereld maar in een luchtledige ruimte op gemiddeld 150 miljoen kilometer van de aarde, las ik ergens. Het klinkt allebei onwaarschijnlijk, vind je niet, en ik heb geen van beide persoonlijk kunnen verifiëren. Met mijn sprongkracht haal ik de ontsnappingssnelheid van de aarde niet (circa 11 kilometer per seconde) en mijn vleugels zouden in een vacuüm geen stuwkracht hebben, als ik ze had.

Stel dat Icarus driftig fladderend de 15 kilometer haalde. Wat bijzonder onwaarschijnlijk is in de ijle, zuurstofarme lucht op die hoogte, maar stel. Dan was hij precies één tienmiljoenste dichter bij de zon.

Hij zou het van de inspanning best warm van hebben gekregen, misschien steeg zijn kerntemperatuur wel een graad of twee, maar daar gaat je was toch niet van smelten?

Ben je gek, op die hoogte vriest het als een kist. Temperaturen ver onder nul, daar worden je spieren stijf van, je vleugels star, je huid blauw, je bijenwas keihard, geen wonder dat die Griekse gast als een steen uit de lucht viel.

Ach, wat zit ik nou te zwetsen. We zijn toch zeker geen vliegtuigbouwers of biotechnici? We zijn alleen geïnteresseerd in de vraag hoe Meester Icarus aan zijn naam kwam, en dat weten we al sinds de eerste paragraaf. Laat ik er maar over ophouden.

Halfstier

Zoals je ziet is ophouden niet mijn forte. Er zit me nog iets dwars. Dat heeft te maken met het labyrint waarin Minotaurus was opgesloten.

Over Minotaurus gesproken. Als die een halfstier was, wat was hij dan voor de andere helft? Of was hij een half dier?

Afgaand op de afbeeldingen van schilders die hem nooit gezien hebben, was Minotaurus een heel organisme. Een man met de kop en staart van een stier. Of een stier met de romp, armen en benen van een man, het is maar net hoe je het bekijkt.

Afgaand op het verhaal zou hij ook een stier met het hoofd van een mens hebben kunnen zijn. Of het hoofd en bovenlijf van een mens en de romp met poten en staart van een stier, zoals het mythologische halfpaard, de centaurus. Of een mens met de ingewanden en de hersenen van een stier of omgekeerd, wie zal het zeggen. Er is meer dan één manier om een halfstier te zijn.

Vliegende stier met veel te kleine vleugels.
^ Minotaurus.

Doolhof

Hoe hij er ook uit zag, Minotaurus was een bruut, vanuit ons standpunt gezien. Hij voedde zich met mensenvlees zonder zich bruut te voelen, zoals wij ons voeden met stierenvlees zonder ons bruut te voelen. Daarom liet koning Minos door Daedalus een labyrint bouwen waaruit de minotaurus nooit meer zou kunnen ontsnappen. Terwijl hij voor hetzelfde geld, vooruit, een beetje meer, een labyrint had kunnen bouwen waaruit de mens nooit meer zou kunnen ontsnappen.

Ook weer zoiets. Een labyrint was in die tijd gewoon een hele lange gang zonder vertakkingen die op vernuftige maar doorzichtige wijze om zichzelf heen slingerde. De enige manier om in zo'n gang te verdwalen is omkeren voor je de uitgang bereikt en teruglopen. En weer. En nog eens.

Minotaurus moet als halfstier halfsnik of halfgaar zijn geweest, of iets ertussenin, maak ik daaruit op, en hij was de enige niet.

De Griekse jongeling Theseus, die zich tot taak gesteld had de vraatzuchtige minotaurus te doden, kreeg van Ariadne (vernoemd naar het tijdschrift over handwerken en naar het gevleugelde woord 'de draad van Ariadne') een bolletje wol mee.

Onderweg naar het stiermens wikkelde Theseus het bolletje af om na zijn heldendaad de weg uit het doolhof te kunnen vinden. Briljant.

Wat me herinnert aan Klein Duimpje, die in zijn laatste levensjaren met hetzelfde oogmerk broodkruimels strooide op zijn strandwandelingen. Had hij ze even op een rijtje.

Metafoor

Je zult je zo langzamerhand wel afvragen waar het heengaat met dit verhaal. Misschien vermoed je het al. Nergens heen. Dat heb je met doolhoven.

Een doolhof (of dolhof) is een metafoor voor het leven als labyrint zonder in- of uitgang. Je kunt er niet in want je kunt er niet uit en je kunt er niet uit want je kunt er niet in. Het doolhof is nergens niet.

Je mag ergens in een bocht of nis van het doolhof een nestje bouwen bij wijze van thuis, maar zodra je je erbuiten waagt ben je de weg kwijt en als je te lang wegblijft zit er een ander in.

Want het labyrint van het leven is geen eindige, onvertakte gang. Het is een eindeloze gang met eindeloze zijgangen die elkaar eindeloos kruisen. Hoeveel bolletjes wol je ook aan elkaar knoopt en afwikkelt, ze brengen je hoogstens terug naar je vertrekpunt.

Wereldkaart met een alle continenten omspannend doolhof.
^ Het doolhof is nergens niet.

Vrij

Wat er millennia geleden gebeurde in de hogere luchtlagen was dit. Icarus keek omlaag en zag dat het labyrint zich in alle richtingen eindeloos uitstrekte.

Niet koning Minos hield hem gevangen, het doolhof hield hem gevangen.

Niet het doolhof hield hem gevangen, zijn geest hield hem gevangen.

Niet zijn geest hield hem gevangen, de gedachte dat hij gevangen was hield hem gevangen.

De gedachte dat hij kon ontsnappen hield hem gevangen.

De gedachte dat hij ooit iemand zou worden die alles wat ertoe deed, kon en wist. Die kon gaan en staan waar hij wilde.

De gedachte dat hij een wijze zou worden. Een levenskunstenaar. Een gevleugelde god op de top van de berg Olympus, rustend op zijn lauweren, ver verheven boven het klootjesvolk dat nog in het labyrint gevangen zat.

De enige plek waar hij vrij kon zijn, besefte Icarus in het zenit van zijn vlucht, was in de zee van onweten.

Waarop hij zonder aarzelen zijn vleugels afwierp en als een steenarend neerstortte.

5. Levenskunst is levensgevaarlijk

Meester Icarus over Seneca.

'Kent u Seneca?'

'Die is toch allang dood?'

'Adviseur van Romeinse keizers, stoïcijns filosoof, schrijver van doorleefde teksten over levenskunst – mijn grote voorbeeld.'

'Was dat niet die steenrijke kerel die door keizer Claudius naar Corsica werd verbannen?'

'Die bedoel ik.'

'En die door keizer Nero op negenenzestigjarige leeftijd werd gedwongen om zelfmoord te plegen?'

'Dezelfde.'

'De man die zich niet eens aan zijn eigen adviezen wist te houden?'

'Ze zeggen het.'

'En daar wou jij een voorbeeld aan nemen?'

6. De weg vind je door de weg kwijt te raken

Hoe Meester Icarus tot zichzelf kwam.

'Wat was uw weg?'

'Eerst ging alles vanzelf.'

'En toen?'

'Heb ik heel veel geleerd.'

'En toen?'

'Ging niets meer vanzelf.'

'En toen?'

'Heb ik heel veel afgeleerd.'

'En toen?'

'Heb ik het afleren afgeleerd.'

'En nu?'

'Gaat alles weer vanzelf.'

Wijsheidstegeltje: de weg vind je door de weg kwijt te raken.

7. Niet-weten is geen kunst

Niemand kan het. En niemand kan het niet.

Wat is niet-weten?

Wat is niet-weten? Het is maar net aan wie je het vraagt. Voor sommigen is het openheid, een onbevooroordeelde blik of medemenselijkheid; voor anderen is het de weg naar God of het onverdeelde zelf of non-dualiteit. Voor de een is het een middel, voor de ander is het een doel. Voor de taoïst is het de hoogste wijsheid, voor de theravadin domme onwetendheid.

Voor mij is niet-weten gewoon niet weten. Dat je het allemaal even niet meer weet, maar dan de hele tijd. Dat je daar niet meer mee zit.

Leven is geen kunst, geen kunstje en geen kunde – niet dat ik weet. Niet-weten is geen doen. Niet-weten is ook geen laten. Het is geen ideaal, geen middel, geen weg en geen doel. Het is niet juist en niet onjuist.

Misschien is niet-weten goed voor je, misschien is het slecht voor je, maar van zichzelf is het noch goed noch slecht. Integendeelzomin , denken in termen van tegendelen zoals goed en slecht, juist en onjuist, weg en doel, ideaal en middel, doen en laten, weten en niet-weten, behoort tot het domein van de kennis. Net als deze tekst. Net als dit boek.

Om het verschil met alternatieve betekenissen van 'niet-weten' te benadrukken, noem ik het mijne weleens radicaal niet-weten, kortweg agnose (a- + gnosis).

Niet-weten als wachtkamer

In de mystiek, vooral bij Johannes van het Kruis, verwijst niet-weten naar een praktijk van bidden, mediteren en contempleren om je te ontledigen van al je zelfbeelden en godsbeelden, want die staan volgens deze katholieke mysticus tussen jou en de allerhoogste in.

Ook verwijst het er naar de dorre tussentijd waarin je beeldloos afwacht totdat het God eindelijk behaagt zich aan jou te openbaren. De donkere nacht van de ziel, noemt Johannes van het Kruis dat, een periode van wanhoop en machteloosheid – een kwelling waaraan voor een enkeling een einde komt in de zalige vereniging met de beeldloze.

Niet-weten als lauwwaterbad

Het radicale niet-weten waarvan ik getuig is geen wachtkamer, martelkamer of verloskamer maar een gelagkamer, rustkamer, speelkamer.

Geen tussenstadium op weg naar de of het allerhoogste maar een eindstadium waarin je je gedachten doorziet, een voor een, dan breekt het lijntje niet. Dus ook de gedachte van niet-weten als een eindstadium waarin je je gedachten doorziet, een voor een, dan breekt het lijntje niet. Alsof dat mogelijk zou zijn. Alsof het wenselijk zou zijn.

Aan een radicaal niet-weten komt geen eind in de eenwording met God; agnose ís de mystieke vereniging. Een vereniging zonder bestuur en zonder leden. Een en al mysterie, zonder tal, taal of teken, niet te claimen, niet te faken. Ook dit is maar een beeld.

Niet-weten is helemaal het einde, ook van niet-weten, ook van beeldloosheid, ook van het mysterie en zelfs van het einde.

Voor mij is niet-weten geen kwelling. Wéten was de kwelling, als we dan per se in dit soort termen moeten denken. Menen te weten, menen te kunnen weten, menen te moeten weten, menen te moeten zoeken.

Wel ben ik door het verlies van mijn twijfelachtige zekerheden flink in de rouw geweest. Vaak stonden de tranen in mijn ogen of liepen ze over mijn wangen zonder dat ik er erg in had.

Niet-weten is een bad dat snel volloopt maar langzaam warm wordt, zou je kunnen zeggen. Het vertrouwen dat je in dit bodemloze tepidarium niet zult verdrinken, moet groeien. Zolang je er niet volledig op vertrouwt, kun je je er niet volledig in ontspannen. Dat kost tijd, jaren in mijn geval, ik was ook zo'n ontzettende weetal. Zo bang om niet te weten. Zo overtuigd dat weten de weg was, kennis levenskunst.

Agnose: je wordt er niet warm of koud van. Daardoor kun je het er lang in uithouden. Ik zit nu al zeventien jaar in dat lauwwaterbad te trippen zonder ergens heen te gaan. Als een eend in een vijver die zijn zwemvliezen alleen nog maar gebruikt om in het midden te blijven.

Afbeelding: Slapende eend in een bubbelende jacuzzi.

Niet-weten als ideaal

Een heel andere betekenis van het begrip niet-weten vinden we bij de Zen Peacemakers. Voor hen is niet-weten geen tussenstop onderweg naar God, maar een humanistisch bejegeningsideaal. De Zen Peacemakers willen de medemens open en onbevooroordeeld tegemoet treden, met 'een houding van niet-weten.'

Een soortgelijke benadering zien we bij de ietsist Jan Oegema, auteur van De stille stem, die niet-weten een levenshouding noemt, waarvoor je kunt kiezen en waarvoor je zou moeten kiezen. Zijn boek is een pleidooi voor openheid, barmhartigheid en naastenliefde – degelijke oecumenische, boeddhistische en verlichtingsidealen, traditiegetrouw gegrond in de zwevende vooronderstelling van een ik met een vrije wil.

Vragen stellen, luisteren, lief zijn voor elkaar, leven en laten leven, ik vind het prachtig allemaal, wel wat eenzijdig en naïef. Maar net als bij het bejegeningsideaal van de Zen Peacemakers is het mij niet duidelijk waarom deze levenshouding ineens niet-weten moet heten. Wat voegt dat toe, wat neemt het weg, wat haalt het uit?

Niet-weten als methode

Ook in managementboeken wordt niet-weten opgevat als een houding, een keuze, een methode, een ideaal. Het is, opnieuw, een machtsgreep. De manager krijgt het advies om zijn vakmatige onwetendheid openlijk toe te geven en een beroep te doen op de expertise van de werkvloer. Hij legt niet zijn wil op zoals de bazen van weleer, maar laat zich adviseren door zijn ondergeschikten, die qua knowhow eigenlijk zijn superieuren zijn.

Een manager die niet weet, staat in dienst van werknemers die wél weten. Hij dirigeert niet, hij faciliteert, en het bedrijf profiteert. Zo legt de manager indirect toch zijn wil op, of wiens wil het ook mag wezen.

Geen probleem, dat is het punt niet. Het punt is dat er in een onbegrensd niet-weten geen sprake kan zijn van een bejegeningsideaal, een levenshouding of een managementmethode. Ook het metaideaal om anderen, of het hele leven, zónder idealen, houdingen of methoden tegemoet te treden, vindt in agnose geen onderdak. Wat is het punt dan wel?

Niet-weten als gegeven

Het punt is dat niet-weten geen punt is. Geen uitgangspunt, geen aandachtspunt, geen agendapunt, geen aanknopingspunt en geen gezichtspunt. Niet-weten is geen punt, of het moest geen-punt zijn. Een breekpunt. Een nulpunt.

Misschien spreekt deze formulering je aan: in een onbegrensd niet-weten is er ruimte voor alle denkbare idealen, houdingen en methoden naast elkaar, hoe tegenstrijdig ook, en voor alle denkbare bezwaren tegen alle denkbare idealen, houdingen en methoden, hoe onredelijk ook. Niet als ideaal maar als gegeven.

Net zo is er in een onbegrensd niet-weten ruimte voor alle denkbare definities van niet-weten, en voor alle claims van wie dan ook als zou een bepaalde definitie de enige juiste zijn, of een bepaald soort niet-weten het enige ware niet-weten, of ieder niet-weten obstinate onwetendheid, of wat dan ook.

Als je het mij vraag is niet-weten geen doen en leven in niet-weten geen kunst. Niemand kan het. En niemand kan het niet.

Wijsheidstegeltje: niet-weten is geen kunst.

8. Leven is geen kunst

Ars vivendi voor dummy's.*

* Dummy: 1. iemand die nog niet weet, 2. iemand die niet meer weet.

Leerling: Hoe moeten wij leven?

Meester: Wat is het probleem?

Leerling: Hoe we moeten leven, zeg ik toch.

Meester: Je leeft al sinds je conceptie en je bent er nog steeds.

Leerling: U begrijpt best wat ik bedoel.

Meester: Ben je soms dood?

Leerling: Natuurlijk niet.

Meester: Krijg je soms geen lucht?

Leerling: Zeker wel.

Meester: Nou dan.

Wijsheidstegeltje: leven is geen kunst.

9. Sterven is geen kunst

Ars moriendi voor dummy's.

Leerling: Hoe moeten wij sterven?

Meester: Wat is het probleem?

Leerling: Hoe we moeten sterven, zeg ik toch.

Meester: Je bent al stervende sinds je conceptie en je bent er nog steeds.

Leerling: U begrijpt best wat ik bedoel.

Meester: Bang dat het niet zal lukken?

Leerling: Dat is te zeggen...

Meester: Ooit gehoord dat iemand het niet kon?

Leerling: Uiteindelijk niet, nee.

Meester: Nou dan.

Wijsheidstegeltje: sterven is geen kunst.

10. Denken is geen kunst

Ars philosophandi voor dummy's.

Leerling: Hoe moeten wij leven?

Meester: Probeer maar eens niet te leven.

Leerling: Hoe moeten wij sterven?

Meester: Probeer maar eens niet te sterven.

Leerling: Leven en sterven is geen kunst, bedoelt u.

Meester: Behalve voor het denken.

Leerling: Leven en sterven is geen kunst, behalve voor het denken?

Meester: Dat is ook maar een gedachte.

Leerling: Dat leven en sterven geen kunst is, behalve voor het denken, is ook maar een gedachte?

Meester: Dat het maar een gedachte is ook.

Leerling: Hoe moeten wij dan denken?

Meester: Probeer maar eens niet te denken.

Leerling: Denken is ook geen kunst, bedoelt u.

Meester: Behalve voor het denken.

Leerling: Denken is geen kunst, behalve voor het denken?

Meester: Dat is ook maar een gedachte.

Leerling: Dat denken ook geen kunst is, behalve voor het denken, is ook maar een gedachte?

Meester: Dat het maar een gedachte is ook.

Leerling: Ik geef het op.

Meester: Je doet je best maar.

Wijsheidstegeltje: denken is geen kunst.

11. Het Lied Vanzelf

Zingen zul je.

1

Verwekt word je.

Verwekt word je vanzelf.

Verwekt word je vanzelf, of je wilt of niet.

Geen kunst aan!

2

Leven ga je.

Leven ga je vanzelf.

Leven ga je vanzelf, of je wilt of niet.

Geen kunst aan!

3

Geboren word je.

Geboren word je vanzelf.

Geboren word je vanzelf, of je wilt of niet.

Geen kunst aan!

4

Ademen zul je.

Ademen zul je vanzelf.

Ademen zul je vanzelf, of je wilt of niet.

Geen kunst aan!

5

Schreeuwen zul je.

Schreeuwen zul je vanzelf.

Schreeuwen zul je vanzelf, of je wilt of niet.

Geen kunst aan!

6

Slapen zul je.

Slapen zul je vanzelf.

Slapen zul je vanzelf, of je wilt of niet.

Geen kunst aan!

7

Ontwaken zul je.

Ontwaken zul je vanzelf.

Ontwaken zul je vanzelf, of je wilt of niet.

Geen kunst aan!

8

Kijken zul je.

Kijken zul je vanzelf.

Kijken zul je vanzelf, of je wilt of niet.

Geen kunst aan!

9

Grijpen zul je.

Grijpen zul je vanzelf.

Grijpen zul je vanzelf, of je wilt of niet.

Geen kunst aan!

10

Drinken zul je.

Drinken zul je vanzelf.

Drinken zul je vanzelf, of je wilt of niet.

Geen kunst aan!

11

Eten zul je.

Eten zul je vanzelf.

Eten zul je vanzelf, of je wilt of niet.

Geen kunst aan!

12

Luisteren zul je.

Luisteren zul je vanzelf.

Luisteren zul je vanzelf, of je wilt of niet.

Geen kunst aan!

13

Praten zul je.

Praten zul je vanzelf.

Praten zul je vanzelf, of je wilt of niet.

Geen kunst aan!

14

Denken zul je.

Denken zul je vanzelf.

Denken zul je vanzelf, of je wilt of niet.

Geen kunst aan!

15

Voelen zul je.

Voelen zul je vanzelf.

Voelen zul je vanzelf, of je wilt of niet.

Geen kunst aan!

16

Leren zul je.

Leren zul je vanzelf.

Leren zul je vanzelf, of je wilt of niet.

Geen kunst aan!

17

Weten zul je.

Weten zul je vanzelf.

Weten zul je vanzelf, of je wilt of niet.

Geen kunst aan!

18

Kiezen zul je.

Kiezen zul je vanzelf.

Kiezen zul je vanzelf, of je wilt of niet.

Geen kunst aan!

19

Handelen zul je.

Handelen zul je vanzelf.

Handelen zul je vanzelf, of je wilt of niet.

Geen kunst aan!

20

Moe word je.

Moe word je vanzelf.

Moe word je vanzelf, of je wilt of niet.

Geen kunst aan!

21

Ziek word je.

Ziek word je vanzelf.

Ziek word je vanzelf, of je wilt of niet.

Geen kunst aan!

22

Genezen doe je.

Genezen doe je vanzelf.

Genezen doe je vanzelf, of je wilt of niet.

Geen kunst aan!

23

Oud word je.

Oud word je vanzelf.

Oud word je vanzelf, of je wilt of niet.

Geen kunst aan!

24

Dood ga je.

Dood ga je vanzelf.

Dood ga je vanzelf, of je wilt of niet.

Geen kunst aan!

25

Begraven word je.

Begraven word je vanzelf.

Begraven word je vanzelf, of je wilt of niet.

Geen kunst aan!

26

Ontbinden zul je.

Ontbinden zul je vanzelf.

Ontbinden zul je vanzelf, of je wilt of niet.

Geen kunst aan!

27

Herinnerd word je.

Herinnerd word je vanzelf.

Herinnerd word je vanzelf, of je wilt of niet.

Geen kunst aan!

28

Vergeten word je vanzelf, of je wilt of niet.

Vergeten word je vanzelf.

Vergeten word je.

12. In mijn beleving gaat alles vanzelf

Deelnemen als toeschouwer.

In mijn beleving gaat alles vanzelf.

Gaat iets niet vanzelf, dan gaat het vanzelf níet.

Dan gaat het vanzelf anders.

Doe ik ergens mijn best voor, dan doe ik er vanzelf mijn best voor.

Doe ik met tegenzin mijn best, dan heb ik vanzelf tegenzin en doe ik vanzelf toch mijn best.

Geef ik toe aan mijn tegenzin door niets te doen of niet mijn best te doen, dan geef ik vanzelf toe aan mijn tegenzin en doe ik vanzelf niets of niet mijn best.

Voel ik me daar schuldig over, dan voel ik me er vanzelf schuldig over.

Doe ik daarom toch maar weer mijn best, dan doe ik vanzelf toch maar weer mijn best.

Vanzelf beleef ik het zo.

Vanzelf betwijfel ik of ik het precies zo beschrijf als ik het beleef.

Vanzelf betwijfel ik of het precies zo gaat als ik het beschrijf.

Vanzelf.

13. Kanker – je weet maar nooit

Woekergedachten over woekerweefsel.

Ik heb nooit kanker gehad. Niet dat ik weet tenminste. Ik waan me kankervrij. Maar ik weet niet, ik kan niet weten, of ik het niet allang meedraag. Een traag groeiende brughoekkanker misschien of een ingekapselde longkanker of een snelgroeiende prostaatkanker die pas twee weken geleden op hol is geslagen.

Als er straks inderdaad kanker bij mij wordt vastgesteld, zal ik niet weten of de diagnose klopt. Misschien is er wel iets anders aan de hand. Een cyste. Een aneurysma dat dezelfde röntgenschaduw werpt als een vaatgezwel.

Misschien camoufleert een relatief ongevaarlijke kanker wel een veel gevaarlijker systeemziekte. Misschien ben ik zo gezond als een vis en heeft de arts mijn dossier verwisselt met dat van een andere patiënt.

Als de kanker uitzaait weet ik niet of dat spontaan gebeurt of door het onderzoek komt, bijvoorbeeld bij het nemen van een biopt, of door de behandeling, bijvoorbeeld tijdens het operatief verwijderen van de tumor.

Als ik genees weet ik niet of het door de behandeling komt of dat er sprake is van een spontane remissie, als ik al ziek was. Het kan zijn dat de behandeling een spontane remissie voorkomt. Ook weet ik van tevoren niet of de behandeling van het ene type kanker op termijn een ander type kanker in mij veroorzaakt, bijvoorbeeld een stralingsgezwel of hormoonkanker.

Als ik na vijf jaar genezen wordt verklaard, weet ik niet of ik werkelijk genezen ben. Wie weet welke uitzaaiingen onopgemerkt zijn gebleven. Misschien heeft de radioloog verzuimd naar mijn röntgenfoto's en scans te kijken. Misschien heeft hij mijn foto's en scans verwisseld met die van een andere patiënt. Bovendien kan de kanker, de oude na een langdurige remissie of een nieuwe van hetzelfde type of van een heel ander type, zo weer toeslaan.

Mocht ik ondanks alles werkelijk genezen zijn en nooit meer kanker krijgen, dan weet ik niet wat voor andere nare verrassingen het verlengde leven in petto heeft. Zoals ik ook niet weet en nooit zal weten welke waardevolle ervaringen ik heb moeten missen doordat ik niet chronisch of terminaal ziek ben geworden.

Kanker.

Je weet nooit of je het hebt.

Je weet nooit wat het teweegbrengt.

Je weet nooit hoe je ermee om moet gaan.

Je weet nooit of je er vanaf bent.

Je weet nooit wat je ervan moet vinden.

Je weet maar nooit.

Naschrift 1

Een paar jaar nadat ik bovenstaande tekst geschreven had, werd er een röntgenfoto van mijn borst genomen omdat ik me ellendig voelde en de ene longontsteking na de andere had.

Op die foto waren verdachte schaduwen te zien in de punt (apex) en de stam (het hylum) van mijn linkerlong, en in de ruimte tussen mijn longen (het interstitium).

Gezien de slechte prognose van longkanker heb ik, tegen het uitdrukkelijke advies van mijn huisarts en oncoloog in, afgezien van verder onderzoek. Sindsdien leef ik in geleende tijd. Nou ja, dat deed ik toch al. Net als iedereen.

Wordt vervolgd (of niet natuurlijk).

Naschrift 2

Een lezer wees me erop dat verder onderzoek had kunnen uitwijzen dat mijn longen gezond zijn. Dat klopt niet want hele kleine longtumoren kunnen met geen enkele methode zichtbaar gemaakt worden.

Verder onderzoek had hooguit kunnen uitwijzen dat met de gebruikte methode geen longtumoren aangetoond konden worden. Om over mijn andere organen en de rest van mijn lichaam maar te zwijgen. Dus leef ik nog steeds in geleende tijd. Nou ja, dat deed ik toch al.

Wordt vervolgd (of niet natuurlijk).

Naschrift 3

Een lezer wees me erop dat verder onderzoek een andere (long)ziekte aan het licht had kunnen brengen, die wel goed behandelbaar is. Inderdaad. De onderzoeken die ik heb geweigerd dienden alleen ter bevestiging van de diagnose longkanker. Een uitgebreid bloedonderzoek bijvoorbeeld heeft niets opgeleverd.

Dus leef ik nog steeds in geleende tijd.

Naschrift 4

Een lezer wees me erop dat ik een hypochonder ben, iemand die altijd denkt dat hij iets ergs onder de leden heeft. Ze heeft in zoverre gelijk dat ik me nooit gezond waan. Ze heeft in zoverre ongelijk dat ik me ook niet ziek waan. Ook niet ziek én gezond. Ook niet ziek noch gezond.

Ik denk niet meer in dat soort termen. Al weet ik ze nog steeds prima te gebruiken wanneer de situatie dat vraagt. Bij de dokter bijvoorbeeld, de apotheek, de buurvrouw. Bij mensen die wel in dat soort termen denken. Dan doe ik gewoon mee. Of ik trek me terug als ik de kans krijg.

Naschrift 5, tien jaar later

Ik ben niet zieker geworden of genezen en ik word nergens meer op gewezen. Wel heeft mijn stem aan kracht ingeboet (het was al niet veel) en moet ik steeds meer hoesten.

Afbeelding: Hans, van achteren gezien, met zijn longen als een rugzak op zijn rug. Bijschrift: Een man met een rugzakje.

14. Hoe hebben ons (0n)gelukkig maakt

Denkleut en denkleed voor wie niet en wie wel weet.

Meester Icarus over zijn vorige leven:

Eerst was ik ongelukkig omdat ik alles had.

Toen was ik ongelukkig omdat ik mijn schoenen verloor. Kon mij de rest schelen!

Toen was ik ongelukkig omdat ik mijn voeten verloor. Konden mij die schoenen schelen!

Toen was ik ongelukkig omdat ik mijn benen verloor. Konden mij die voeten schelen!

Toen was ik ongelukkig omdat ik mijn handen verloor. Konden mij die benen schelen!

Toen was ik ongelukkig omdat ik mijn armen verloor. Konden mij die handen schelen!

Toen was ik ongelukkig omdat ik mijn ogen verloor. Konden mij die armen schelen!

Toen was ik ongelukkig omdat ik mijn gehoor verloor. Konden mij die ogen schelen!

Toen was ik ongelukkig omdat ik mijn stem verloor. Kon mij dat gehoor schelen!

Toen was ik ongelukkig omdat ik mijn verstand kon verliezen. Kon mij die stem schelen!

Ten slotte verloor ik mijn verstand en kon het me allemaal niets meer schelen.

15. Eén neus, twee gedachten

Afbeeldingen: Neus liggend op de grond. Een onopvallend stinkdiertje bij de ingang van een van de neusgaten. Bijschrift: Doodongelukkig was ik nu ik alleen mijn neus nog had!

Afbeelding: Zelfde neus, een onopvallend bloemetje bij een van de neusgaten. Bijschrift: Zielsgelukkig was ik nu ik een heuse neus had!

16. Woordenboek niet-weten: denkleut, denkleed

denkleut

genieten van fijne gedachten

denkleed

lijden onder nare gedachten

Gedachten hebben drie eigenschappen: 1. je hebt er maar één tegelijk, 2. ze duren maar kort en 3. ze komen steeds terug.

1. Gedachten zijn net Engelsen: ze wachten beleefd op hun beurt. De ene gedachte volgt op de andere. Uptempo of downtempo, maar altijd één voor één. Nooit komen ze tegelijk binnen. Denken is een serieel proces. Dat is wel zo prettig bij fijne gedachten, niet zo prettig bij nare.

2. Gedachten zijn zo voorbij. Het (on)genoegen waarmee ze gepaard gaan is dus ook zo voorbij. Dat is wel zo prettig bij nare gedachten, niet zo prettig bij fijne.

3. Gedachten hebben de (on)hebbelijkheid steeds opnieuw langs te komen. Duizenden keren, tienduizenden, ik overdrijf niet, ga maar na bij jezelf en bij de mensen om je heen. Iedereen heeft zijn eigen top 100 en niemand weet hoe die tot stand komt of hoe je hem kunt beïnvloeden. Het grootste deel van onze denktijd gaat op aan herhalingen. Dat is wel zo prettig bij fijne gedachten, niet zo prettig bij nare.

Zijn dit nu fijne gedachten of nare, wat vind jij?

Denk je dat je ze nog vaak zult denken?

17. Hoe tanden ons (on)gelukkig maken

Denkleut en denkleed voor wie niet en wie wel weet, 2.

Meester Icarus over zijn vorige leven:

Eerst was ik gelukkig terwijl ik geen tanden had. Ik wist niet beter.

Toen werd ik ongelukkig omdat ik geen tanden had. Ik wilde bijten!

Toen was ik gelukkig omdat ik tanden kreeg. Dan kon ik bijten!

Toen werd ik ongelukkig omdat ik tanden kreeg. Het deed zo zeer!

Toen was ik gelukkig omdat ik tanden had. Nu kon ik bijten!

Toen werd ik ongelukkig omdat ik tanden had. Ze vielen alweer uit!

Toen was ik gelukkig omdat ik grote tanden kreeg. Nu werd ik als iedereen!

Toen werd ik ongelukkig omdat ik grote tanden kreeg. Het deed zo zeer!

Toen was ik gelukkig omdat ik grote tanden had. Nu was ik als iedereen!

Toen werd ik ongelukkig omdat ik tanden had. Ik kreeg allemaal gaatjes!

Toen was ik gelukkig omdat mijn tanden uitvielen. Daar was ik mooi vanaf!

Toen werd ik ongelukkig omdat mijn tanden waren uitgevallen. Nu kon ik niet meer kauwen!

Toen was ik gelukkig omdat ik een kunstgebit kreeg. Nu kon ik weer kauwen!

Toen werd ik ongelukkig omdat ik een kunstgebit in moest. Het deed zo zeer!

Ten slotte was ik gelukkig hoewel ik geen tanden meer had. Ik wist niet beter.

Iemand met drie bovengebitten en drie ondergebitten.
^ Hoe tanden ons (on)gelukkig maken

18. Het geluk van lichaam en geest

Wat Meester Icarus nu toch weer heeft gehoord!

Gelukkig was ik

Lichaam: Gelukkig was ik met mezelf. Tot ik iemand met een geest zag.

Geest: Gelukkig was ik met mezelf. Tot ik iemand met een lichaam zag.

Ongelukkig was ik

Geest: Ongelukkig was ik zonder lichaam. Tot ik iemand met een lichaam sprak.

Lichaam: Ongelukkig was ik zonder geest. Tot ik iemand met een geest sprak.

19. Hoe piemels ons (on)gelukkig maken

Wat Meester Icarus nu toch weer heeft gehoord!

Gelukkig was ik

Zegt de eerste spreker: Gelukkig was ik zonder piemel. Tot ik iemand met een piemel zag.

Zegt de tweede: Gelukkig was ik met mijn piemel. Tot ik iemand met een grotere piemel zag.

Zegt de derde: Gelukkig was ik met mijn piemel. Tot ik iemand met een kleinere piemel zag.

Zegt de vierde: Gelukkig was ik met mijn piemel. Tot ik iemand zonder piemel zag.

Ongelukkig was ik

Zegt de eerste spreker: Ongelukkig was ik zonder piemel. Tot ik iemand met een piemel zag.

Zegt de tweede: Ongelukkig was ik met mijn piemel. Tot ik iemand met een grotere piemel zag.

Zegt de derde: Ongelukkig was ik met mijn piemel. Tot ik iemand met een kleinere piemel zag.

Zegt de vierde: Ongelukkig was ik met mijn piemel. Tot ik iemand zonder piemel zag.

Afbeelding: Iemand met een piemel als neus.

20. Hoe piemels anderen (on)gelukkig maken

Wat Meester Icarus nu toch weer heeft gehoord!

Gelukkig was ik

Zegt de eerste spreker: Gelukkig was ik met zijn kittelaar. Tot ik iemand met een piemel zag.

Zegt de tweede: Gelukkig was ik met zijn piemel. Tot ik iemand met een grotere piemel zag.

Zegt de derde: Gelukkig was ik met zijn piemel. Tot ik iemand met een kleinere piemel zag.

Zegt de vierde: Gelukkig was ik met zijn piemel. Tot ik iemand zonder piemel zag.

Ongelukkig was ik

Zegt de eerste spreker: Ongelukkig was ik met zijn kittelaar. Tot ik iemand met een piemel zag.

Zegt de tweede: Ongelukkig was ik met zijn piemel. Tot ik iemand met een grotere piemel zag.

Zegt de derde: Ongelukkig was ik met zijn piemel. Tot ik iemand met een kleinere piemel zag.

Zegt de vierde: Ongelukkig was ik met zijn piemel. Tot ik iemand zonder piemel zag.

Afbeelding: Iemand met een neus als piemel.

21. Hoe borsten ons (on)gelukkig maken

Wat Meester Icarus nu toch weer heeft gehoord!

Gelukkig was ik

Zegt de eerste spreker: Gelukkig was ik zonder borsten. Tot ik iemand met borsten zag.

Zegt de tweede: Gelukkig was ik met mijn borsten. Tot ik iemand met grotere borsten zag.

Zegt de derde: Gelukkig was ik met mijn borsten. Tot ik iemand met kleinere borsten zag.

Zegt de vierde: Gelukkig was ik met mijn borsten. Tot ik iemand zonder borsten zag.

Ongelukkig was ik

Zegt de eerste spreker: Ongelukkig was ik zonder borsten. Tot ik iemand met borsten zag.

Zegt de tweede: Ongelukkig was ik met mijn borsten. Tot ik iemand met grotere borsten zag.

Zegt de derde: Ongelukkig was ik met mijn borsten. Tot ik iemand met kleinere borsten zag.

Zegt de vierde: Ongelukkig was ik met mijn borsten. Tot ik iemand zonder borsten zag.

Naakt met borsten op haar rug.

22. Hoe borsten anderen (on)gelukkig maken

Wat Meester Icarus nu toch weer heeft gehoord!

Gelukkig was ik

Zegt de eerste spreker: Gelukkig was ik met haar platte borst. Tot ik iemand met borsten zag.

Zegt de tweede: Gelukkig was ik met haar borsten. Tot ik iemand met grotere borsten zag.

Zegt de derde: Gelukkig was ik met haar borsten. Tot ik iemand met kleinere borsten zag.

Zegt de vierde: Gelukkig was ik met haar borsten. Tot ik iemand zonder borsten zag.

Ongelukkig was ik

Zegt de eerste : Ongelukkig was ik met haar platte borst. Tot ik iemand met borsten zag.

Zegt de tweede: Ongelukkig was ik met haar borsten. Tot ik iemand met grotere borsten zag.

Zegt de derde: Ongelukkig was ik met haar borsten. Tot ik iemand met kleinere borsten zag.

Zegt de vierde: Ongelukkig was ik met haar borsten. Tot ik iemand zonder borsten zag.

Afbeelding: Naakt met ogen in plaats van tepels.

23. Hoe haren ons (on)gelukkig maken

Wat Meester Icarus nu toch weer heeft gehoord!

1

Zegt de ene spreker: Gelukkig was ik zonder haar. Tot ik iemand met haar zag.

Zegt de andere: Gelukkig was ik met mijn haar. Tot ik iemand met meer haar zag.

2

Zegt de ene: Gelukkig was ik met mijn krulhaar. Tot ik iemand met kroeshaar zag.

Zegt de andere: Gelukkig was ik met mijn kroeshaar. Tot ik iemand met steil haar zag.

3

Zegt de ene: Gelukkig was ik met mijn steile haar. Tot ik iemand met golvend haar zag.

Zegt de andere: Gelukkig was ik met mijn zwarte haar. Tot ik iemand met blond haar zag.

4

Zegt de ene: Gelukkig was ik met mijn blonde haar. Tot ik iemand met bruin haar zag.

Zegt de andere: Gelukkig was ik met mijn bruine haar. Tot ik iemand met rood haar zag.

5

Zegt de ene: Gelukkig was ik met mijn rode haar. Tot ik iemand met grijs haar zag.

Zegt de andere: Gelukkig was ik met mijn grijze haar. Tot ik iemand zonder haar zag.

Afbeelding: Orang-oetan met een blauwe coupe.

24. Hoe opleiding, werk, geld, familie, familie, liefde en kinderen ons (on)gelukkig maken

Wat Meester Icarus nu toch weer heeft gehoord!

1

Zegt de ene spreker: Ongelukkig was ik zonder opleiding. Tot ik iemand met een opleiding sprak.

Zegt de andere: Ongelukkig was ik met mijn opleiding. Tot ik iemand zonder opleiding sprak.

2

Zegt de ene spreker: Ongelukkig was ik zonder werk. Tot ik iemand met een baan sprak.

Zegt de andere: Ongelukkig was ik met mijn baan. Tot ik iemand zonder werk sprak.

3

Zegt de ene spreker: Ongelukkig was ik met mijn familie. Tot ik iemand zonder familie sprak.

Zegt de andere: Ongelukkig was ik zonder familie. Tot ik iemand met familie sprak.

4

Zegt de ene spreker: Ongelukkig was ik met mijn partner. Tot ik iemand zonder partner sprak.

Zegt de andere: Ongelukkig was ik zonder partner. Tot ik iemand met een partner sprak.

5

Zegt de ene spreker: Ongelukkig was ik met mijn kinderen. Tot ik iemand zonder kinderen sprak.

Zegt de andere: Ongelukkig was ik zonder kinderen. Tot ik iemand met kinderen sprak.

Vragen aan de lezer

Welke gedachten maken jou gelukkig?

Welke gedachten maken je ongelukkig?

Zou je gelukkiger zijn als je zelf kon bepalen wat je dacht?

Zou je gelukkiger zijn zonder de gedachte dat je gelukkiger zou zijn als je zelf kon bepalen wat je dacht?

Zou je gelukkiger zijn als je zelf kon bepalen welke van de gedachten die je denkt je gelukkig maken?

Zou je gelukkiger zijn zonder de gedachte dat je gelukkiger zou zijn als je zelf kon bepalen welke van de gedachten die je denkt je gelukkig maken?

Zou je gelukkiger zijn zonder gedachten?

Zou je gelukkiger zijn zonder de gedachte dat je gelukkiger zou zijn zonder gedachten?

25. Wat is ethiek?

Vijfentwintig regels uit vijf wereldreligies en wat ze hebben opgeleverd.

Onder ethiek versta ik in dit boek het geheel van impliciete en expliciete morele voorschriften – normen, waarden, deugden, zeden, regels, conventies, verboden, geboden en geloften – die het gedrag van een persoon of groep reguleert.

In het leven van alledag hebben morele voorschriften het karakter van spelregels waaraan mensen elkaar en soms ook zichzelf proberen te houden.

In de maatschappij hebben morele voorschriften het karakter van wetten en jurisprudentie waaraan burgers worden gehouden door medeburgers, politie en justitie.

In atheïstische religies zoals het boeddhisme en het humanisme hebben morele voorschriften het karakter van geloften of voornemens waaraan gelovigen zichzelf en elkaar proberen te houden.

In monotheïstische religies zoals het christendom, het jodendom en de islam hebben morele voorschriften het karakter van goddelijke geboden en verboden waaraan gelovigen worden gehouden door menselijke afgezanten.

In de moraalfilosofie vinden we talloze meer en minder ver uitgewerkte leerstelsels, uiteenlopend van het moreel relativisme van Protagoras en Socrates, via de systematische deugdenleer van Aristoteles naar het genotsbejag van Epicurus en de hedonisten, het fatalisme van de Stoa, de terughoudendheid van de sceptici en de pyrronisten, het utilitarisme van Bentham en Mill, de plichtsethiek en het categorisch imperatief van Kant, het nihilisme van Wittgenstein en de logisch positivisten, het recht van de sterkste van de fascisten, de gelaatsethiek van Levinas, de praatethiek van Habermas en de zorgethiek van Gilligan.

In de wet en in de moraalfilosofie staan de regels op schrift; je kunt elk element onderzoeken en je kunt erop afstuderen aan de universiteit.

In groepen hangen de regels in de lucht; je leert ze door fouten te maken en op je kop te krijgen.

Daartussen vind je religies, waarvan de moraal gedeeltelijk gecanoniseerd is in geboden, verboden, geloften en kloosterregels.

Hieronder vind je de hoofdregels van de vijf wereldgodsdiensten: het jodendom, het christendom, de islam, het boeddhisme en het hindoeïsme.

Voorschriften in het jodendom, het christendom en de islam

De Tien Geboden

Het christendom, het jodendom en de islam, alle drie gebaseerd op het Oude Testament, kennen elk tien geboden, maar niet steeds dezelfde. Zetten we alle oudtestamentische geboden van deze monotheïstische godsdiensten onder elkaar dan hebben we er (volgens de Wikipedia) twaalf.

1. Ik ben de Heer uw God

2. Gij zult geen andere goden hebben

3. Gij zult geen afgodsbeelden maken

4. Gij zult de naam van God niet misbruiken

5. Gedenk de sabbat en houd hem in ere

6. Eer uw vader en moeder

7. Gij zult niet doden/moorden

8. Gij zult geen overspel plegen

9. Gij zult niet stelen

10. Gij zult geen valse getuigenis afleggen

11. Gij zult de vrouw van uw medemens niet begeren

12. Gij zult het huis van uw medemens niet begeren

Naast de geboden uit het Oude Testament bevatten de Bijbel en de Koran een groot aantal voorschriften, gedragsvoorbeelden en gelijkenissen die aansporen tot een leven in dienst van God of Allah en in navolging van Christus of Mohammed.

Kloosterregels

In de monastieke vormen van deze godsdiensten krijgt de monnik ook nog eens te maken met een kloosterregel die varieert van orde tot orde en doorgaans vele voorschriften bevat. Zo beslaat de Regula Benedicti van de benedictijnen en de cisterciënzers maar liefst 73 hoofdstukken. De titel van het laatste hoofdstuk luidt: 'Over het feit dat niet de volledige beoefening van de gerechtigheid in deze regel vervat is'.

Voorschriften in het boeddhisme

Het boeddhisme kent onder meer de vier geloften van de bodhisattva, het achtvoudige pad, de vijf voorschriften voor leken, de acht voorschriften voor leken en de tien voorschriften voor monniken. Deze laatste vormen de kern van de pathimokka, een set van 227 regels voor mannelijke en 311 voor vrouwelijke monniken die op zijn beurt de kern vormt van de Vinaya, de boeddhistische kloosterregel, die duizenden voorschriften omvat.

Het Achtvoudige Pad

Het achtvoudige pad houdt in:

1. Juist begrijpen van de oorzaken van het lijden en de oplossing hiervan

2. Juiste intenties: streven naar verlichting van alle levende wezens

3. Juist spreken: niet kwaadspreken of liegen

4. Juiste handelingen: niet doden, niet stelen, geen misbruik van zintuiglijke genoegens, niet liegen, geen alcohol en drugs

5. Juist levensonderhoud: geen beroep dat anderen kwaad doet

6. Juiste inspanning: streven naar de juiste gedachten en geestestoestand

7. Juiste aandacht: vipassana

8. Juiste mentale absorptie: samadhi

De Vijf Voorschriften

De vijf voorschriften van deugdzaamheid voor leken zijn:

1. Niet doden

2. Niet stelen

3. Niet seksueel misbruiken

4. Niet liegen of roddelen

5. Geen verdovende middelen gebruiken

De Acht Voorschriften

De acht voorschriften van deugdzaamheid voor leken zijn:

1. Niet doden

2. Niet stelen

3. Geen seks

4. Niet liegen of roddelen

5. Geen verdovende middelen

6. Alleen 's ochtends eten

7. Geen vermaak, nette kleding, sieraden, maquillage of parfum

8. Geen comfortabel bed

Let op het verschil tussen het derde voorschrift van de Vijf (geen seksueel misbruik) en het derde van de Acht (geen seks).

Omdat de Acht Voorschriften zoveel strenger zijn dan de Vijf Voorschriften, houden sommige boeddhisten zich er alleen aan bij bijzondere gelegenheden zoals zon- en feestdagen en retraites.

De Tien Voorschriften

De tien voorschriften van deugdzaamheid voor monniken zijn:

1. Niet doden

2. Niet stelen

3. Geen seks

4. Niet liegen of roddelen

5. Geen verdovende middelen

6. Alleen 's ochtends eten

7. Geen vermaak

8. Geen nette kleding, sieraden, maquillage of parfum

9. Geen comfortabel bed

10. Geen geld, goud of zilver

Nummers 7 en 8 corresponderen met nummer 7 van de Acht Voorschriften. Alleen nummer 10, geen geld of edelmetaal, is nieuw.

Het achtvoudige yogapad

Net als het boeddhisme kent ook het hindoeïsme een achtvoudig pad. Het is terug te vinden in het tweede deel van de yogasoetra's die worden toegeschreven aan Patanjali. Het bestaat uit acht zogeheten geledingen:

1. De vijf onthoudingen

2. De vijf voorschriften

3. Beheersing van de houding

4. Beheersing van de levensenergie

5. Het terugtrekken van de zintuigen

6. Concentratie

7. Meditatie

8. Absorptie

De Vijf Onthoudingen

Yama, de eerste van de acht geledingen, staat voor de vijf onthoudingen:

1. Geweldloosheid

2. Waarheidslievendheid

3. Niet stelen

4. Kuisheid

5. Vrij zijn van bezitterigheid

De Vijf Voorschriften

Niyama, de tweede van de acht geledingen, staat voor de vijf voorschriften:

1. Reinheid

2. Tevredenheid

3. Soberheid

4. Introspectie

5. Overgave aan God

Een heilloze weg

Het christendom, de islam, het boeddhisme en het hindoeïsme zijn elk al duizenden jaren oud. Ze hebben in hun lange historie alle denkbare middelen ingezet om moreel gedrag af te dwingen. Ook middelen die volledig tegen de eigen moraal ingingen, zoals de Inquisitie, de fatwa, de heilige oorlog.

En, wat heeft het opgeleverd?

1. Misbruiken we de naam van God niet?

2. Houden we de sabbat in ere?

3. Eren we onze vader en moeder?

4. Doden en moorden we niet?

5. Plegen we geen overspel?

6. Stelen we niet?

7. Leggen we geen valse getuigenissen af?

8. Begeren we de vrouw van de medemens niet?

9. Begeren we het huis van de medemens niet?

10. Doen we niet aan seksueel misbruik?

11. Doen we niet aan seks?

12. Liegen en roddelen we niet?

13. Gebruiken we geen verdovende of opwekkende middelen?

14. Eten we alleen 's ochtends?

15. Zien we af van vermaak?

16. Zien we af van nette kleding, sieraden, maquillage en parfum?

17. Slapen we niet in een comfortabel bed?

18. Bezitten we geen geld, goud of zilver?

19. Zijn we geweldloos?

20. Hebben we de waarheid lief?

21. Zijn we rein?

22. Zijn we tevreden?

23. Zijn we sober?

24. Zijn we introspectief?

25. Geven we ons over aan God?

Nee hè? Natuurlijk niet! En waarom niet?

Lang niet alle mensen hebben een geloof.

Lang niet alle gelovigen kennen de regels van hun geloof.

Lang niet alle gelovigen die de regels kennen zijn het er altijd mee eens.

Lang niet alle gelovigen die het altijd met de regels eens zijn slagen erin zich eraan te houden.

Lang niet alle regels zijn altijd met zichzelf of met elkaar te verenigen.

Vragen aan de lezer

Aan welke regels probeer jij je te houden? Waarom?

Lukt dat altijd? Waarom (niet)?

Geloof jij in de vrije wil? Zou je er ook niet in kunnen geloven als je dat wilde?

Vind jij dat iedereen zich zou moeten houden aan jouw regels? Waarom (niet)?

Vind je dat mensen die zich niet aan jouw regels houden gestraft zouden moeten worden? Zo ja, welke straffen heb je dan voor ogen? Zijn die straffen in overeenstemming met jouw regels?

26. Hebben wij wel wat te willen?

Het is maar net aan wie je het vraagt.

Alle morele voorschriften veronderstellen een vrije wil. Als we niet vrij kunnen kiezen kunnen we ook niet verantwoordelijk worden gesteld voor de geboden, geloften, etiquette, regels en wetten die we overtreden.

De meeste mensen lijken wel een bepaalde mate van wilsvrijheid te ervaren. Toch is lang niet iedereen het erover eens dat we ons lot zelfs maar gedeeltelijk bepalen.

Volgens materialisten wordt ons doen en laten volledig bepaald door de stof en is de geest een bijverschijnsel en de ervaring van keuzevrijheid een illusie.

Volgens deterministen valt er niets te kiezen omdat iedere schijnbare keuze volledig wordt bepaald door voorafgaande oorzaken.

Volgens het christendom, het jodendom en de islam is God oppermachtig maar heeft Hij de mens een vrije wil gegeven waarmee hij zelf kan kiezen tussen goed en kwaad. Afhankelijk van zijn keuzes wordt hij bij de Grote Afrekening op de dag des oordeels beloond met een verblijf in de hemel of gestraft met een verblijf in de hel, ook als hij niet naar de hemel wil, of naar de hel.

Volgens non-dualisten is de persoon een illusie in het universele bewustzijn en hebben wij evenveel in te brengen als een romanheld in een boek of een acteur in een film.

Volgens sommige boeddhisten hebben de dingen geen kern en de mensen geen ziel en staat niets op zichzelf: de doctrines van leegte (sunyata), niet-zelf (anatman) en afhankelijk ontstaan.

Volgens andere boeddhisten, en soms dezelfde, is het afleggen en naleven van geloften op basis van vrijwilligheid de kern van het achtvoudige pad.

Hebben wij een vrije wil? Het is maar net aan wie je het vraagt. Als je het mij vraagt? Ik zou het echt niet weten.

27. Aarde, zee, wind, vuur, mens

De vijf elementen.

Meester Icarus zegt:

De aarde geeft niet.
De aarde neemt niet.
De aarde is niet goed.
De aarde is niet slecht.

De aarde is de aarde.

De zee geeft niet.
De zee neemt niet.
De zee is niet goed.
De zee is niet slecht.

De zee is de zee.

De wind geeft niet.
De wind neemt niet.
De wind is niet goed.
De wind is niet slecht.

De wind is de wind.

Het vuur geeft niet.
Het vuur neemt niet.
Het vuur is niet goed.
Het vuur is niet slecht.

Het vuur is het vuur.

Aarde is de mens.
Zee is de mens.
Wind is de mens.
Vuur is de mens.

De mens geeft niet.
De mens neemt niet.
De mens is niet goed.
De mens is niet slecht.

De mens is de mens.

28. Tussen oordelen en niet-oordelen vind je de deur naar dwijsheid

De tautologica van niet-weten; een oneindige reeks vliegen in geen-klap.

1. Mensen

Ik weet niet wat goed of slecht is.

Voor mij zijn mensen goed noch slecht.

Mensen zijn mensen.

Daarmee is alles gezegd.

2. Mensen die oordelen

Ik weet niet wat goed of slecht is.

Voor mij is oordelen goed noch slecht.

Mensen die oordelen zijn goed noch slecht.

Mensen die oordelen zijn mensen.

Daarmee is alles gezegd.

3. Mensen die niet oordelen

Ik weet niet wat goed of slecht is.

Voor mij is niet-oordelen goed noch slecht.

Mensen die niet oordelen zijn goed noch slecht.

Mensen die niet oordelen zijn mensen.

Daarmee is alles gezegd.

4. Mensen die het oordelen veroordelen

Ik weet niet wat goed of slecht is.

Voor mij is het oordelen veroordelen goed noch slecht.

Mensen die het oordelen veroordelen zijn goed noch slecht.

Mensen die het oordelen veroordelen zijn mensen.

Daarmee is alles gezegd.

5. Mensen die het oordelen niet veroordelen

Ik weet niet wat goed of slecht is.

Voor mij is het oordelen niet veroordelen goed noch slecht.

Mensen die het oordelen niet veroordelen zijn goed noch slecht.

Mensen die het oordelen niet veroordelen zijn mensen.

Daarmee is alles gezegd.

6. Mensen die het oordelen over het oordelen veroordelen

Ik weet niet wat goed of slecht is.

Voor mij is het oordelen over het oordelen veroordelen goed noch slecht.

Mensen die het oordelen over het oordelen veroordelen zijn goed noch slecht.

Mensen die het oordelen over het oordelen veroordelen zijn mensen.

Daarmee is alles gezegd.

7. Mensen die het oordelen over het oordelen niet veroordelen

Ik weet niet wat goed of slecht is.

Voor mij is het niet oordelen over het oordelen veroordelen goed noch slecht.

Mensen die het niet oordelen over het oordelen veroordelen zijn goed noch slecht.

Mensen die het niet oordelen over het oordelen veroordelen zijn mensen.

Daarmee is alles gezegd.

7. Mensen die het oordelen over het oordelen over het oordelen veroordelen

Et cetera ad infinitum.

29. Niet-weten is een eindeloze retraite

Oprukken en terugtrekken met Meester Icarus.

Leerling: Wat is weten?

Meester: Een almaar terugtrekkende beweging.

Leerling: Waaruit?

Meester: Je grenzeloze onwetendheid.

Leerling: Wat is niet-weten?

Meester: Een almaar terugtrekkende beweging.

Leerling: Waaruit?

Meester: Het almaar oprukkende weten.

Leerling: Waar kom je dan uit?

Meester: Uiteindelijk?

Leerling: Nou?

Meester: Bij je grenzeloze onwetendheid.

Leerling: Hè?

Meester: Wat?

Leerling: Daar kom je toch juist vandaan?

Meester: Daar ben je nooit weggeweest.

Leerling: Maar ik dacht...

Meester: Dat dacht je maar.

Leerling: Wat als je teruggekeerd bent bij je oorsprong?

Meester: Een almaar terugtrekkende beweging.

Leerling: Hè?

Meester: Wat?

Leerling: Waaruit?

Meester: De almaar terugtrekkende beweging.

30. Wijsheid en dwaasheid tussen gisteren en morgen

Gevleugelde woorden van Meester Icarus.

Dwaasheid is wat gisteren wijsheid leek.

Wijsheid is wat morgen dwaasheid blijkt.

31. Wat is er voorbij alle wijsheid?

Vooruitkijken en terugblikken met Meester Icarus.

Leerling: Wat is dwaasheid?

Meester: Je vorige inzicht.

Leerling: Wat is wijsheid?

Meester: Je huidige inzicht.

Leerling: Wat is hogere wijsheid?

Meester: Je volgende inzicht.

Leerling: Zo blijf je aan de gang.

Meester: Zeg dat wel.

Leerling: Wat is de hoogste wijsheid?

Meester: De wijsheid voorbij.

Leerling: Bedoelt u de wijsheid voorbij alle wijsheid?

Meester: Nee, dat is gewoon weer wijsheid.

Leerling: En als je daar voorbij bent?

Meester: Dan was het dwaasheid.

32. Dwijs is dwaas noch wijs

Uit de ban van je gedachten zonder ban op je gedachten.

Wetend noemen we degene die in de ban is van standpunten, overtuigingen, begrippen, theorieën, veronderstellingen, normen, waarden en andersoortige gedachten.

Zijn we het met hem eens dan noemen we hem wijs, zijn we het oneens dan noemen we hem dwaas.

Niet-wetend noemen we degene die niet in de ban is van zijn gedachten.

Dus ook niet van de gedachte dat hij niet in de ban van zijn gedachten zou zijn.

Ook niet van de gedachte dat je je op een of andere manier aan de ban van je gedachten zou kunnen onttrekken.

Ook niet van de gedachte dat je je onmogelijk aan de ban van je gedachten zou kunnen onttrekken.

Ook niet van de gedachte dat er een hij zou zijn die ergens wel of niet van in de ban zou kunnen zijn of zich daar wel of niet aan zou kunnen onttrekken.

Ook niet van de gedachte dat er geen hij zou zijn die ergens wel of niet van in de ban zou kunnen zijn of zich daar wel of niet zou kunnen onttrekken.

Daar de weetniet geen enkele gedachte zonder meer bevestigt of ontkent, deze ook niet, kunnen we het ook niet met hem eens of oneens zijn, en kunnen we hem ook niet wijs of dwaas noemen.

Daarom noem ik hem maar dwijs.

33. De Grote Dood

is een gulle gever.

Leerling: Wat is een dwaas?

Meester: Iemand die zijn geest scherpt.

Leerling: Wat is een wijze?

Meester: Iemand die zijn geest opent.

Leerling: Bent u een dwaas of een wijze?

Meester: Geen van beide.

Leerling: Hoe komt dat?

Meester: Ik heb de geest gegeven.

34. Dwijsheid vind je tussen dwaasheid en wijsheid

Gezichtspunten vermenigvuldigen en delen.

Dwaasheid is de Waarheid najagen.

Wijsheid is denken dat je de hoogste, de laatste, de enige Waarheid hebt gevonden. En weer. En nog eens. Hoe vaak heb jij de de hoogste, laatste, enige Waarheid al gevonden?

Wie de hoogste, de laatste, de enige Waarheid gevonden denkt te hebben, gaat op zijn lauweren rusten. Lauweren is een mooi woord voor krent, rusten is een mooi woord voor zitten, wie de Waarheid kent zit op zijn krent, heeft praats voor tien en komt niet meer van zijn plaats. Tot hij zijn Waarheid heeft doorzien, en weer op zoek moet naar de volgende hoogste laatste enige Waarheid.

Paal met richtingaanwijzer; de pijl is afgebroken en er weer op getimmerd, nu in tegenovergestelde richting.
^ Wijsheid.

Dwijsheid is: geen onderscheid weten te maken tussen dwaasheid en wijsheid. De dwijze kan gaan en staan waar hij wil. Links, rechts, voor, achter, op, neer, niets houdt hem tegen, niets sleurt hem mee.

Paal met pijlen in alle richtingen.
^ Dwijsheid.

Wat dwaas lijkt, is alleen maar dwaas vanuit een beperkt gezichtspunt.

Wat wijs lijkt, is alleen maar wijs vanuit een ander beperkt gezichtspunt.

Wat als je iets bekijkt vanuit meerdere gezichtspunten?

Vanuit alle mogelijke gezichtspunten?

Zonder enig gezichtspunt?

Dan is het dwaas én wijs.

Dwaas noch wijs.

Dwijs.

35. De dwaas verlangt naar later, de wijze naar vroeger

En de dwijze?

'Wat wil een dwaas?'

'Wijs worden.'

'En een wijze?'

'Dwaas worden.'

'En een dwijze?'

'Die maakt het niet meer uit.'

36. Spreken is verdelen

Maar daarom is zwijgen nog geen verenigen.

Dat de wijze over wijsheid beschikt – oordeelsvermogen, onderscheidingsvermogen, kennis, inzicht – betekent nog niet dat de dwijze over dwijsheid beschikt.

Dwijsheid is niet iets waarover je beschikt. Dwijsheid is iets waarover je de beschikking bent kwijtgeraakt – oordeelsvermogen, onderscheidingsvermogen, kennis, inzicht.

Of laat ik het zo zeggen: van dwijsheid spreek je als je oordeelsvermogen, onderscheidingsvermogen, kennis en inzicht niet meer over jou beschikken.

Willen we ons voor de verandering positief uitdrukken, dan moeten we dwijsheid omschrijven als het oordeel dat al onze oordelen grondeloos zijn, dit oordeel ook. Het onderscheid dat al onze onderscheidingen grondeloos zijn, dit onderscheid ook. De kennis dat al onze kennis grondeloos is, deze kennis ook. Het inzicht dat al onze inzichten grondeloos zijn, dit inzicht ook.

Met deze kunstgreep introduceren we onwillekeurig het onderscheid gegrond - grondeloos, dat uitgaande van bovenstaande omschrijving zelf niet anders dan grondeloos kan zijn.

Bovendien positioneert het woord dwijsheid, dat het onderscheid tussen dwaasheid en wijsheid wil overbruggen, zich ongewild tussen deze termen in en introduceert het onbedoeld twee nieuwe onderscheidingen: dwaasheid versus dwijsheid en dwijsheid versus wijsheid. Om die te overbruggen hebben we twee nieuwe begrippen nodig, die het midden houden tussen dwaasheid en dwijsheid respectievelijk dwijsheid en wijsheid.

Zo gaat het van kwaad tot erger. Wat ons weer opzadelt met de onderscheidingen goed versus kwaad en beter versus erger. Want spreken is verdelen. Maar daarom is zwijgen nog geen verenigen.

Afbeelding: Gezicht met twee (sprekende?) monden naast of boven elkaar. Bijschrift: Spreken is verdelen.

37. Woordenboek niet-weten: kind, volwassene, bejaarde

Levenslang verlangen

kind

iemand die volwassen wil zijn

volwassene

iemand die gepensioneerd wil zijn

bejaarde

iemand die weer kind wil zijn

Afbeelding: Baby met baard en wandelstok.

38. Woordenboek niet-weten: dwaas, wijze (1)

dwaas

iemand die zichzelf wat wijsmaakt

wijze

iemand die anderen wat wijsmaakt

39. Woordenboek niet-weten: dwaas, wijze (2)

(vanuit het perspectief van uitdoving)

dwaas

iemand die niets meer wil voelen

wijze

iemand die weer wat wil voelen

40. Woordenboek niet-weten: dwaas, wijze (3)

(vanuit het perspectief van onthechting)

dwaas

iemand die wou dat hij niks meer wou

wijze

iemand die wou dat hij nog wat wou

41. Twee baasjes met een hondenbaan

Wat Meester Icarus nu toch weer heeft gehoord!

Baasje: Ik heb mijn hond leren apporteren.

Hond: Ik heb mijn baasje leren gooien.

Baasje dat een hond rondslingert aan zijn riem.
^ Ik heb mijn baasje leren gooien.

42. Wil de echte wil nu opstaan?

Over de inwendige en uitwendige componenten van 'onze wil'.

Meester: Ben jij een vrij mens?

Leerling: Ik ben de baas over mijn eigen leven. Zoals iedereen de baas is over zijn eigen leven. We hebben allemaal een eigen wil. Een vrije wil.

Meester: Geloof jij daar dan in?

Leerling: De vrije wil is niet iets waar je in gelooft. De vrije wil is wat je hebt. Iets wat je in staat stelt om te kiezen en je verantwoordelijkheid te nemen. Over jezelf te beschikken. Je eigen leven vorm te geven.

Meester: Welke wil heb je het nu over? De wil van je hersenstam? De wil van je kleine hersenen? De wil van je grote hersenen? De wil van je linker hersenen? De wil van je rechterhersenen? De wil van je epifyse? De wil van je hormonen? De wil van je genen? De wil van je proteïnen? De wil van je geslachtsdelen? De wil van je instinct? De wil van je id? De wil van je ego? De wil van je superego? De wil van je persoon? De wil van je lichaam? De wil van je geest? De wil van je ziel? De wil van je hart? De wil van je intuïtie? De wil van je innerlijke goeroe?

Leerling: Jeetje.

Meester: Al die lichamelijke en geestelijke onderdelen van jouw organisme, met elk een eigen agenda, die je alle kanten tegelijk opsturen, welke daarvan ben jij?

Leerling: Nou...

Meester: En hoe zit het met de invloeden van buitenaf? Spelen die geen rol? Word jij niet aangestuurd door andere willen?

Leerling: Niet in de eerste plaats, zou ik zeggen.

Meester: Niet door de wil van je vrouw? Niet door de wil van je schoonfamilie? Niet door de wil van je baas? Niet door de wil van je buren? Niet door de wil van je kinderen? Niet door de wil van je vrienden? Niet door de wil van je vijanden? Niet door de wil van je crediteuren? Niet door de wil van de voorbijgangers? Niet door de wil van de rechterlijke macht en de uitvoerende instanties? Niet door de wil van de natuur en alle schepselen daarin? Niet door de wil van...

Leerling: Genade!

Meester: Genade is de wil van god.

Leerling: Ook dat nog.

Meester: Dus hoe vrij is jouw vrije wil, aangenomen dat je die hebt?

43. Elf baasjes en elf dwaasjes

Wat Meester Icarus nu toch weer heeft gehoord!

Reder: Ik ben de belangrijkste, want ik bepaal de vracht!

Kapitein: Ik ben de belangrijkste, want ik bepaal de belading!

Stuurman: Ik ben de belangrijkste, want ik bepaal de route!

Machinist: Ik ben de belangrijkste, want ik hou de machines draaiende!

Kok: Ik ben de belangrijkste, want ik hou de mensen draaiende!

Matroos: Ik ben de belangrijkste, want ik hou het dek begaanbaar!

Werf: Ik ben de belangrijkste, want ik onderhoud het schip!

Fabriek: Ik ben de belangrijkste, want ik lever het staal!

Zee: Ik ben de belangrijkste, want ik hou het schip drijvende!

Bodem: Ik ben de belangrijkste, want ik hou de zee drijvende!

Hans: Ik ben de belangrijkste, want ik schrijf deze tekst!

Lezer: Ik ben de belangrijkste, want...

Afbeelding: Boegbeeld van een schip, misschien wel Icarus met gespreide vleugels. Bijschrift: Ik ben de belangrijkste, want ik klief de golven!

44. Woordenboek niet-weten: de onvrije wil en de metawil

Veel mensen weten zeker dat ze een vrije wil hebben, maar is dat wel zo?

We willen van alles en nog wat, inderdaad, maar kunnen we willen wat we maar willen?

Want dat is de hamvraag: niet of je wat wilt maar of je zelf bepaalt wat het is dat je wilt.

Niet of je eigen baas bent maar of je de baas bent over je eigen baas.

Zelf bepalen wat je wilt willen eten

Als volwassene mag ik zelf uitmaken of ik wel of niet rook of drink, maar kan ik ook zelf uitmaken of ik wel of niet wil roken of drinken?

In een a la carte restaurant mag ik kiezen welke gerecht ik wil eten, maar kan ik ook zelf bepalen wat het is dat ik wil eten? Kan ik iets willen wat ik niet niet lust, kan ik mijn smaak op ieder moment naar mijn hand zetten of blijft mijn keuzevrijheid beperkt tot mijn favoriete gerechten?

Vaak zat heb ik geprobeerd iets te lusten wat ik niet lust, en verdomd, het ging niet. Zelfs bestellen wat ik niet lust is me nooit gelukt, behalve per ongeluk. Mijn wil om iets te bestellen wat ik ook echt wilde was gewoon te groot.

Misschien dat het jou wel lukt om in een restaurant iets te bestellen wat je niet lust, maar dan doe je dat niet omdat je het wilt éten, omdat je je smaak naar willekeur hebt veranderd, maar omdat je wilt bewijzen dat je iets tegen je wil in kunt doen, dat jij toch echt de baas bent.

Ben je dat? Had je het ook kunnen laten? Was je op dat moment in staat om iets te bestellen wat je wél lust of was de drang om te bewijzen dat jij de baas bent je de baas?

Zelf bepalen wie je wilt willen zien

Op straat kan ik kijken naar wie ik wil. Als ik mijn best doe kan ik zelfs kijken naar wie ik niet wil zien. Maar kan ik ook willen kijken naar wie ik niet wil zien?

Ik heb het geprobeerd, ik heb mezelf getraind om mijn voorkeuren te negeren. Dat lukt, omdat ik op dat moment wil uitzoeken of ik het kan, en die wil is tijdelijk sterker dan de wil om te kijken naar wie ik wil.

Lang hou ik het niet vol. De wil om te kijken naar wie ik niet wil kijken, is op den duur niet bestand tegen de wil om te kijken naar wie ik wil.

Mijn kijkgedrag is trouwens best stereotiep. Als er mensen zijn, kijk ik naar mensen. Als er vrouwen bij zijn kijk ik naar de vrouwen. Razendsnel en volautomatisch pik ik mijn type eruit en richt daar mijn aandacht op.

Komt het tot groeten of een gesprekje, dan verdeel ik fatsoenshalve en uit mededogen mijn aandacht over de aanwezigen, alsof ze me allemaal even lief zijn.

Zelf bepalen op wie je wilt willen stemmen

In het stemhokje mag ik zelf bepalen op wie ik stem, maar kan ik ook zelf bepalen op wie ik wil willen stemmen?

Stel dat ik met de ezeltje-prikmethode willekeurig een politicus uitkies, kan ik daar dan op stemmen? Ik betwijfel het. Waarschijnlijk zou ik net zo lang blijven ezeltjeprikken tot ik zo niet de politicus van mijn voorkeur dan toch een partijgenoot trof.

En dat terwijl ik mijn voorkeuren als geen ander weet te relativeren en praktisch geen politieke of andere overtuigingen heb.

Zelf bepalen wat je wilt willen

Kan ik alleen door het te willen van het ene moment op het andere het tegenovergestelde willen van wat ik daarnet wilde? Dat lijkt mij namelijk de enige interessante vorm van vrijheid. Dat je geen slaaf bent van wat je wilt maar de meester van je wil.

De vrije wil, waar hebben we het over? Als ik bij mezelf naar binnen kijk kan ik nergens ook maar het geringste spoortje vrije wil ontdekken. Nog ongericht, vrij door mij te gebruiken voor een object naar keuze, zolang ik wil, op ieder moment te veranderen.

Ik ben niet vrij om te kiezen wat ik wil, ik ben gebonden aan wat het ook maar is dat ik wil. Ik dans naar de pijpen van mijn onvrije wil zou je kunnen zeggen. Mijn wil is altijd gebonden.

Wie of wat bepaalt wat de wil wil?

Wie of wat bepaalt wat de wil wil?

Niet de 'wil', die is het willen ook maar overkomen.

Niet ik. Mij is het willen, het 'hebben' van een wil, de eigenwilligheid, ook maar overkomen.

Soms stem ik in met wat ik wil. Dan wil ik wat ik wil, dan klopt het.

Minstens zo vaak wil ik iets mijns ondanks. Dan wil ik het niet willen, of minder hard willen, of minder vaak willen, maar heb ik simpelweg geen keus. Dan moet en zal ik het willen. Dan word ik voor mijn gevoel gewild. Maar waardoor?

Als er al zoiets is als een wil, een agens die verantwoordelijk is voor het willen, dan is dat een onvrije wil, lijkt mij, een gebonden wil die naar de pijpen danst van, eh... zeg het maar. Van een hogere wil? Van een lagere wil? Van mijn systeem? Van mijn subsystemen? Van de omstandigheden? Van de situatie? Van de wereld als geheel?

Als er niet zoiets is als een wil, dan ben ik het zelf die gebonden is aan wat het ook maar is dat ik wil, dan ben ik degene die naar de pijpen danst van, eh... zeg het maar.

Als er niet zoiets is als een ik, zoals het boeddhisme wil, dan is er alleen maar willen zonder iets of iemand die dat wil – zonder pijpen, zeg maar.

Hoe het werkelijk zit met de vrije wil weet ik niet. Onderzoeken kan ik het wel, al weet ik niet of ik dat doe uit vrije wil, niet of ik wat zal vinden, niet of er wat te vinden valt.

Over de vrije wil praten kan ik ook, vooral vanuit het hyper- of non-perspectief van niet-weten. Hieronder een lijstje van woorden die me daarbij helpen, misschien heb je er wat aan.

vrije wil

hypothetisch vermogen van een individu om in alle vrijheid keuzes te maken en ernaar te handelen

synoniem: ongebonden wil

onvrije wil

innerlijke drang die een individu noodzaakt om bepaalde 'keuzes' te maken en ernaar te handelen.

synoniem: gebonden wil

metawil

1. hypothetische wil die iets van de wil wil; 2. iets willen willen of iets niet willen willen

willen willen

dubbelwerkwoord om over de metawil te kunnen praten of die aan het woord te laten

Als je iets niet wilt maar wou dat je het wilde of hoopt dat je het gaat willen, zeg je dat je het wilt willen.

Zo zou ik best mensen willen willen ontvangen, van nature ben ik weinig gastvrij.

Ik zou best hulpbehoevenden willen willen helpen, van nature ben ik weinig zorgzaam.

Als je iets wilt maar wou dat je het niet wilde of hoopt dat je het niet meer zult willen, zeg je dat je het niet wilt willen.

Zo wil ik best niet meer willen schrijven, maar ik doe het nog te graag.

Ik zou best niet meer willen willen leven, maar dat duurt denk ik nog wel even.

Je kunt nog een stapje verder gaan en iets willen willen willen of juist niet willen willen willen. Dan heb je het over de metametawil, de derde macht van willen. Na de derde macht komt de vierde en zo verder, een aftelbaar oneindige reeks willen die evenveel elementen bevat als er natuurlijke getallen zijn.

In de praktijk houdt het voor de meeste mensen bij de tweede of derde macht wel op, schat ik in, waardoor hun zinnen leesbaar blijven en hun geest niet ontploft.

Afbeelding: Vier identieke marionetten onder elkaar verbonden met touwtjes met daarnaast van boven naar beneden de teksten: de metametawil, de metawil, de wil.

Vragen aan de lezer

Hoe vrij is jouw wil?

Hoe vrij is jouw metawil?

Wat zou jij wel willen willen?

Wat zou jij niet meer willen willen?

Is er iets wat je wel of niet zou willen willen willen?

45. Bazen boven bazen

Wat Meester Icarus nu toch weer heeft gehoord!

Rationalist: Het is de rede die het voor het zeggen heeft!

Romanticus: Het is het hart dat het voor het zeggen heeft!

Materialist: Het is de stof die het voor het zeggen heeft!

Idealist: Het is de geest die het voor het zeggen heeft!

Determinist: Het is het verleden dat het voor het zeggen heeft!

Teleoloog: Het is de toekomst die het voor het zeggen heeft!

Natuurkundige: Het zijn de kwanten die het voor het zeggen hebben!

Scheikundige: Het zijn de moleculen die het voor het zeggen hebben!

Geneticus: Het zijn de genen die het voor het zeggen hebben!

Neuroloog: Het is het brein dat het voor het zeggen heeft!

Psycholoog: Het is de mind die het voor het zeggen heeft!

Psychoanalyticus: Het is het id dat het voor het zeggen heeft!

Individualist: Het is de persoon die het voor het zeggen heeft!

Bioloog: Het is de sterkste die het voor het zeggen heeft!

Socioloog: Het is de groep die het voor het zeggen heeft!

Ecoloog: Het is de omgeving die het voor het zeggen heeft!

Astroloog: Het zijn de hemellichamen die het voor het zeggen hebben!

Holist: Het is het geheel dat het voor het zeggen heeft!

Taoïst: Het is de Tao die het voor het zeggen heeft!

Zenboeddhist: Het is het Zelf dat het voor het zeggen heeft!

Hindoe: Het is Atman die het voor het zeggen heeft!

Yogi: Het is Brahman die het voor het zeggen heeft!

Moslim: Het is Allah die het voor het zeggen heeft!

Christen: Het is God die het voor het zeggen heeft!

Rationalist: Het is toch echt de rede die het voor het zeggen heeft!

Romanticus: Het is toch echt het hart dat het voor het zeggen heeft!

Materialist: Het is toch echt de stof die het voor het zeggen heeft!

Et cetera ad infinitum.

46. Is niet-weten immoreel?

Alle mensen zijn altijd dieren en alle dieren zijn soms beesten.

Beste Hans,

Terwijl ik wat aan het surfen was kwam ik per ongeluk op jouw site terecht. Het niet-weten – prachtig!

Man, wat benijd ik mijn hond. Hoe die iedere dag zonder zorgen doorkomt. Hij vraagt niet veel: eten, drinken, een mand, een dak. Hij is gezegend want hij weet niet.

Weten is een vloek. De vloek van de mensheid. Het is onze zogenaamde wijsheid die onze onvolprezen aarde om zeep helpt. Weten leidt tot zelfvernietiging.

Net als jij ben ik me bewust van de absurditeit van het bestaan. Maar al is het leven een droom of een spel, ik kan er niet omheen: ook ik wéét. Ik weet dat ik van honden houdt en niet van katten. Ik wéét dat dieren dieren zijn en mensen beesten. Ik wéét dat de mensheid een gesel is voor de natuur.

Zeggen dat ik niet weet is een leugen. Het is onjuist spreken. Bovendien verklaar ik mezelf op die manier onaanspreekbaar en ontoerekeningsvatbaar. Dat is immoreel.

Daar schrijf ik je eigenlijk voor. Zelfs al zouden wij ons in een droom of game bevinden, zelfs al zou de werkelijkheid van A tot Z een illusie zijn, we mogen ons nooit onttrekken aan onze verantwoordelijkheid!

Beste Arend,

Niet alle kennis is altijd een vloek.

Niet ieder weten leidt tot zelfvernietiging.

Niet alle honden zijn altijd zorgeloos.

Sommige honden zijn net katten en omgekeerd.

Alle dieren zijn soms beesten.

Alle mensen zijn altijd dieren.

Huisdieren dragen bij aan de vernietiging van de aarde.

Niet alles op aarde gaat naar de bliksem.

Alles wat er nu aan leven op aarde is, kan er zijn omdat bijna al het eerdere leven naar de bliksem ging.

De mensheid is ook natuur.

De natuur is ook een gesel voor de mens.

Misschien is het een droom of een illusie dat het leven maar een droom of een illusie is.

Als we ons in een droom bevinden kunnen we ons nergens aan onttrekken waar de droom ons niet aan onttrekt.

Mensen verantwoordelijk stellen voor zaken waar ze geen greep op hebben is immoreel, tenzij je daar geen greep op hebt.

Het onderscheid tussen juist en onjuist spreken is een gesel van het boeddhisme en een schoolvoorbeeld van onjuist spreken.

Mij afrekenen op je eigen definitie van niet-weten is liegen.

Ik hou je niet verantwoordelijk voor je belerende brief omdat ik niet weet of je wel anders kon of omdat ik zelf geen keus heb.

Boxer met aardbol in zijn bek.
^ Huisdieren dragen bij aan de vernietiging van de aarde.

47. Gefeliciteerd met je doodgeboren kindje

Over het verschil tussen blijde verwachting en open verwachting.

'Gecondoleerd met je doodgeboren kindje.'

'Dank je.'

'Jongetje?'

'Meisje.'

'Vreselijk hè.'

'Het is maar net hoe je het bekijkt.'

'Wat?'

'Het was een mooie zwangerschap en een mooie bevalling.'

'En nu?'

'Hebben we het rijk weer alleen.'

'Ach ach.'

'Joost weet wat haar en ons bespaard is gebleven.'

'Hoe zag ze eruit?'

'Helemaal gaaf en helemaal slap.'

'Het moet een zware klap geweest zijn.'

'Had gekund.'

'Had je het zien aankomen?'

'Alleen in algemene zin.'

'Hoe bedoel je?'

'Wat leeft kan dood, ook ongeboren kindjes.'

'Je maakt niet echt een geschokte indruk.'

'Sorry.'

'En je vrouw?'

'Wat is daarmee?'

'Ze is toch negen maanden in blijde verwachting geweest.'

'Zwanger, bedoel je.'

'Niet in blijde verwachting?'

'Nou, blij...'

'Ze verwachtte niets?'

'Niets of alles. Ze hield overal rekening mee.'

'Net als jij.'

'Net als ik.'

'Zij is ook niet geschokt?'

'Tot nog toe niet.'

'Wat is het verschil tussen niets verwachten en alles verwachten?'

'Ik zou het ook niet weten.'

'Wat is het verschil tussen alles verwachten en niets weten?'

'Zelfde antwoord.'

'Dus jullie hebben het helemaal verwerkt?'

'Wie zal het zeggen.'

'Misschien een brutale vraag...'

'Eindelijk.'

'Had ik je moeten feliciteren met je doodgeboren kindje?'

'Het is maar net hoe je het bekijkt.'

Wijsheidstegeltje: 'Gecondoliteerd!'

48. Vergaat de wereld of je wereldbeeld?

Meester Icarus wrijft het erin.

1

Meester: Hoe voelde het toen je vrouw verongelukte?

Leerling: Het was alsof de grond onder mijn voeten verdween.

Meester: Welke grond?

2

Meester: Hoe voelde het toen toen je kind verongelukte?

Leerling: Het was alsof de grond onder mijn voeten verdween.

Meester: Welke voeten?

3

Meester: Hoe voelde het toen je moeder stierf?

Leerling: Het was alsof de wereld verging.

Meester: Welke wereld?

4

Meester: Hoe voelde het toen je vader stierf?

Leerling: Het was alsof de wereld verging.

Meester: Toen pas?

49. De zekerheid van niet-weten

Meester Icarus wrijft het eruit.

1

Leerling: Ik zoek zekerheid.

Meester: Wat doe je dan hier?

2

Leerling: Ik heb al mijn zekerheden opgegeven.

Meester: Heb je ze ooit gehad?

3

Leerling: Ik heb mijn zekerheden niet opgegeven, ik heb ze nooit gehad.

Meester: Behalve deze zeker.

4

Leerling: Ik heb mijn zekerheden niet opgegeven, ik heb ze nooit gehad, deze ook niet.

Meester: En deze dan?

5

Leerling: Wat doe ik hier?

Meester: Zekerheid zoeken, dacht ik.

Leerling: En, heb ik het gevonden?

Meester: Zeg jij het maar.

Leerling: Ik zou het echt niet weten.

Meester: Zoek je er nog naar?

Leerling: Helemaal vergeten.

Meester: Dan heb je het gevonden.

50. In wat voor wereld leven wij?

Is jouw wereld dezelfde als de mijne?

1

Leerling: Iedereen leeft in zijn eigen wereld.

Meester: In jouw wereld misschien.

Wereldbol als integraalhelm.
^ Iedereen leeft in zijn eigen wereld.

2

Leerling: Iedereen leeft in zijn eigen wereld, behalve u.

Meester: In jouw wereld misschien.

Leerling: U bent de enige die in de ware wereld leeft.

Meester: In jouw wereld misschien.

3

Leerling: We weten niet in wat voor wereld iedereen leeft.

Meester: In jouw wereld misschien.

Leerling: En in de uwe?

Meester: Vraag maar aan iedereen.

Leerling: Ik zou niet weten hoe.

Meester: Wat bazel je dan.

51. Geluk is niet weten (wat geluk is)

Gevleugelde woorden van Meester Icarus.

geluk

geluk is

geluk is niet

geluk is niet weten

geluk is niet weten wat

geluk is niet weten wat is

geluk is niet weten wat geluk is

geluk is niet hoeven weten wat geluk is

geluk is niet hoeven weten wat is

geluk is niet hoeven weten wat

geluk is niet hoeven weten

geluk is niet hoeven

geluk is niet

geluk is

geluk

Wijsheidstegeltje: geluk is niet weten (wat geluk is).

52. Wie het geluk zoekt, moet afzien van zijn gelijk

Meester Icarus heeft ze op een rijtje.

Leerling: Wie het gelijk zoekt moet afzien van zijn gelijk.

Meester: Och...

Leerling: En wie het gelijk zoekt moet afzien van zijn geluk.

Meester: Dat zeg jij.

Leerling: Wat zegt u?

Meester: Soms heb je geluk, soms heb je gelijk.

Leerling: Daar valt weinig tegenin te brengen.

Meester: Soms zoek je het geluk, soms niet; soms zoek je het gelijk, soms niet.

Leerling: Zo lust ik er nog wel een.

Meester: Soms word je gelukkig van je gelijk, soms ongelukkig; soms word je gelukkig van je ongelijk, soms ongelukkig.

Leerling: Uit het leven gegrepen.

Meester: Soms ben je gewoon gelukkig, soms ben je gewoon ongelukkig; soms heb je gewoon gelijk, soms heb je gewoon ongelijk.

Leerling: Maar waar het nu aan ligt?

Meester: Soms ben je gelukkig én ongelukkig; soms heb je gelijk én ongelijk.

Leerling: Nou u het zegt.

Meester: Soms ben je gelukkig noch ongelukkig; soms heb je gelijk noch ongelijk.

Leerling: Vaker wel dan niet.

Meester: Soms denk je dat er iets aan te doen valt, soms niet.

Leerling: Maar hoe het nu zit?

Meester: Soms kan het je wat schelen, soms niet.

Leerling: U hebt helemaal gelijk.

Meester: Wat een geluk.

Wijsheidstegeltje: wie het geluk zoekt moet afzien van zijn geluk.

53. Hoe groot is jouw geluk?

De Weegschaal van Meester Icarus.

Lichtgewicht

Leerling: Beter een ons geluk dan een pond wijsheid.

Meester: Ik heb nog geen gram wijsheid.

Leerling: Hoe groot is uw geluk?

Meester: Gelukkig is mijn weegschaal stuk.

Zwaargewicht

Leerling: Beter een ons geluk dan een pond wijsheid.

Meester: Deze weegt al honderd pond.

Leerling: Wat volgt daaruit daaruit voor mijn geluk?

Meester: Volgens mij geen ene fuck.

54. Woordenboek niet-weten: het Soevereiniteitsbeginsel

Regels, we zijn er gek op en we worden er gek van. Mijn gulden regel voor de omgang met al die regels, en waarom die niet werkt.

Homo autocraticus, Homo allocraticus, Homo bureaucraticus

Geen land zonder wet, geen wet zonder tekst. Een monster van een tekst is de wet, zeker als je de jurisprudentie meetelt, verspreidt over vele boeken in gewichtige, verouderde taal. Daarin staat precies, of zo precies mogelijk, wat je allemaal wel en niet mag en moet.

Iedere staatsburger, van autochtoon tot immigrant, van analfabeet tot dyslecticus, van jongvolwassene tot hoogbejaarde, wordt geacht de wet te kennen, hihi, en zich eraan te houden, haha. Doet hij dat niet, dan kan hij worden aangeklaagd, voorgeleid, veroordeeld, bestraft. Onwetendheid is geen excuus, al is ze op zich niet strafbaar.

Je zou denken dat mensen hun hoofd en handen vol hebben aan de wet, maar dat hebben ze niet. De wet is slechts het deksel op de put, het schuim op de prut, ruik maar. Naast het staatsburgerschap maakt iedereen, of hij wil of niet, deel uit van vele vluchtige en vaste groepen, en iedere groep heeft zijn eigen geschreven en ongeschreven regels.

Is dat niet genoeg, en, raar maar waar, voor miljarden is het dat niet, dan kun je je onverzadigbare honger naar regels stillen met voorschriften uit het christendom, het jodendom, de islam, het boeddhisme, het hindoeïsme en talloze kleinere religies en leerstelsels.

Al die regels zijn bedacht door of naar eigen zeggen geopenbaard aan het onbegrijpelijke volkje dat zichzelf Homo sapiens sapiens heeft genoemd, hihi, haha.

Met regels reguleren we onszelf: Homo autocraticus (of homocraticus).

Met regels reguleren we elkaar: Homo allocraticus (of heterocraticus).

De mens als bureaucraat: Homo bureaucraticus.

Homo anarchicus

Regels maken het leven makkelijker of ze maken het moeilijker maar meestal makkelijker en moeilijker, in hetzelfde opzicht en/of in verschillende.

Wat je er ook van vindt, zonder regels gaat het niet. Zelfs anarchisten ontkomen er niet aan.

De centrale regel van het anarchisme verbiedt iedere vorm van gezag. Vandaar dat anarchisten zich niet weten te organiseren in hun strijd tegen het centrale gezag, ook niet voor de gelegenheid.

Anarchisme is een onmogelijke opdracht. Door zich aan zijn centrale regel te houden is een anarchist niet meer anarchistisch; door hem te breken nog minder.

Het Soevereiniteitsbeginsel

Algemeen gesproken ben ik niet voor of tegen wetten, regels, voorschriften. Er is evenveel te zeggen voor regulering als voor deregulering.

Ik zie de voordelen én de nadelen van regels. Ik zie hoe ze beschermen én verstikken, bevrijden én onderdrukken, geweld voorkomen én institutionaliseren. Hier is het kind het badwater, ik zou niet weten wat ik moest weggooien, als ik er al iets over te zeggen had.

Er zijn nu eenmaal regels, er komen nieuwe bij, oude vallen weg, niets aan te doen. Je houdt je eraan of je overtreedt ze of beide. Ze maken je boos of blij of allebei.

Ik zou best een metamaxime willen hebben hoor, een regel voor de omgang met regels. Zoals pyrronisten zich voor hun gemoedsrust aan de regels houden, wat ze er ook van vinden. Zoals pubers voor hun gemoedsrust de regels overtreden, wat ze er ook van vinden.

Zo'n metamaxime heb ik niet. Nee, dat lieg ik, wat mag, heb ik begrepen, als je het maar eerlijk toegeeft of doet alsof. Ik heb er zelfs twee. Hier komen ze.

Ik vind dat anderen niet moeilijk moeten doen over regels die mij in mijn vrijheid beperken. En ik vind dat zij zich aan de regels moeten houden of die moeten breken wanneer het mij tot voordeel strekt.

Dat het stoplicht voor mij altijd groen is, bedoel ik, ook als het rood is. Dat het voor jou altijd rood is, ook als het groen is, tot ik voorbij ben.

Simpel toch? Ik ben soeverein. Ben jij dat ook, dan ben ik voor die gelegenheid soevereiner dan jij. Jij draagt jouw soevereiniteit zonder morren tijdelijk aan mij over.

Ik denk dat bijna iedereen zich wel in dit Soevereiniteitsbeginsel kan vinden. Daarom werkt het niet.

Kroon met een vierzijdig verkeerslicht erop dat aan alle kanten op rood staat.
^ Soevereiniteitskroon van Zijne Hoogheid Johannes Nicolaas van Dam.

55. Tussen goed en slecht vind je de deur naar niet-weten

Vijftien tetralemma's, of hoe je van twee walletjes moet eten.

Meester Tussen zegt:

Wat kinderen goed noemen vinden ouders soms slecht, of andersom. Is het nu goed of slecht of beide of geen van beide?

Wat je als kind goed noemde vind je tegenwoordig soms slecht, of andersom. Is het nu goed of slecht of beide of geen van beide?

Wat jongeren goed noemen vinden bejaarden soms slecht, of andersom. Is het nu goed of slecht of beide of geen van beide?

Wat mensen in de middeleeuwen goed noemden vinden wij nu soms slecht, of andersom. Is het nu goed of slecht of beide of geen van beide?

Wat het ene land goed noemt vindt het andere soms slecht, of andersom. Is het nu goed of slecht of beide of geen van beide?

Wat christenen goed noemen vinden boeddhisten soms slecht, of andersom. Is het nu goed of slecht of beide of geen van beide?

Wat rijken goed noemen vinden armen soms slecht, of andersom. Is het nu goed of slecht of beide of geen van beide?

Wat republikeinen goed noemen vinden monarchisten soms slecht, of andersom. Is het nu goed of slecht of beide of geen van beide?

Wat conformisten goed noemen vinden anarchisten soms slecht, of andersom. Is het nu goed of slecht of beide of geen van beide?

Wat stadslui goed noemen vinden boeren soms slecht, of andersom. Is het nu goed of slecht of beide of geen van beide?

Wat overheersers goed noemen vinden onderdrukten soms slecht, of andersom. Is het nu goed of slecht of beide of geen van beide?

Wat de sharia goed noemt vindt de halacha soms slecht, of andersom. Is het nu goed of slecht of beide of geen van beide?

Wat wij goed noemen op korte termijn vinden we soms slecht op lange termijn of andersom. Is het nu goed of slecht of beide of geen van beide?

Wat we goed noemen in het ene opzicht vinden we soms slecht in een ander of andersom. Is het nu goed of slecht of beide of geen van beide?

Wat we goed vinden voor de een vinden we soms slecht voor de ander of andersom. Is het nu goed of slecht of beide of geen van beide?

Niets is goed of slecht van zichzelf, dat maakt het denken ervan, zei Shakespeare. Of maakte zijn denken dat ervan?

Bestaan goed en slecht in werkelijkheid of alleen in onze beleving? Zijn het woorden of zaken? Kenmerken ze het object of het subject? Zijn ze relatief of absoluut?

Of is het onderscheid tussen relatief en absoluut, tussen object en subject, tussen woord en zaak, tussen werkelijkheid en beleving ook weer dubieus?

Tussen goed en slecht vind je de deur naar niet-weten.*

* In plaats van goed en slecht kun je ook goed en fout zeggen, of goed en kwaad, goed en verkeerd, ethisch en onethisch, deugdzaam en ondeugdzaam, zedelijk en onzedelijk, moreel en immoreel, juist en onjuist, correct en incorrect, netjes en vies, fatsoenlijk en onfatsoenlijk, gepast en ongepast, betamelijk en onbetamelijk, goedkeurenswaardig en afkeurenswaardig, oorbaar en onoorbaar enzovoort.

56. Ethiek – het is maar net wat je gelooft

Hoe de ethicus zichzelf rechtvaardigt.

Een onfeilbare moraal

Oordelen doen we allemaal, tenminste, ik wel, de hele dag door, en ik wil daar geen oordeel over vellen, tenminste, niet hier. Wel vraag ik me af hoe je al die oordelen moet rechtvaardigen.

Nee, dat vraag ik me niet af, ik ben daar helemaal niet mee bezig, dat vragen anderen zich af, priesters, ethici, politici, leken – mensen die geobsedeerd zijn door ethische en metaethische vraagstukken. Mensen die op zoek zijn naar een onfeilbare moraal, van toepassing op iedere situatie waarmee ze alle dilemma's vóór kunnen zijn of zonder nadenken kunnen lossen.

Een onfeilbare moraal, wat is dat? Een verzameling consistente gedragsregels die in iedere situatie meteen duidelijkheid schept.

Duidelijkheid voor wie? Voor jou persoonlijk, subjectief? Voor de gemeenschap waarvan je deel uitmaakt, intersubjectief? Voor de plaatselijke, nationale of internationale wet waaraan je bent gehouden, juridisch? Voor iedereen, altijd, overal – objectief, absoluut, universeel?

Een set gedragsregels is gauw gemaakt. Er zijn letterlijk duizenden van die verzamelingen op schrift gesteld en op drift geraakt, en ontelbaar veel ongeschreven regels die dag en nacht onvermoeibaar rondfladderen tussen en binnen onze bovenkamers, waar ze, zoals de chaostheorie leert, de ene orkaan na de andere veroorzaken – de geest is de vlinder.

Hoe kies je tussen al die regels? Op welke gronden noem je iets goed of slecht (kwaad, verkeerd, fout), juist of onjuist, moreel of immoreel, zedelijk of onzedelijk? Wat maakt mijn moraal beter dan de jouwe, wat maakt die van mijn filosofie, religie of cultuur beter dan die van jou?

Metaethica

De meningen lopen ver uiteen, zoals alle meningen overal over. Dat zegt eigenlijk al genoeg, als je het maar eens helemaal tot je door liet dringen in plaats van onvermoeibaar naar de enige juiste leer te blijven zoeken of stijfkoppig vol te houden dat die ene leer die jij omarmd hebt de enige juiste is.

Zo leert het moreel universalisme dat er objectieve universele, morele waarden bestaan die altijd, overal en op iedereen van toepassing zijn.

Het moreel particularisme en het moreel situationisme leren dat ieder moreel oordeel volledig situatiegebonden is.

De beginselethiek leert dat morele oordelen altijd gebaseerd moeten worden op ethische uitgangspunten, los van de gevolgen.

De gevolgenethiek (teleologische ethiek, nutsethiek, het consequentialisme, utilitarisme, utilisme) leert dat morele oordelen altijd gebaseerd moeten worden op de resultaten van een ethische handeling.

Het geluksutilisme noemt een handeling ethisch als hij het geluk van de betrokkenen vergroot.

Het voorkeurenutilisme noemt een handeling ethisch als hij overeenstemt met de voorkeuren van de betrokkenen.

Het negatief utilisme noemt een handeling ethisch als die het lijden van de betrokkenen verkleint.

Deontologie (normenethiek, plichtsethiek) leert dat de moraliteit van een handeling niet afhangt van overeenstemming met bepaalde uitgangspunten (als in de beginselethiek), niet van de gevolgen (als in de gevolgenethiek) maar van overeenstemming met onwrikbare gedragsregels.

De deugdethiek of deugdenethiek leert dat ethisch handelen op natuurlijke wijze voortvloeit uit bepaalde cultiveerbare deugden, zoals wijsheid, goedheid, voorzichtigheid, rechtvaardigheid, matigheid, moed, standvastigheid.

Het moreel rationalisme leert dat ethiek geen sociale constructie is maar een ontdekking door de rede van a priori principes.

Het moreel constructivisme leert dat ethiek niet door de theoretische rede ontdekt wordt maar een menselijke constructie is van de praktische rede.

Het moreel intuïtionisme leert dat morele waarden rechtstreeks gekend kunnen worden door de intuïtie, buiten de rede om.

De moral sense theory leert dat we het verschil tussen moraliteit en immoraliteit ontdekken door onze emoties bij onze reacties te observeren.

Het moreel realisme leert dat morele oordelen over objectieve aspecten van de werkelijkheid gaan, en daarom waar of onwaar zijn.

Het moreel irrealisme of moreel antirealisme leert dat er geen objectieve normen of waarden bestaan, en dat morele oordelen daarom niet waar of onwaar kunnen zijn.

Het moreel scepticisme leert dat er geen morele kennis bestaat of kan bestaan.

De moral error theory leert dat alle morele uitspraken onwaar zijn.

Het moreel nihilisme leert dat morele uitspraken altijd onjuist zijn of op zijn best juist noch onjuist.

Het moreel relativisme leert dat alle morele oordelen betrekkelijk zijn.

Het cultureel relativisme leert dat morele oordelen alleen geldig zijn binnen een bepaalde cultuur.

Het moreel subjectivisme leert dat morele oordelen alleen geldig zijn voor een bepaald individu.

De divine command theory leert dat een handeling alleen deugt als die door God is bevolen.

Het ethisch egoïsme leert dat een daad alleen deugt als die het eigenbelang van de dader dient.

Het ethisch altruïsme leert dat een daad alleen deugt als die overwegend of uitsluitend in het belang is van anderen.

Het objectivisme leert dat het hoogste doel van ieder mens zijn eigen geluk en zelfverwerkelijking is, wat er ook van komt, en zijn enige graadmeter de rede.

Het egalitarisme leert dat alle mensen evenveel waard zijn en dat dit het uitgangspunt moet zijn bij het ethisch handelen en bij de politieke besluitvorming.

Het ethisch solipsisme leert dat morele oordelen alleen in je eigen geest bestaan.

Enzovoort en zo verder.

Vragen aan de lezer

Wat is jouw mening over (de grondslagen van) ethiek?

Vind je dat iedereen er zo over zou moeten denken?

Vind je dat iedereen er wat over moet denken?

Denk je dat mensen het er ooit over eens zullen worden?

Vind jij dat alle mensen het erover eens moeten worden?

57. Het goede doen en het kwade laten, kan dat?

Moraliteit is geen code.

Meester: Wat is jouw morele code?

Leerling: Het goede doen en het kwade laten.

Meester: Niets is alleen maar goed of kwaad.

Leerling: Hoe bedoelt u?

Meester: Wat goed is in het ene opzicht is kwaad in het andere.

Leerling: Ik wil alleen maar doen wat goed is in ieder opzicht.

Meester: Dan moet je alles laten.

Leerling: Ik wil alleen maar laten wat goed is in geen enkel opzicht.

Meester: Dan moet je alles doen.

Leerling: Erg behulpzaam bent u niet.

Meester: Bekijk het anders eens vanuit ieder opzicht.

Leerling: Hoe kan dat nou!

Meester: Bekijk het dan maar zonder opzicht.

58. Sint Augustinus: Heb lief, en doe wat je wilt

Een naschrift dat inleving behoeft.

Beste Hans,

Ken jij het morele motto van Aurelius Augustinus, ama, et fac quod vis?

Beste Aloysius,

Nee.

Aloysius: Het betekent heb lief, en doe wat je wilt. Augustinus schrijft:

"Het is enkel vanuit de wortel van de liefde bekeken dat men een onderscheid kan maken tussen de handelingen van de mensen. Vele dingen kunnen goed lijken maar nochtans niet uit de wereld van liefde voortkomen. Ook doornstruiken hebben bloemen: sommige handelingen kunnen hard en brutaal lijken – en toch worden ze ingegeven door het verlangen iemand op te voeden."

En hij vervolgt:

"Ziehier een eenvoudig voorschrift dat ik je meegeef, eens en voor altijd: Heb lief, en doe wat je wilt. Indien je zwijgt, zwijg dan uit liefde; als je spreekt, spreek uit liefde; indien je iemand terechtwijst, doe het uit liefde; waar je vergeeft, vergeef je uit liefde. Zorg ervoor dat zich in de grond van je hart de wortel van liefde bevindt: en uit die wortel kan enkel het goede bloeien."

(Laat heb ik je liefgehad, Boris Todoroff 2002, pagina 135)

Prachtig, vind je niet? Een voorschrift dat naleving verdient. Wat is de plaats van liefde in jouw spiritualiteit?

Hans: Hier heb je een eenvoudig voorschrift dat ik je meegeef, eens en voor altijd. Weet niet, en doe maar wat. Als je zwijgt, zwijg dan uit onweten. Als je spreekt, spreek uit onweten. Als je iemand de les leest, doe het uit onweten. Waar je vergeeft, vergeef je uit onweten. Zorg ervoor dat zich in de grond van je hart de wortel van onweten bevindt. Uit die wortel kan alleen onweten bloeien.

Nota bene: 'Weet niet en doe maar wat' is geen voorschrift dat naleving verdient maar een naschrift dat inleving behoeft.

Wijsheidstegeltje: Weet niet en doe maar wat.
^ Een naschrift dat inleving behoeft.

59. Liefde is voor iedereen wat anders

Het helikopterperspectief van Meester Icarus.

Wat is liefde?

Het is maar net aan wie je het vraagt.

Iedereen spant het voor zijn eigen karretje.

Liefde is een vorm van eigenbelang, beweert de een.

Liefde is een kwestie van hormonen, beweert de ander.

Liefde is lust, beweert de 3e.

Liefde is een evolutionair principe, beweert de 4e.

Liefde is een samenlevingsvorm met wederzijds voordeel, beweert de 5e.

Liefde is de hoeksteen van de beschaving, beweert de 6e.

Liefde is een vorm van hysterie, beweert de 7e.

Liefde is een soort psychose, beweert de 8e.

Liefde is projectie, beweert de 9e.

Liefde is introjectie, beweert de 10e.

Liefde is een gevoel, beweert de 11e.

Liefde is een houding, beweert de 12e.

Liefde is een functie, beweert de 13e.

Liefde is je ware aard, beweert de 14e.

Liefde is een keuze, beweert de 15e.

Liefde is overgave, beweert de 16e.

Liefde is niet-oordelen, beweert de 17e.

Liefde is alles in het midden laten, beweert de 18e.

Liefde is zelfloosheid, beweert de 19e.

Liefde is eenheidsbewustzijn, beweert de 20e.

Liefde is bewustzijn, beweert de 21e.

Liefde is bewust zijn, beweert de 22e.

Liefde is gewaarzijn, beweert de 23e.

Liefde is zijn, beweert de 24e.

Liefde is de weg, beweert de 25e.

Liefde is het doel, beweert de 26e.

Liefde is de bron, beweert de 27e.

Liefde is God, beweert de 28e.

God is liefde, beweert de 29e.

Liefde is een expressie van het goddelijke, beweert de 30e.

Liefde is de hoogste waarheid, beweert de 31e.

Liefde is wat blind maakt, beweert de 32e.

Liefde is het levensprincipe, beweert de 33e.

Liefde is een epifenomeen van de materie, beweert de 34e.

Liefde is openheid, beweert de 35e.

Liefde is dit alles en nog veel meer, beweert de 36e.

Liefde is niets van dit alles, beweert de 37e.

Liefde is alles, beweert de 38e.

Liefde is niets, beweert de 39e.

Liefde is onzegbaar, beweert de 40e.

Liefde is een concept, beweert de 41e.

Liefde is een woord, beweert de 42e.

Liefde is een illusie, beweert de 43e.

Liefde is niet weten wat liefde is, beweert de 44e.

Liefde is niet-weten, beweert de 45e.

Liefde is niet, beweert de 46e.

Liefde ís, beweert de 47e.

Liefde is liefde, beweert de 48e.

Liefde? roept de 49e.

Liefde! schreeuwt de 50e.

Wat is liefde nou echt?

Het is maar net aan wie je het vraagt.

Daarmee is alles gezegd.

Wijsheidstegeltje: Het is maar net aan wie je het vraagt.
Wat is liefde? Het is maar net aan wie je het vraagt.

60. Liefde is geen idee

Laat staan twee.

Leerling: Wat is liefde?

Meester: Is liefde?

Leerling: Wou u beweren dat liefde niet bestaat?

Meester: Het is maar net wat je onder liefde verstaat.

Leerling: Wat is liefde, gesteld dat het bestaat?

Meester: Geen idee.

Leerling: Bedoelt u dat liefde geen idee is of dat u niet weet wat liefde is?

Meester: Ik zie het verschil niet.

Leerling: Ik heb het over liefde in spirituele zin.

Meester: In plaats van?

Leerling: Alledaagse liefde.

Meester: Wou jij beweren dat er twee soorten liefde zijn?

Leerling: Hoeveel soorten liefde denkt u dat er zijn?

Meester: Denk jij dat er soorten liefde zijn?

Leerling: U heeft zeker geen idee.

Meester: Jij toch ook niet?

Leerling: Waarom denkt u dat?

Meester: Waarom zou je het anders aan mij vragen?

Leerling: Kunt u niet gewoon antwoord geven?

Meester: Ik heb je al zeven keer antwoord gegeven.

Leerling: Dan vraag ik het nog een keer – wat is liefde?

Meester: Een gedachte dan maar.

Leerling: Liefde is een gedachte?

Meester: Tenzij dat ook maar een gedachte is

Leerling: Liefde is een gedachte tenzij dat ook maar een gedachte is?

Meester: Tenzij dat ook maar een gedachte is

Leerling: Gedachten zijn anders zo voorbij.

Meester: Deze ook.

Leerling: Ik denk dat liefde iets tijdloos is.

Meester: Ik heb geen ervaring met het tijdloze.

Leerling: Hoe komt dat?

Meester: Mijn ervaringen zijn altijd tijdelijk.

Leerling: Maar u niet.

Meester: Zolang ben ik er nog niet.

Leerling: Wel als u zelf het tijdloze bent.

Meester: Het is maar net wat je onder het tijdloze verstaat.

Leerling: Ik denk daarbij aan het kennen. Bewustzijn. Gewaarzijn. Ontvankelijkheid. Leegte. De ruimte waarin alles verschijnt en verdwijnt. Een staat van zijn. Het zijn zelf van het zijnde. Je ware ik. Het allerhoogste. Het ene. De waarheid. God. Onschuld. Zoiets.

Meester: Allemaal gedachten.

Leerling: Hoe weet u dat?

Meester: Je denkt eraan, zei je toch?

Leerling: Dat bewijst toch niet dat het alleen maar gedachten zijn?

Meester: Wat is het tijdloze als je er niet aan denkt?

Leerling: ...

Meester: Waar is het tijdloze als je er niet aan denkt?

Leerling: ...

Meester: Is het tijdloze als je er niet aan denkt?

Leerling: ...

Meester: Mijn idee.

Leerling: Nou weet ik het helemaal niet meer.

Meester: Tenzij dat liefde is.

Leerling: Wat als dat liefde is?

Meester: Dan zul je het nooit weten.

61. Malen zonder wieken – Meester Icarus over de zin van leven en dood

Acht opwekkend geest-dodende tetralemma's.

1. Is het leven zinvol?

Leerling: Denkt u dat het leven zinvol is?

Meester: Nee, ik denk niet dat het leven zinvol is.

Leerling: Denkt u dan dat het leven zinloos is?

Meester: Nee, ik denk niet dat het leven zinloos is.

Leerling: Denkt u dan dat het leven zowel zinvol als zinloos is?

Meester: Nee, ik denk niet dat het leven zowel zinvol als zinloos is.

Leerling: Denkt u dan dat het leven noch zinvol noch zinloos is?

Meester: Nee, ik denk niet dat het leven noch zinvol noch zinloos is.

2. Is er een juiste visie op het leven?

Leerling: Denkt u dat er een juiste visie op het leven is?

Meester: Nee, ik denk niet dat er een juiste visie op het leven is.

Leerling: Denkt u dan dat er een onjuiste visie op het leven is?

Meester: Nee, ik denk niet dat er een onjuiste visie op het leven is.

Leerling: Denkt u dan dat visies op het leven zowel juist als onjuist zijn?

Meester: Nee, ik denk niet dat visies op het leven zowel juist als onjuist zijn.

Leerling: Denkt u dan dat visies op het leven noch juist noch onjuist zijn?

Meester: Nee, ik denk niet dat visies op het leven noch juist noch onjuist zijn.

3. Is de dood zinvol?

Leerling: Denkt u dat de dood zinvol is?

Meester: Nee, ik denk niet dat de dood zinvol is.

Leerling: Denkt u dan dat de dood zinloos is?

Meester: Nee, ik denk niet dat de dood zinloos is.

Leerling: Denkt u dan dat de dood zowel zinvol als zinloos is?

Meester: Nee, ik denk niet dat de dood zowel zinvol als zinloos is.

Leerling: Denkt u dan dat de dood noch zinvol noch zinloos is?

Meester: Nee, ik denk niet dat de dood noch zinvol noch zinloos is.

4. Is er een juiste visie op de dood?

Leerling: Denkt u dat er een juiste visie op de dood is?

Meester: Nee, ik denk niet dat er een juiste visie op de dood is.

Leerling: Denkt u dan dat er een onjuiste visie op de dood is?

Meester: Nee, ik denk niet dat er een onjuiste visie op de dood is.

Leerling: Denkt u dan dat visies op de dood zowel juist als onjuist zijn?

Meester: Nee, ik denk niet dat visies op de dood zowel juist als onjuist zijn.

Leerling: Denkt u dan dat visies op de dood noch juist noch onjuist zijn?

Meester: Nee, ik denk niet dat visies op de dood noch juist noch onjuist zijn.

5. Moeten wij onze visie op leven en dood loslaten?

Leerling: Denkt u dat wij onze visies op leven en dood moeten vasthouden?

Meester: Nee, ik denk niet dat we onze visies op leven en dood moeten vasthouden.

Leerling: Denkt u dan dat wij onze visies op leven en dood moeten loslaten?

Meester: Nee, ik denk niet dat we onze visies op leven en dood moeten loslaten.

Leerling: Denkt u dan dat wij onze visies op leven en dood zowel moeten vasthouden als loslaten?

Meester: Nee, ik denk niet dat we onze visies op leven en dood zowel moeten vasthouden als loslaten.

Leerling: Denkt u dan dat wij onze visies op leven en dood noch moeten vasthouden noch moeten loslaten?

Meester: Nee, ik denk niet dat we onze visies op leven en dood noch moeten vasthouden noch moeten loslaten.

6. Moeten wij onze begrippen afdanken?

Leerling: Hoe komt het dat u tot nog toe geen enkele gedachte onderschrijft?

Meester: Doordat ik niet langer denk in termen van leven en dood, zinvol en zinloos, juist en onjuist, vasthouden en loslaten?

Leerling: Denkt u dan dat wij niet in deze termen moeten denken?

Meester: Nee, ik denk niet dat we niet in deze termen moeten denken.

Leerling: Denkt u dan dat wij in andere termen moeten denken?

Meester: Nee, ik denk niet dat we wel in andere termen moeten denken.

Leerling: Denkt u dan dat wij zonder termen moeten denken?

Meester: Nee, ik denk niet dat we zonder termen moeten denken.

Leerling: Denkt u dan dat wij helemaal niet moeten denken?

Meester: Nee, ik denk niet dat we helemaal niet moeten denken.

7. Bepalen wij zelf wat we denken?

Leerling: Wat moeten we dan?

Meester: Denk jij dat wij iets moeten?

Leerling: Denkt u dat wij zelf bepalen wat we denken?

Meester: Nee, ik denk niet dat we zelf bepalen wat we denken.

Leerling: Denkt u dan dat wij overgeleverd zijn aan wat we denken?

Meester: Nee, ik denk niet dat we overgeleverd zijn aan wat we denken.

Leerling: Denkt u dan dat wij zowel zelf bepalen als overgeleverd zijn aan wat we denken?

Meester: Nee, ik denk niet dat we zowel zelf bepalen als overgeleverd zijn aan wat we denken.

Leerling: Denkt u dan dat wij noch zelf bepalen noch overgeleverd zijn wat we denken?

Meester: Nee, ik denk niet dat we noch zelf bepalen noch overgeleverd zijn aan wat we denken.

8. Hoe moeten wij denken?

Leerling: Wat denkt u dan wel?

Meester: Het gaat het er niet om wat ik denk

Leerling: Waar gaat het wel om?

Meester: Hoe ik denk.

Leerling: Hoe denkt u dan?

Meester: Dat hoor je toch?

Leerling: Ik heb nog niets gehoord.

Meester: Dat heb je goed gehoord.

Icarus met vier ronddraaiende vleugels op zijn hoofd.
^ Wieken zonder malen.

62. Wat alle ethische leerstelsels gemeen hebben

Over de eindeloze zoektocht naar de enige juiste moraal.

Grootste gemene deler

Als je in de bibliotheek kijkt, of op het internet, of om je heen, of in je hoofd, merk je algauw dat er enorm veel verschillende ideeën over ethiek zijn. Dan rijst vanzelf de vraag of er iets is wat al die opvattingen gemeen hebben. Is er een grootste gemene deler?

Ja, die is er. Goed nieuws dus voor iedereen die verlangt naar eenduidigheid en unanimiteit. Hoe groot de variatie aan ethische opvattingen ook is, ze hebben werkelijk iets gemeenschappelijks: het ontbreken van iets gemeenschappelijks.

Misschien een beetje een domper als ik het zo formuleer, maar dat ligt aan mijn woordkeus. Laat ik het anders zeggen. Ze hebben werkelijk iets gemeenschappelijks: de lege leer.

Verstopt in iedere inhoudelijke leer, onder de heilige dogma's, achter het verbale geweld, in de marges en tussen de regels van de canonieke geschriften, vind je de grenzeloze ruimte van niet-weten.

Natuurlijk, er zijn best inhoudelijke overeenkomsten tussen de ene moraalfilosofie en de andere. Sommige hebben dit gemeen, andere dat, maar er is niets wat ze allemaal gemeen hebben – niet dat ik weet. Behalve het ontbreken van iets gemeenschappelijks dus. De grootste gemene deler is gelijk aan het kleinste gemene veelvoud is gelijk aan nul. En we weten wat er gebeurt als je vermenigvuldigt of deelt met nul.

Venndiagram in de vorm van een ring van overlappende cirkels, met in het hart een sterrenhemel.
^ Venndiagram van overlappende zedenleren rondom de lege leer.

Gelijkhebberij

Duizenden jaren al praten mensen over zedelijkheid.

Over de vraag wat wel en niet deugt.

Over de vraag hoe we onze abstracte waarden moeten vertalen in concrete normen voor alledag.

Over de vraag of en hoe we naleving van de regels moeten afdwingen.

Over de uitgangspunten waarop onze moraal gebaseerd zou moeten zijn – mensbeelden, wereldbeelden, ideaalbeelden, godsbeelden.

Over de grenzen van de ethiek; waar ze overgaat in etiquette, wetgeving, rechtspraak, politiek, godsdienst.

Over de vraag of de vrije wil bestaat, en zo ja, hoever onze vrijheid reikt.

Er zijn inmiddels zo verschrikkelijk veel meningen over al deze onderwerpen, dat het voor mensen zoals ik, met een matig verstand en een gammel geheugen, niet meer te overzien is.

De begrippen zijn zo subtiel, de redeneringen zo complex dat ze voor de meeste mensen niet te volgen zijn.

Hoe zouden we dan ooit kunnen weten wie er gelijk heeft, aangenomen dat er iemand gelijk heeft en dat zijn gelijk met redeneringen aangetoond kan worden?

Te tong en te vuist

Als er al iets gemeenschappelijks is aan al die meningen, dan is het wel gelijkhebberij. Oeverloze discussies worden er gevoerd, eindeloze strijd, te tong en te vuist, vanuit de heilige overtuiging dat er een juist antwoord is en maar één juist antwoord, juister dan alle andere antwoorden.

Al was het maar het activistische idee dat iets doen beter is dan niets.

Al was het maar het fatalistische idee dat niets doen beter is dan iets.

Al was het maar het postmoderne idee dat iedereen een beetje gelijk heeft maar niemand helemaal.

Al was het maar het sceptische idee dat we ieder oordeel moeten opschorten.

Al was het maar het nihilistische idee dat er geen juiste of onjuiste antwoorden zijn.

Wat is het enige juiste antwoord volgens jou?

Het jouwe zeker.

Ja, vast.

63. Hetzelfde mes snijdt kelen en komkommers door

Zou de wereld beter af zijn zonder gedachten?

Leerling: Ik wil alleen het goede doen en al het kwade laten.

Meester: Niets is goed of kwaad van zichzelf.

Leerling: Hoe bedoelt u?

Meester: Hetzelfde mes snijdt kelen en komkommers door.

Leerling: Maar een mitrailleur is zonder meer des duivels.

Meester: Een mitrailleur kan redden en doden.

Leerling: De wereld zou beter af zijn zonder schiettuig.

Meester: Veel moorden worden met blote handen gepleegd.

Leerling: En?

Meester: Zou de wereld beter af zijn zonder handen?

Leerling: Maar we moeten toch...

Meester: Het is met dit soort woorden dat het moorden begint.

Leerling: Dus?

Meester: Zou de wereld beter af zijn zonder woorden?

Leerling: Volgens mij beginnen de meeste moorden met gedachten.

Meester: Zou de wereld beter af zijn zonder hoofden?

Drie identieke cowboys die op het punt staat hun pistolen te trekken, de eerste heeft geen handen, de tweede heeft geen hoofd, de derde heeft komkommers in zijn holsters.
^ Zou de wereld beter af zijn zonder handen, hoofden, pistolen?

64. Dromen van Eeuwige Ethiek

Vluchtige gedachten over de Eeuwige Wijsheid, het Eeuwige Denken, het Eeuwig Unieke, Eeuwig Niet-Doen en Eeuwige Dwaasheid.

Eeuwige Wijsheid

Ethiek gaat over juist leven, maar wat is de juiste ethiek? Er zijn zoveel boeken, opvattingen, leerstelsels over dat onderwerp, je kunt er makkelijk een flinke bibliotheek mee vullen, en er komt steeds sneller steeds meer materiaal bij. Hoe moeten we daaruit kiezen?

Het probleem hoe te kiezen uit een groot aanbod van verschillende theorieën en praktijken komt zo vaak voor dat je het gerust een universeel probleem kunt noemen:

Er zijn zoveel verschillende goden, wie is de grootste god?

Er zijn zoveel verschillende wegen, wat is de kortste weg?

Er zijn zoveel verschillende leerstelsels, wat is de zuiverste leer?

Er zijn zoveel verschillende staatsvormen, wat is de beste politiek?

Er zijn zoveel verschillende idealen, wat is het hoogste ideaal?

Er zijn zoveel verschillende woorden, wat is het laatste woord?

Dit type vraag – wie of wat is de grootste, de kortste, de zuiverste, de beste, de hoogste, de laatste dit of dat – veronderstelt dat er een antwoord is, uniek, absoluut, universeel, onveranderlijk, dat alle alternatieve antwoorden voor eeuwig naar de kroon steekt.

Het Eeuwige Denken van de Eeuwige Denker

In de wijsheidheidsliteratuur wordt het idee van universele wijsheid Eeuwige Wijsheid genoemd, Philosophia Perennis.*

* zie https://en.wikipedia.org/wiki/Category:Universalism, https://nl.wikipedia.org/wiki/Perennialisme en https://nl.wikipedia.org/wiki/Omnisme

Het idee van een Philosophia Perennis doet me denken aan het idee van een perpetuum mobile, een hypothetisch apparaat dat zonder energiebron eeuwig blijft bewegen en daarom zelf als onuitputtelijke energiebron kan dienen.

Er zijn heel wat Eeuwige Bewegers bedacht en ze werkten geen van alle, volgens natuurkundigen omdat ze geen rekening houden met de wetten van de thermodynamica, volgens Eeuwige Complotdenkers omdat energieproducenten Eeuwige Bewegers boycotten.

Het idee van een Philosophia Perennis gaat minstens terug tot de middeleeuwen. Of er een wet bestaat, of nog ontdekt zal worden, die verklaart waarom het maar niet lukt om de Eeuwige Wijsheid te canoniseren weet ik niet. Mogelijk heeft het te maken met de Eeuwige Beweging van de menselijke geest.

Zolang de Eeuwige Geest niet tot rust komt zal er geen overeenstemming over de Eeuwige Wijsheid ontstaan, stel ik tot het tegendeel bewezen is.

Laten we dit de Hoofdwet van de Psychodynamica noemen, en de eeuwig bewegende geest het Perpetuum Mobile Mentale.

Teveel moeilijke woorden? Mijn idee. Als non-latinist vind ik het Eeuwige Denken en de Eeuwige Denker wel zo makkelijk. Gevoed door het Eeuwige Wijsheidsstreven.

Eeuwige Ethiek

De ethische tegenhanger van Eeuwige Wijsheid heet moreel universalisme of ethisch universalisme.* Je zou het ook Universele Ethiek, Eeuwige Ethiek of Ethica Perennis kunnen noemen.

* zie https://en.wikipedia.org/wiki/Moral_universalism

Ethisch universalisten zijn van mening dat de belangrijkste menselijke waarden en deugden universeel zijn, geldig voor ieder individu van ieder geslacht en ieder ras in iedere situatie in iedere tijd, plaats en cultuur.

Sommige universalisten gaan nog een stapje verder en stellen dat religies alleen oppervlakkig verschillen. Au fond hebben alle religies het over hetzelfde en beogen ze hetzelfde, claimen ze.

De praktijk wijst anders uit. Vertegenwoordigers van verschillende leerstelsels die vrede preken, vinden hun eigen gelijk aantoonbaar belangrijker. Zo bestrijden het boeddhisme en de islam elkaar in sommige regio's op leven en dood*, waardoor vrede ver te zoeken is, innerlijke en goddelijke. Welke universele deugd wordt hier nagestreefd, denk jij?

* zie https://en.wikipedia.org/wiki/Buddhism_and_violence

Ik vind het ook maar raar dat er zoveel verschillende religieuze stromingen zijn die het universalistische gedachtegoed verkondigen. De Arès Pilgrimage beweging. De Bahai. De Cao Dai. De Cultus van het Sprekende Kruis. De Falun Gong. De Huna. De Konkokyo. The Law of One. De Mahikari. Het Rastafarianisme. De Seicho-no-le. De Tenrikyo. De theosofie. Het Unitaristisch Universalisme. De Universal Life Church.

Waarom gaan de universalisten niet samen? Zijn de verschillen misschien groter en belangrijker dan ze willen toegeven? Zijn de leden zo gehecht aan hun groepsidentiteit dat ze zich niet kunnen verenigen met de andere verenigende godsdiensten?

Het Eeuwig Unieke

Particularisten zijn van mening dat er geen universele ethiek mogelijk is. Integendeel, iedere situatie is volgens hen uniek en eenmalig. Daarom moet alles in een gegeven situatie meegewogen worden om tot een moreel verantwoord oordeel over die situatie te komen. De enige mogelijke ethiek is situatie-ethiek.*

* zie https://en.wikipedia.org/wiki/Moral_particularism

Juist omdat er in het particularisme geen ruimte is voor universele waarden en deugden, is er in het universalisme geen ruimte voor het particularisme, wat het universalisme toch wat minder universeel en wat meer particulier maakt dan de naam doet denken. Laten we het daarom particularistisch universalisme noemen.

Omgekeerd doet het particularisme toch een gooi naar een universele waarde, door te stellen dat het particularisme in alle situaties de enige juiste benadering is. Laten we het daarom universeel particularisme noemen.

Hier heb je ook vast een naam voor de toekomstige leer die beide assimileert en transcendeert: particularistisch universeel particularisme. Of universeel particularistisch universalisme, dat mag ook.

Eeuwig Niet-Doen

Een religie als het taoïsme stelt dat maniertjes geen manieren zijn, moralisme geen moraliteit. Ware deugd, Teh, houdt zich niet aan stelregels of principes. In de vertaling van Ir. Blok:

"Is Tau verloren, dan komt er deugd. Deugd verloren, dan is er menslievendheid. Menslievendheid verloren, dan komt er rechtschapenheid. Rechtschapenheid verloren, dan komt er vormelijkheid."

(* Tao Te Tjing, hoofdstuk 38)

De taoïst doet door niet-doen. De Tao regelt alles, dat wil zeggen, alles regelt zichzelf. Regel niets en niets blijft ongeregeld.

Tegenwoordig noemen we zo'n houding laissez-faire. Hij wordt aanbevolen door liberale economen, opvoedkundigen en managers. Zoals de Franse koopman Vincent de Gournay in de 18e eeuw zei: Laat begaan, laat doorgaan, de wereld gaat vanzelf.*

* Laissez faire, laissez passer, le monde va de lui-même.

Het taoïsme staat pal tegenover het confucianisme, ook een Chinese filosofie, die zoveel regelt dat niets meer vanzelf gaat. Historisch gezien is confucianisme de wijsgerige onderbouwing van de Chinese bureaucratie en taoïsme de geïnstitutionaliseerde tegenstem.

Het taoïsme is in moreel opzicht niet nihilistisch. De moraal van het taoïsme is loslaten, ont-regelen, vrijmaken, overlaten aan de Tao, terwijl het moreel nihilisme stelt dat niets moreel of immoreel is. Taoïsme is moralistisch, nihilisme amoreel.

Eeuwige dilemma's

Welk ethische theorie of praktijk is de juiste? Zit er wel een juiste bij? Zitten er verschillende juiste bij? Zijn ze allemaal op hun eigen manier juist? Zijn ze allemaal op hun eigen manier onjuist? Welke metaethiek wijst ons de weg naar de juiste ethiek?

Is er werkelijk een Eeuwige Ethiek mogelijk, vergelijkbaar met de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens? Een volmaakte zedenleer die altijd, overal, in iedere situatie, in iedere beschaving, dierlijk of menselijk, aards of buitenaards, gebruikt kan worden om tot juiste, ondubbelzinnige, objectieve, toetsbare oordelen te komen?

Mij lijkt dat een hopeloos ouderwetse gedachte. Niet omdat ik een postmodernist ben; als je het mij vraagt is het postmodernisme nog best modernistisch, met dat absolute relativisme.

Het idee van een Eeuwige Ethiek lijkt mij achterhaald omdat voor zover ik kan nagaan elke moraal intrinsiek tegenstrijdig is. Iedere verzameling voorschriften leidt tot morele dilemma's. Wat zeg ik, veel voorschriften zijn al strijdig met zichzelf.

Neem nu het voorschrift om niet te doden. Dat leidt ertoe dat de doodstraf wordt afgestraft, wat moordenaars in de gelegenheid stelt opnieuw te doden, in de gevangenis of na hun ontsnapping of vrijlating.

Het leidt ertoe dat euthanasie onmogelijk wordt, wat mensen bij ondraaglijk leiden aanzet tot zelfdoding, of naasten die het niet kunnen aanzien tot geïmproviseerde euthanasie.

Het leidt ertoe dat abortus verboden wordt, wat tienermoeders inspireert tot levensgevaarlijk gepruts met breinaalden, vruchtafdrijvende poleithee, zelfdoding.

Zoals het boeddhistische voorschrift om geen dieren te doden in begrensde natuurgebieden leidt tot overbegrazing, hongersnood en de hongerdood onder grazers.

Wie het doden verbiedt heeft bloed aan zijn handen, wie het niet verbiedt net zo goed, zij het ander bloed.

Zelfs het inhoudsloze niet-doen van de taoïsten leidt meteen tot tegenstrijdigheden. Als het namelijk onze natuur is om te doen, dan is niet-doen voor ons geen doen. Dan is doen onze manier van niet-doen. Dan is onze regelzucht helemaal Teh, de hoogste deugd, een manifestatie van Tau. Dus wat moeten we nou?

Het enige eeuwige aan ethiek is de tegenstrijdigheid ervan, veroorzaakt door de morele dilemma's die het voortbrengt. En het daarmee gepaard gaande geestelijke ongemak natuurlijk. De Eeuwige Twijfel, het knagen van wat we vroeger het geweten noemden, tegenwoordig cognitieve dissonantie en in de toekomst retrograde emotieve hypermnesie (REM), voorspel ik.

Eeuwige dwaasheid

Ik ben geen universalist en geen particularist, geen moralist en geen nihilist, geen taoïst en geen confucianist, geen Eeuwige Wijze of Eeuwige Wat-dan-ook.

Was ik het toch dan was ik een Eeuwige Dwaas.

Een Eeuwige Dwaas is iemand die het niet meer weet.

Iemand die dat openlijk toegeeft, of minstens aan zichzelf.

Iemand die daar vrede mee heeft, of vrede met zijn onvrede.

Stelt niets voor, zeg je?

Kom er maar eens om.

65. Moraal is geen verhaal

Meester tussen goed en kwaad.

Meester: Wat is jouw morele code?

Leerling: Het goede zoeken, het kwade mijden.

Meester: Wat als het goede ook kwaad is en het kwade ook goed?

Leerling: Goed is goed en kwaad is kwaad.

Meester: Geef eens een voorbeeld van iets dat alleen maar goed is.

Leerling: Helpen is alleen maar goed.

Meester: Soms maak je iemand afhankelijk door hem te helpen.

Leerling: Wanneer iemand in nood verkeert, is het onze morele plicht...

Meester: Soms ontneem je iemand zijn zelfrespect door hem te helpen.

Leerling: Wou u beweren dat je beter niet kunt helpen?

Meester: Soms vergroot je iemands lijden door hem niet te helpen, soms door hem wel te helpen.

Leerling: Wat moeten we dan doen?

Meester: Wie zegt dat je iets moet doen?

Leerling: Moeten we dan alles maar laten?

Meester: Wie zegt dat je iets moet laten?

Leerling: Ik wil de juiste keuzes maken.

Meester: Wie zegt dat er juiste keuzes zijn?

Leerling: Gesteld dat die er zijn.

Meester: Wie zegt dat je zelf kunt kiezen?

Leerling: We hebben toch zeker een vrije wil?

Meester: Denk je dat uit vrije wil?

Leerling: Wat is moraliteit voor u?

Meester: Dit is moraliteit voor mij.

Leerling: Het goede in het kwade zien, het kwade in het goede?

Meester: Als je er maar geen code van maakt.

Leerling: En de moraal van dit verhaal?

Meester: Moraal is geen verhaal.

66. Kun je denken wat je wilt? De filosofiejunk

Bewijzen voor de (on)vrije wil, 1.

Leerling: Is de wil vrij of onvrij?

Meester: Ben je daar nu nog steeds mee bezig?

Leerling: Het laat me gewoon niet los.

Meester: Nou dan.

67. Kun je drinken wat je wilt? De kruidentheeist

Bewijzen voor de (on)vrije wil, 2.

Leerling: Is de wil vrij of onvrij?

Meester: Glaasje wijn?

Leerling: Ik drink alleen nog maar kruidenthee.

Meester: Uit vrije wil?

Leerling: Zeker.

Meester: Hoe weet je dat?

Leerling: Ik heb er zelf voor gekozen om geen druppel alcohol meer te drinken.

Meester: Kies er dan maar zelf voor om weer even alcohol te drinken.

Leerling: Nu meteen?

Meester: Ga je gang, dan schenk ik vast in.

Leerling: Ho, stop!

Meester: Hoezo?

Leerling: Ik... wil het niet.

Meester: Wil je het niet of kun je het niet?

Leerling: Ik... kan het niet.

Meester: Nou dan.

68. Kun je opstaan wanneer je wilt? Stand-up comedy

Bewijzen voor de (on)vrije wil, 3.

Leerling: Hebben wij een vrije wil?

Meester: Sta eens op.

De leerling staat op.

Meester: Ga eens zitten.

De leerling gaat zitten.

Meester: Deed je dat nu uit jezelf of niet?

Leerling: Volgens mij wel.

Meester: Als ik niets gevraagd had, zou je het dan ook gedaan hebben?

Leerling: Nee...

Meester: Maar?

Leerling: Ik deed het beslist uit vrije wil.

Meester: Je deed het toch omdat ik het vroeg?

Leerling: Maar alleen omdat ik instemde met uw verzoek.

Meester: Sta eens op.

De leerling blijft zitten.

Meester: Blijf eens zitten.

De leerling staat op.

Leerling: Ziet u wel? U hebt niets over mij te zeggen.

Meester: Zou je dat ook gedaan hebben als ik niets had gevraagd?

Leerling: Wat gedaan hebben?

Meester: Opstaan als ik je vraag om te gaan zitten en omgekeerd.

Leerling: Misschien niet, maar ik had het ook kunnen laten.

Meester: Blijf dan maar staan.

De leerling gaat zitten en staat meteen weer op.

Meester: En als ik had gezegd, 'Ga dan maar zitten'?

De leerling gaat op de grond liggen.

Meester: Goed zo jongen, blijf maar lekker liggen.

Leerling: Dat maak ik zelf wel uit.

Meester: Dan maak ik intussen een ommetje.

Leerling: Ik denk toch dat ik maar weer opsta.

Meester: Je doet maar wat je niet laten kunt.

69. Kun je voelen wat je wilt?

Bewijzen voor de (on)vrije wil, 4.

Meester: Geloof jij in de vrije wil?

Leerling: Vrije wil bestaat niet.

Meester: Denk jij dat of overkomt die gedachte je?

Leerling: Die overkomt me, denk ik.

Meester: Waarom zou je je er dan nog iets van aantrekken?

Leerling: Omdat ik niet anders kan?

Meester: Niet omdat hij waar is?

Leerling: Maar hij voelt wel waar.

Meester: Misschien overkomt dat gevoel je ook alleen maar.

Leerling: Als gedachten en gevoelens me alleen maar overkomen, kan ik ook niet weten of ze waar zijn, wou u zeggen.

Meester: Geldt dat ook voor deze gedachte?

Leerling: Ik vrees van wel.

Meester: Waarom zou je je er dan nog iets van aantrekken?

Leerling: Omdat ik niet anders kan?

Meester: Niet omdat hij waar is?

Leerling: Maar hij voelt wel waar.

Meester: Misschien overkomt dat gevoel je ook alleen maar.

Leerling: Als de gedachte dat ik niet weet of gedachten en gevoelens waar zijn omdat ze me alleen maar overkomen, me ook alleen maar overkomt, is het eind zoek.

Meester: Geldt dat ook voor deze gedachte?

Leerling: Daar heb je het al.

70. Kun je geloven wat je wilt?

Bewijzen voor de (on)vrije wil, 5.

Leerling: Ik geloof heilig in de vrije wil.

Meester: Het heerst.

Leerling: Volgens mij bepaalt iedereen zelf wat hij denkt, doet en voelt.

Meester: Zou je er ook niet in kunnen geloven als je dat wilde?

Leerling: In de vrije wil?

Meester: Nou?

Leerling: Dat zou ik dan wel moeten kunnen, hè.

Meester: Doe eens.

Leerling: ...

Meester: En?

Leerling: Ik geloof niet dat ik het wil.

Meester: Ja, dat is altijd maar weer afwachten.

71. Kun je ervaren wat je wilt?

Bewijzen voor de (on)vrije wil, 6.

Leerling: De vrije wil is geen illusie.

Meester: Hoe weet je dat?

Leerling: Omdat ik hem iedere dag ervaar.

Meester: Hoe weet je dat je ervaringen geen illusies zijn?

Leerling: Ervaart u een vrije wil?

Meester: Iedere dag, net als jij.

Leerling: Nou dan.

Meester: Dat ik bijziend ben betekent toch niet dat de wereld onscherp is?

Leerling: Bedoelt u dat de vrije wil een illusie is?

Meester: Nee, ik bedoel dat ervaring niet doorslaggevend is.

Leerling: Natuurlijk wel.

Meester: Zeker nooit gedroomd.

Leerling: Dat is 's nachts.

Meester: Zeker nooit verliefd geweest.

Leerling: Dat is tijdelijk.

Meester: Is het leven een hel omdat ik depressief ben?

Leerling: Stemmingen zijn subjectief.

Meester: Is het leven een feest omdat ik euforisch ben?

Leerling: Idem dito.

Meester: Is de wereld grijs omdat ik kleurenblind ben?

Leerling: Stel je voor.

Meester: Bestaat Sinterklaas omdat je bij hem op schoot hebt gezeten?

Leerling: Sinterklaas is een collectieve kinderwaan.

Meester: Dacht je dat ook toen je bij hem op schoot zat?

Leerling: Natuurlijk niet.

Meester: Ervaring gaf toch de doorslag?

Leerling: In dit geval niet.

Meester: Maar in het geval van de vrije wil wel?

Leerling: Die ervaar ik nog steeds.

Meester: Sinterklaas toch ook?

Leerling: Maar daar geloof ik niet meer in.

Meester: Dan is niet de ervaring doorslaggevend maar wat je erover gelooft.

Leerling: Ik geloof er niks van.

Meester: Waarom kan ervaring je geloof in de vrije wil bekrachtigen maar je ongeloof in Sinterklaas niet ontkrachten?

Leerling: Dat weet ik eerlijk gezegd niet.

Meester: Je wilt het niet weten.

Leerling: Ik zou u bijna gaan geloven.

Meester: Nu nog ervaren.

72. Kun je menen wat je wilt?

Bewijzen voor de (on)vrije wil, 7.

Leerling: Gelooft u dat u het voor het zeggen hebt?

Meester: Kan jou het schelen.

Leerling: Uw mening is belangrijk voor mij.

Meester: Ik kan wel zoveel zeggen.

Leerling: Hoe bedoelt u?

Meester: Stel dat ik het niet voor het zeggen heb, maar beweer van wel.

Leerling: Waarom zou u?

Meester: Wat maakt het uit als ik het niet voor het zeggen heb?

Leerling: Goeie vraag.

Meester: Stel dus dat ik het niet voor het zeggen heb, maar beweer van wel, dan zou jij geen steek wijzer wezen.

Leerling: Integendeel.

Meester: Of stel dat ik het wel voor het zeggen heb, maar beweer van niet.

Leerling: Waarom zou u?

Meester: Om aan mezelf te bewijzen dat ik het kan, bijvoorbeeld.

Leerling: Op die manier.

Meester: Dan zou jij weer geen steek wijzer wezen.

Leerling: Integendeel.

Meester: Het zou ook kunnen dat ik meen wat ik zeg.

Leerling: Daar ga ik zonder meer van uit.

Meester: Maar dat weet je niet.

Leerling: Toegegeven.

Meester: Dus zou je opnieuw geen steek wijzer wezen.

Leerling: Integendeel.

Meester: En zelfs als ik echt meende wat ik zei, zou ik het best eens mis kunnen hebben.

Leerling: Ook dat nog.

Meester: En zou jij nog steeds geen steek wijzer wezen.

Leerling: Integendeel.

Meester: Dus wat ik ook zeg, je schiet er niets mee op.

Leerling: Nee.

Meester: Hiermee ook niet.

Leerling: Maar gelooft u nu dat u het voor het zeggen hebt of niet?

Meester: Kan jou het schelen.

73. Vrije wil in vrije val

Bewijzen voor de (on)vrije wil, slot.

Leerling: Niet in de vrije wil geloven is net zoiets als niet in de zwaartekracht geloven.

Meester: Geloof jij daar dan in?

Leerling: Ik kan me zo op de grond laten vallen als ik dat wil.

Meester: Mensen vielen ook al voordat de zwaartekracht werd bedacht.

Leerling: Wou u beweren dat de zwaartekracht niet bestaat?

Meester: Zwaartekracht is een verklaring achteraf voor wat toch wel gebeurt.

Leerling: Het gaat erom dat ik me uit vrije wil laat vallen.

Meester: Mensen lieten zich ook al vallen voordat de vrije wil werd bedacht.

Leerling: Vrije wil is een verklaring voor wat toch wel gebeurt, wou u zeggen.

Meester: Verklaren is ook wat toch wel gebeurt.

Leerling: Dus?

Meester: Dus.

74. Die wil van mij

Gevleugelde woorden van Meester Icarus.

Wijsheidstegeltje: De wil is vrij en doet met mij wat hij wil.

75. Wil en ik zijn dikke mik

Doorhalen wat niet van toepassing is.

Ik!

Ik ben!

Mijn wil!

Ik ben vrij!

Mijn wil is!

Mijn wil is vrij!

Ik ben mijn wil!

Ik ben vrij om te doen!

Mijn wil is vrij om te doen!

Ik ben vrij om te doen wat ik wil!

Mijn wil is vrij om te doen wat hij wil!

Ik ben vrij om met mijn wil te doen wat ik wil!

Mijn wil is vrij om met mij te doen wat hij wil!

Ik ben vrij om te doen wat ik wil, maar ben ik wel?

Mijn wil is vrij om te doen wat hij wil, maar is hij wel?

Ik ben vrij om te doen wat ik wil, maar ben ik wel van mij?

Mijn wil is vrij om te doen wat hij wil, maar is hij wel van mij?

Is mijn wil wel vrij om met me te doen wat hij wil?

Ben ik vrij om met mijn wil te doen wat ik wil?

Is mijn wil vrij om te doen wat hij wil?

Ben ik vrij om te doen wat ik wil?

Is mijn wil vrij om te doen?

Ben ik vrij om te doen?

Ben ik mijn wil?

Is mijn wil vrij?

Is mijn wil?

Ben ik vrij?

Mijn wil?

Ben ik?

Wil?

Ik?

Twee vergroeide vrouwenhoofden zonder haar in bovenaanzicht.
^ Mijn wil en ik.

76. Liefde is: je haat onder ogen zien

Haat bestrijden is haat.

Leerling: Wat is liefde?

Meester: Het is maar net aan wie je het vraagt.

Leerling: Als je het u vraagt.

Meester: Het is maar net wie ik voor me heb.

Leerling: Nu u mij voor u hebt.

Meester: Je haat onder ogen zien.

Leerling: Haat waarvoor?

Meester: Voor alles wat je haat aan jezelf, aan anderen, aan de wereld.

Leerling: Liefde is mijn haat onder ogen zien?

Meester: Erkennen. Toegeven.

Leerling: Niet bestrijden?

Meester: Strijd vloeit voort uit haat.

Leerling: Ook de strijd tegen de haat?

Meester: Het blijft haat en strijd.

Leerling: We moeten het strijden bestrijden, wou u zeggen.

Meester: Strijd tegen strijd vloeit voort uit haat.

Leerling: Wat is haat?

Meester: Haat is afwijzen wat er is.

Leerling: We moeten aanvaarden wat er is.

Meester: Afwijzen is ook wat er is.

Leerling: We moeten het afwijzen aanvaarden.

Meester: Het afwijzen van het afwijzen is ook wat er is.

Leerling: En liefde is het niet onder ogen zien van je haat onder ogen zien?

Meester: Als je kunt.

Leerling: En als ik dat niet kan?

Meester: Dan zie je dat maar onder ogen.

Leerling: En als ik dat niet kan?

Meester: Enzovoort.

Leerling: En dit wou u liefde noemen?

Meester: Hoe je het ook noemt.

77. Samen met jou samen

Gevleugelde woorden van Meester Icarus.

Wijsheidstegeltje: liefde is nooit meer samen eenzaam zijn.

78. Alleen met jou alleen

Gevleugelde woorden van Meester Icarus.

Alleen

Met jou

Kan ik

Alleen zijn

Lief

Wijsheidstegeltje: alleen met jou kan ik alleen zijn.

79. Hou je van de ander of van jouw beeld van de ander?

Het troebele bewustzijn van Anthony de Mello.

Leerling: Liefde is een illusie.

Meester: Zou je denken?

Leerling: Je houdt nooit van de ander, alleen van jouw beeld van de ander.

Meester: Is dat liefde of jouw beeld van de liefde?

Leerling: Vertrouwen is ook een illusie.

Meester: Geloof je dat?

Leerling: Je vertrouwt nooit op de ander, alleen op jouw oordeel van de ander.

Meester: Is dat vertrouwen of jouw beeld van vertrouwen?

Leerling: Eigenlijk is de hele werkelijkheid een illusie.

Meester: Echt?

Leerling: Je ziet nooit de werkelijkheid, alleen jouw beeld van de werkelijkheid.

Meester: Is dat de werkelijkheid of jouw beeld van de werkelijkheid?

Leerling: Wat zegt u?

Meester: Ik begon me net af te vragen of je doof was.

Leerling: Bedoelt u dat de werkelijkheid toch geen illusie is?

Meester: Is dat de illusie of jouw beeld van de illusie?

Leerling: Verdraaid.

Meester: Wat?

Leerling: Nu weet ik het helemaal niet meer.

Meester: Dan noem je dat toch de werkelijkheid.

Leerling: Is dat de werkelijkheid of uw beeld van de werkelijkheid?

Meester: Waar zie je mij voor aan?

Anthony de Mello

Het dwaalgesprek hierboven is geïnspireerd op een passage uit Awareness* van Anthony de Mello:

You are never in love with anyone. You're only in love with your prejudiced and hopeful idea of that person. Take a minute to think about that: You are never in love with anyone, you're in love with your prejudiced idea of that person. Isn't that how you fall out of love? Your idea changes, doesn't it?

'How could you let me down when I trusted you so much'? you say to someone. Did you really trust them? You never trusted anyone. Come off it! That's part of society's brainwashing. You never trust anyone. You only trust your judgment about that person.

So what are you complaining about? The fact is that you don't like to say, 'My judgment was lousy'. That's not very flattering to you, is it? So you prefer to say, 'How could you have let me down'?)

* zie https://archive.org/stream/Awareness-AnthonyDeMello/Awareness-AnthonyDeMello_djvu.txt

80. Wat is absurder, het leven of het absurdisme?

De pretentie het leven eens en voor altijd te kunnen duiden als enkel en alleen absurd. Absurd!

Wat is absurdisme?

Absurdisme in ruimere zin is de opvatting dat het leven belachelijk is en vooral niet serieus genomen moet worden.

Absurdisme in engere zin is een literaire en theatervorm die tot doel heeft de absurditeit van het bestaan aan de orde en de kaak te stellen.

Hoofdkenmerk van het theatrale absurdisme is de negatie: afbraak van plot, karakters, communicatie, orde, logica, ruimte en tijd; verder een voorkeur voor farce, zwarte humor, paradox en ironie.

Synoniemen van absurdisme op het podium zijn antitheater en in het Frans, théâtre de l'absence.

Absurdisme in het taoïsme

Hoewel het absurdisme floreerde in het midden van de vorige eeuw, onder meer in het werk van Beckett, Ionesco, Vian, Albee, Duyns & Armando (Herenleed), vind je het al in de taoïstische geschriften van Liezi en Zhuangzi uit de vierde eeuw voor onze jaartelling:

"De Wolkenaanvoerder reisde eens naar het oosten en passeerde daar de takken van de fuyaoboom. Daar kwam hij ineens Wijde Weetniet tegen. Die was net bezig zich te vermaken door te huppelen als een musje en zich daarbij op de billen te slaan. De Wolkenaanvoerder stopte onmiddellijk, bleef stokstijf staan, en riep: 'Oude heer! Wie bent u? Wat doet u?' Wijde Weetniet ging door met te huppelen als een musje en met zichzelf op de billen te slaan, en antwoordde: 'Ik amuseer me!'"

(Zhuang Zi; De volledige geschriften, vertaald en toegelicht door Kristofer Schipper, 2007, 161-164.)

Absurdisme in zen

Het absurdisme bereikte zijn hoogtepunt misschien al in de tweede helft van het eerste millennium in de Chinese chanliteratuur, met name in dat schoolvoorbeeld van absurdisme, de gongan, beter bekend als de zen-koan.

Neem nou koan 5.1 uit de Linji lu:

Een monnik vroeg: 'Wat is de kern van de boeddhistische leer?' Linji hield zijn vliegenkwast omhoog. De monnik slaakte een kreet. De meester gaf hem een oplawaai.

Of koan 11 uit De Poortloze Poort:

Meester Zhaozhou ging bij een kluizenaar langs en zei: 'Lukt het een beetje?' De kluizenaar stak zijn vuist in de lucht. De meester zei: 'Als het water stil staat, stinkt het.' Bij de volgende kluizenaar aangekomen zei de meester: 'Lukt het een beetje?' De kluizenaar stak zijn vuist in de lucht. De meester maakte een buiging en zei: 'Stille wateren hebben diepe gronden.'

De absurditeit van het absurdisme

Als er iets absurd is in dit leven is het toch wel het absurdisme in ruimere zin. De pretentie het leven eens en voor altijd te kunnen duiden als enkel en alleen absurd. Absurd!

Maar het absurde, en dat is het mooie, vindt zijn voltooiing in zijn eigen ridiculisering, zoals de negatie in haar eigen ontkenning, de leegte in haar eigen afwezigheid, de scepsis in de twijfel aan zichzelf.

Het is precies deze zelfvernietiging die ook de kern van niet-weten uitmaakt: zelfs niet weten van niet-weten. Voor je het weet ben je het kwijt – het toppunt van absurditeit.

Niet-weten laat zich daarom graag uitdrukken, en uit drukken, in dwaalteksten, waarin het ont-zeggen doelbewust tot in het belachelijke wordt doorgevoerd.

Niet om te verwijzen naar 'het absolute voorbij de woorden', niet om de absurditeit van het bestaan aan de orde of aan de kaak te stellen, niet om wie dan ook waarvan of waaruit dan ook te bevrijden, maar gewoon omdát.

Agnose is een gat.

81. Je leven als de zin van je leven

Vicieuze zingeving als nooduitgang.

Meester: Wat is de zin van jouw leven?

Leerling: De aarde weer gezond maken.

Meester: Wat is de zin daarvan?

Leerling: De biodiversiteit vergroten.

Meester: Wat is de zin daarvan?

Leerling: Dat het leven blijft voortbestaan.

Meester: Wat is de zin daarvan?

Leerling: Dat de mensheid zich verder kan ontwikkelen.

Meester: Wat is de zin daarvan?

Leerling: Dat we onze volledige potentie kunnen realiseren.

Meester: Wat is de zin daarvan?

Leerling: Dat we een betere versie van onszelf worden.

Meester: Wat is de zin daarvan?

Leerling: Dat we... omdat we een betere versie.. dat we de aarde...

Meester: Nou?

Leerling: Dat weet ik eigenlijk niet.

Meester: Wat is dan de waarde van je eerdere antwoorden?

Leerling: Nou, dat... eh...

Meester: Ik dacht al zoiets.

Leerling: Wat is de zin van uw leven?

Meester: Mijn leven?

Leerling: Is dat een vraag of uw antwoord?

Meester: Doe dan maar allebei.

Leerling: Hoe kan de vraag nou het antwoord zijn!

Meester: Doe dan maar geen van beide.

Leerling: Dat doet de deur dicht!

Meester: Juist niet.

Leerling: Wat dan?

Meester: Het zet hem wagenwijd open.

Wijsheidstegeltje: De zin van je leven is je leven.

82. Wat is de zin van de zin van het leven?

Doorvragen is doodvragen.

Leerling: Wat is de zin van het leven?

Meester: X is de zin van het leven.

Leerling: Wat is X?

Meester: Waarom wil je dat weten?

Leerling: Dat is nu net de vraag.

Meester: Was dat maar waar.

Leerling: Hoezo?

Meester: Dan had het misschien nog zin om hem te stellen.

Leerling: Wat is het probleem?

Meester: Het is alleen maar de eerste vraag.

Leerling: Wat is dan de volgende vraag?

Meester: Wat is de zin van X?

Leerling: Waarom zou ik dat willen weten?

Meester: Omdat je anders nog niks weet.

Leerling: Daar zegt u me wat.

Meester: Daar vroeg ik je wat.

Leerling: Wat is de zin van X?

Meester: Y is de zin van X.

Leerling: Wat is de zin van Y?

Meester: Z is de zin van Y.

Leerling: Enzovoort.

Meester: Nou, voort.

Leerling: Wat is de laatste vraag in deze reeks?

Meester: Is er een laatste vraag in deze reeks?

Leerling: Dit noem ik nu dooddoen.

Meester: Dit noem ik nu doodvragen.

Leerling: Wat is de zin van doodvragen?

Meester: X is de zin van doodvragen.

83. Betekenisautomaten voor onverzadigbare zingevers

Door meesteruitvinder Icarus.

1. De vraagautomaat

Zingeving is een prachtig tijdverdrijf voor een uitzichtloos en improductief leven.

Speciaal voor hardnekkige levensbeschouwers heeft O.J. Icarus ('Zeg maar o jee') een recursieve vraagautomaat bedacht waarmee je net zoveel variaties kunt maken op de vraag naar de zin van het leven als er natuurlijke getallen zijn:

1. Wat is de zin van het leven?

2. Wat is de zin van de zin van het leven?

3. Wat is de zin van de zin van de zin van het leven?

Prijsvraag: wat is de volgende vraag in deze reeks?

(Hint: alle vragen voldoen aan het regexpatroon "Wat is (de zin van )+het leven\?")

Hamvraag: wat is de laatste vraag van deze reeks?

Bonusvraag: wat is de zin van zo'n vraagautomaat?

2. De antwoordautomaat

Uitdaging: maak zelf of van jezelf een automaat die de volgende antwoorden genereert:

1. De zin van het leven is zoeken naar de zin van de zin van het leven.

2. De zin van de zin van het leven is zoeken naar de zin van de zin van de zin van het leven.

3. De zin van de zin van de zin van het leven is zoeken naar de zin van de zin van de zin van de zin van het leven.

Prijsvraag: wat is het volgende antwoord in deze reeks?

(Hint: alle antwoorden voldoen aan het regexpatroon "De (zin van (de zin van )*)het leven is zoeken naar de zin van$1het leven\.")

Hamvraag: wat is het laatste antwoord van deze reeks?

Bonusvraag: wat is de zin van zo'n antwoordautomaat?

3. De zingevingsautomaat

Opdracht: koppel de vraagautomaat aan de antwoordautomaat zodat ze samen een gesloten denkkring vormen (zie bouwtekening).

Twee jaknikkers tegenover elkaar in tegenfase. Beide koppen hebben een oog waarmee ze elkaar aankijken.
^ Eeuwige zingevingsautomaat (perpetuum immobile).

84. Tien vragen over het hoogtepunt van je leven

Handreikingen naar en van Meester Icarus.

Meester: Wie gelooft dat het hoogtepunt van zijn leven nog moet komen?

De meeste leerlingen steken hun hand op.

Meester: Als ik het niet dacht. Wie gelooft dat het hoogtepunt van zijn leven al geweest is?

Sommige leerlingen steken hun hand op.

Meester: Als ik het niet dacht. Wie gelooft dat het leven meerdere hoogtepunten kent?

Heel wat leerlingen steken hun hand op.

Meester: Als ik het niet dacht. Wie gelooft dat het leven geen echte hoogtepunten kent?

Enkele leerlingen steken hun hand op.

Meester: Als ik het niet dacht. Wie gelooft dat het hele leven het hoogtepunt van zijn leven is?

Een paar leerlingen steken hun hand op.

Meester: Als ik het niet dacht. Wie gelooft dat 'hoogtepunt' en 'leven' alleen maar woorden zijn?

Een enkele leerling steekt zijn hand op.

Meester: Als ik het niet dacht. Wie gelooft dat dit het hoogtepunt van zijn leven is?

Geen enkele leerling steekt zijn hand op.

Meester: Als ik het niet dacht. Wie gelooft er nu nog iets over hoogtepunten in zijn leven?

Geen enkele leerling steekt zijn hand op.

Meester: Als ik het niet dacht. Wie gelooft er niets meer over hoogtepunten in zijn leven?

Geen enkele leerling steekt zijn hand op.

Meester: Als ik het niet dacht.

Leerling: Wat dacht u dan?

Meester: Dat ik jullie binnen zeven vragen de geest kon snoeren.

De leerlingen zwijgen verbijsterd.

Meester: Is dit een hoogtepunt of niet?

Vragen aan de lezer

1. Geloof jij dat het hoogtepunt van je leven nog moet komen?

2. Geloof jij dat het hoogtepunt van je leven al geweest is?

3. Geloof jij dat het leven meerdere hoogtepunten kent?

4. Geloof jij dat het leven geen echte hoogtepunten kent?

5. Geloof jij dat het hele leven het hoogtepunt van je leven is?

6. Geloof jij dat 'hoogtepunt' en 'leven' alleen maar woorden zijn?

7. Geloof jij dat dit het hoogtepunt van je leven is?

8. Geloof jij iets over hoogtepunten in je leven?

9. Geloof jij niets meer over hoogtepunten in je leven?

10. Is dit een hoogtepunt of niet?

Cardiogram met tien slagen, de uitslagen omhoog zijn rood getint, de uitslagen omlaag blauw.
^ Tien hoogtepunten en tien dieptepunten.

85. Woordenboek niet-weten: hoogtepunt, dieptepunt, verdwijnpunt

Uit het Idioticon Gevoelsdynamica van Meester Icarus.

gemoedscurve

grafische weergave van de natuurlijke gevoelsschommelingen van mens en dier

synoniem: emogram

Onregelmatig cardiogram.
^ Gemoedscurve.

hoogtepunt

hoogste punt tussen twee dieptepunten in

synoniemen: toppunt, climax

hyperoniem: keerpunt

Gestileerd cardiogram met 1 hoogtepunt tussen 2 dieptepunten.
^ Hoogtepunt.

Ieder hoogtepunt is per definitie en in de praktijk een keerpunt: de overgang naar een toekomstig dieptepunt. Nergens heb je meer te vrezen dan op het hoogtepunt. Vandaar het spreekwoord:

Wijsheidstegeltje: Na zonneschijn komt regen.

Pas als je verder vooruit kijkt dan het volgende dieptepunt en verder terug dan het vorige, zie je de grote lijn van je gevoelsleven, gevangen in het spreekwoord:

Wijsheidstegeltje: Na zonneschijn komt regen komt zonneschijn komt regen...

dieptepunt

laagste punt tussen twee hoogtepunten in

synoniem: anticlimax

hyperoniem: keerpunt

Gestileerd cardiogram met 1 dieptepunt tussen 2 hoogtepunten.
^ Dieptepunt.

Ieder dieptepunt is per definitie en in de praktijk een keerpunt: de overgang naar een toekomstig hoogtepunt. Nergens heb je minder te vrezen dan op het dieptepunt.

Het is echter niet uitgesloten dat het hoogtepunt na het dieptepunt weinig voorstelt en gevolgd wordt door een dieper dieptepunt. Vandaar het spreekwoord:

Wijsheidstegeltje: Na regen komt ijzel.

keerpunt

knik- of buigpunt tussen een stijgende en een dalende lijn of een dalende en een stijgende lijn

Ieder hoogtepunt is een keerpunt. Ieder dieptepunt ook.

rustpunt

dood punt waarop de gevoelscurve positief noch negatief is en stijgt noch daalt

verdwijnpunt

punt waarop een gemoedscurve definitief overgaat in een vlakke lijn (flatline)

synoniemen: vluchtpunt, breekpunt

Gestileerd cardiogram met een laatste hartslag gevolgd door een vlakke lijn.
^ Emogram met verdwijnpunt en flatline.

flatliner

1. uitgedoofde

2. dode

nirwana

wijkplaats voor flatliners

86. Er is maar één weg naar onverstoorbaarheid

Eerste van zeven dwaalgesprekjes over onbewogenheid.

Leerling: Kent u de weg naar onverstoorbaarheid?

Meester: Ik ken er maar een.

Leerling: Zeg op.

Meester: Zelfdoding.

Leerling: Wát?

Meester: Maar dat kan wel op veel manieren.

87. Alle wegen leiden naar onverstoorbaarheid

Tweede van zeven dwaalgesprekjes over onbewogenheid.

Leerling: Kent u de weg naar onverstoorbaarheid?

Meester: Alle wegen leiden naar onverstoorbaarheid.

Leerling: Ben ik ook op weg naar onverstoorbaarheid?

Meester: Iedereen is op weg naar onverstoorbaarheid.

Leerling: Wanneer kunnen we die onverstoorbaarheid verwachten?

Meester: Precies aan het eind van onze levensweg.

Leerling: Dan zijn we net op tijd.

Meester: Dan zijn we net te laat.

88. Wat is de overeenkomst tussen bezorgdheid en gemoedsrust?

Derde van zeven dwaalgesprekjes over onbewogenheid.

Leerling: Wat is bezorgdheid?

Meester: Denken dat je iets kan overkomen.

Leerling: Wat is gemoedsrust?

Meester: Denken dat je niets kan overkomen.

Leerling: Even denken... beide zijn gebaseerd op denken?

Meester: Voor zover ze op denken gebaseerd zijn.

Leerling: Wat hebben ze nog meer gemeen?

Meester: Dat het leven zich er niets van aantrekt.

89. Nergens mee zitten, is dat het geheim van gemoedsrust?

Vierde van zeven dwaalgesprekjes over onbewogenheid.

Leerling: Wat is gemoedsrust?

Meester: Zeg jij het maar.

Leerling: Nergens mee zitten.

Meester: Hm.

Leerling: Wat zou u zeggen?

Meester: Er niet meer mee zitten dat je ergens mee zit?

Leerling: Wanneer zal ik zover zijn?

Meester: Als alle hoop vervlogen is.

Leerling: Blijf ik zeker met de wanhoop zitten.

Meester: Die vervliegt met de hoop.

Leerling: Zal ik wel antwoorden hebben?

Meester: Je zult alle antwoorden kwijt zijn.

Leerling: Blijf ik zeker met de vragen zitten.

Meester: Die vervliegen met de antwoorden.

Leerling: Blijf ik zeker met niets zitten.

Meester: Met niets kun je niet zitten.

Leerling: Zit u nog ergens mee?

Meester: Als regel niet.

Leerling: En als u toch ergens mee zit?

Meester: Kan gebeuren.

Leerling: Wat dan?

Meester: Dan zit ik dáár niet mee.

Leerling: En als u er toch mee zit?

Meester: Kan gebeuren.

Leerling: Wat dan?

Meester: Dan zit ik dáár niet mee.

Leerling: En dit wou u gemoedsrust noemen?

Meester: En dat wou jij gemoedsrust noemen.

90. Alles onder ogen zien, is dat het geheim van gemoedsrust?

Vijfde van zeven dwaalgesprekjes over onbewogenheid.

Leerling: Wat is innerlijke vrede?

Meester: Alles onder ogen zien.

Leerling: En als je dat niet kunt?

Meester: Dan zie je dat maar onder ogen.

Leerling: Als ik alles onder ogen zie, zal ik er dan vrede mee hebben?

Meester: Dan zul je vrede hebben met je onvrede.

Leerling: Ik weet niet of ik dit wel wil weten.

Meester: Ook dat zul je onder ogen moeten zien.

Leerling: Als ik onder ogen zie dat ik niet alles onder ogen zie, zal ik daar dan vrede mee hebben?

Meester: Dan zul je vrede hebben met je onvrede over je onvrede.

Leerling: Ik was er al bang voor.

Meester: Nu nog onder ogen zien.

Leerling: Ik had me er meer van voorgesteld.

Meester: Ook dat moet je onder ogen zien.

91. Niets verwachten, is dat het geheim van gemoedsrust?

Zesde van zeven dwaalgesprekjes over onbewogenheid.

Leerling: Het geheim van gemoedsrust is niets verwachten.

Meester: Hoor eens op.

Leerling: Als je niets verwacht kan er ook niets tegenvallen. Als niets tegenvalt raak je ook niet van slag.

Meester: Heb je dat ervaren of heb je het bedacht?

Leerling: Ik eh... heb het bedacht.

Meester: En wat je hebt bedacht is wat je verwacht?

Leerling: Eh... ja.

Meester: Nu maar hopen dat het niet tegenvalt.

92. Niet-weten, is dat het geheim van gemoedsrust?

Laatste van zeven dwaalgesprekjes over onbewogenheid.

Leerling: Het geheim van gemoedsrust is niets verwachten.

Meester: Kan best wezen...

Leerling: Maar?

Meester: Wie verwacht er nu niets?

Leerling: Wat zou u zeggen?

Meester: Het geheim van gemoedsrust is je verwachtingen niet geloven.

Leerling: Dan kun je rustig verwachten wat je nu eenmaal verwacht.

Meester: Inderdaad...

Leerling: Maar?

Meester: Wie gelooft er zijn verwachtingen nu niet?

Leerling: Iemand die niet weet?

Meester: Zou best kunnen...

Leerling: Maar?

Meester: Hoe kom je tot niet-weten?

Leerling: Ik zou het ook niet weten.

Meester: Dat begint al goed.

93. Wat je van je verwachtingen kunt verwachten

Meester Icarus zegt:

Het onverwachte is een uitnodiging om je verwachtingen op te geven.

Hij zegt ook:

Het onverwachte bestaat niet; de verwachting schept het onverwachte.

En:

Wie verwacht van zijn verwachtingen af te komen, kan lang wachten.

94. De troost van niet-weten

Niet goed is ook goed, en goed is toch niet goed.

Bliss: Wat is de troost van niet-weten?

Hans: Niet-goed is ook goed.

Bliss: Waarom?

Hans: Omdat je toch niet weet wat goed is.

Bliss: Ja, dan houdt het op.

Hans: En omdat je nooit weet waar niet-goed allemaal nog goed voor zal zijn.

Bliss: Want alles heeft zijn keerzijden.

Hans: En het kan verkeren.

Bliss: Maar dan is goed toch ook niet-goed?

Hans: Klopt.

Bliss: Omdat je ook niet weet wat niet-goed is?

Hans: Heel goed.

Bliss: En omdat je nooit weet waar goed allemaal weer niet-goed voor zal zijn?

Hans: Want alles heeft zijn keerzijden.

Bliss: En het kan verkeren.

Hans: Precies.

Bliss: Noem dat maar troost.

Hans: Noem het dan maar niet-weten.

95. Wijsheid is: overal de keerzijden van zien

Gevleugelde woorden van Meester Icarus.


^ Voorkant van het wijsheidstegeltje 'Zie ommezijde'.


^ Achterkant van het wijsheidstegeltje 'Zie ommezijde'.

96. De rust van niet-weten

Als het je niet meer uitmaakt of het je nog wat uitmaakt.

Boris: Wat is de rust van niet-weten?

Hans: Zeg jij het maar.

Boris: Dat het je allemaal niet meer uitmaakt.

Hans: Waarom niet?

Boris: Omdat je niet zou weten waarom.

Hans: En als het je toch uitmaakt?

Boris: Maakt niet uit.

Hans: Spreek je uit ervaring of heb je het bedacht?

Boris: Wat maakt het uit.

Hans: Eerlijk zeggen.

Boris: Ik heb het bedacht.

Hans: Geen probleem.

Boris: Maar het werkt niet.

Hans: Dat haal je de koekoek.

Boris: Je wordt helemaal niet onverstoorbaar van niet-weten.

Hans: Maakt niet uit.

Boris: Je wordt er verdomme helemaal niks van!

Hans: Dat is de rust van niet-weten.

Wijsheidstegeltje: Niet-weten maakt je niets.

97. Wie trekt er aan jouw touwtjes?

Touwtrekken om de vrije wil.

1

Leerling: Bent u de marionet of trekt u aan de touwtjes?

Meester: Stel jij die vraag of moest je wel?

2

Leerling: Bent u de marionet of trekt u aan de touwtjes?

Meester: Misschien trek ik wel aan de touwtjes...

Leerling: Maar?

Meester: Of ze ook ergens aan vast zitten?

3

Leerling: Bent u de marionet of trekt u aan de touwtjes?

Meester: Ik ben de marionet die aan de touwtjes trekt.

Afbeelding: Marionet die zichzelf in de lucht houdt.

98. Wie bespeelt de poppenspeler?

Spelen met de vrije wil.

Leerling: Bent u de pop of de poppenspeler?

Meester: Stel dat iemand mij bespeelt...

Leerling: Stel.

Meester: Wie bespeelt dan de poppenspeler?

Afbeelding: Drie marionetten boven elkaar, met touwtjes boven de bovenste en onder de onderste om een eindeloze reeks te suggereren; of een mobile van marionetten.

99. Wie draait er aan jouw sleuteltje?

Sleutelen aan de vrije wil.

1

Leerling: Loopt u vanzelf of draait er iemand aan uw sleuteltje?

Meester: Ik draai vanzelf aan mijn sleuteltje.

2

Leerling: Loopt u vanzelf of draait er iemand aan uw sleuteltje?

Meester: Stel dat er iemand aan mijn sleuteltje draait...

Leerling: Nou?

Meester: Wie draait er dan aan zijn sleuteltje?

Leerling: Verdraaid.

Meester: Stel nu dat zijn sleuteltje zelfdraaiend is.

Leerling: Dat moet haast wel.

Meester: Waarom zou het mijne dat dan niet zijn?

Leerling: Verdraaid.

Afbeelding: Cirkel van identieke simpele figuurtjes die aan elkaars rugsleuteltje draaien.

100. Heeft je droom-ik een vrije wil?

Echte dromen en dromen van echtheid.

Meester: Heb jij het voor het zeggen in dit leven?

Leerling: Nou en of, ik maak mijn eigen keuzes.

Meester: De mensen waarover je 's nachts droomt, hebben die het voor het zeggen?

Leerling: Ik denk het niet.

Meester: Waarom niet?

Leerling: Omdat die niet echt zijn.

Meester: Waarom zijn ze niet echt?

Leerling: Omdat ze alleen in mijn dromen verschijnen.

Meester: De ik in je dromen, heeft die het voor het zeggen?

Leerling: In mijn dromen denkt hij van wel.

Meester: En achteraf?

Leerling: Achteraf natuurlijk niet.

Meester: Waarom niet?

Leerling: Omdat hij dan niet echt blijkt te zijn.

Meester: Maar jij bent wel echt?

Leerling: Wie droomt er anders al die dromen?

Meester: En als je zo aanstonds wakker wordt?

Leerling: Nog een keer?

Meester: Hoezo?

Leerling: Ik ben vanmorgen al wakker geworden.

Meester: Misschien was dat ook maar een droom.

Leerling: Dat ik wakker werd?

Meester: Weet jij veel.

Leerling: Daar zegt u zo wat.

Meester: Of was dat ook weer een droom?

Leerling: Dan zou ik gedroomd hebben dat ik droomde dat ik wakker werd.

Meester: Waarom niet.

Leerling: En dit gesprek dan?

Meester: Zeker weten dat het echt is?

Leerling: Als ik op mijn gevoel afga wel.

Meester: Is je gevoel betrouwbaar?

Leerling: Was dat maar waar.

Meester: Als dit gesprek een droom is, heb jij het dan op dit moment voor het zeggen?

Leerling: Ik vrees van niet.

Meester: En als dat ook een droom is?

Leerling: Als het een droom is dat dit gesprek een droom is?

Meester: Is het dan echt of nog onechter?

Leerling: Nu weet ik het helemaal niet meer.

Meester: Meer heb ik niet te zeggen.

101. Waar in de mens zit de vrije wil?

Zoeken naar de geest in de machine.

Leerling: Hebben wij een vrije wil?

Meester: Eerst maar eens vaststellen of wij een wil hebben.

Leerling: Hebben wij een wil?

Meester: Heeft een auto een wil?

Leerling: Wat?

Meester: Waar in de auto zit de wil om te rijden? In de tank? In de motor? In de wielen?

Leerling: In de chauffeur natuurlijk.

Meester: Waar in de mens zit de wil?

Leerling: Wat een vraag.

Meester: Als de stemming erin zit, waar zit die dan in?

Leerling: Wanneer?

Meester: Op een feestje, in een café...

Leerling: Dat is een wijze van spreken.

Meester: Iemand een wil toedichten niet?

Leerling: De wil is reëel.

Meester: Waar in de lucht zit de wil om te waaien?

Leerling: Dat is een kwestie van druk.

Meester: Waar in het water zit de wil om te bevriezen?

Leerling: Dat is een kwestie van temperatuur.

Meester: Waar in de steen zit de wil om te vallen?

Leerling: Ja, zo kan ik het ook.

Meester: Wat?

Leerling: U heeft het alleen maar over levenloze dingen.

Vallend stenen beeld van Icarus in de lucht.
^ Waar in de steen zit de wil om te vallen?

Meester: Waar in de plant zit de wil om te groeien?

Leerling: Groeien gebeurt vanzelf.

Meester: Handelen niet?

Leerling: Handelen komt voort uit de wil.

Meester: Waar in de plant zit de wil om naar het licht te keren?

Leerling: Een mens is geen plant.

Meester: Is naar het licht keren geen handelen?

Leerling: Naar het licht keren is een kwestie van turgor.

Meester: Waar in de bacterie zit de wil om zich te vermenigvuldigen?

Leerling: Kunnen we het niet over hogere wezens hebben?

Meester: Waar in de geit zit de wil om melk te geven?

Leerling: Dat is een kwestie van hormonen.

Meester: De wil niet?

Leerling: Nou...

Meester: Waar in de koe zit de wil om te loeien?

Leerling: Een koe loeit maar wat.

Meester: Een mens kletst maar wat.

Leerling: U in elk geval wel.

Meester: Waar in de chimpansee zit de wil om te krijsen?

Leerling: Ik ben toch zeker geen aap?

Meester: Waar in de mens zit de wil om te willen?

Leerling: In zijn hele wezen.

Meester: Net als zijn bewustzijn zeker.

Leerling: Het bewustzijn is een uitvinding van het hindoeïsme.

Meester: Net als zijn ziel dan.

Leerling: De ziel is een uitvinding van het christendom.

Meester: Hebben engelen vleugels?

Leerling: Engelen zijn een uitvinding van het katholicisme.

Meester: Hoe weet je dat?

Leerling: Ik heb nog nooit een engel gezien.

Meester: Nou dan.

Leerling: Misschien kun je de wil nergens vinden omdat je hem bént.

Meester: Misschien kun je de wil nergens vinden omdat hij nergens is.

Leerling: Misschien kun je de wil nergens vinden omdat hij overal is.

Meester: Misschien kun je de wil overal vinden omdat het een idee is.

Leerling: Misschien is dat ook maar een idee.

Meester: Misschien is dat ook maar een idee.

Leerling: Dus volgens u heb ik geen vrije wil?

Meester: Misschien is dat ook maar een idee.

Leerling: Hè?

Meester: Wat?

Leerling: Bedoelt u dat ik toch een vrije wil heb?

Meester: Eerst maar eens vaststellen of je een ik hebt.

102. Heeft de vrije wil een vrije wil?

Van bemande mensen met onbemande wensen.

Leerling: Hebben wij een vrije wil?

Meester: Heeft de vrije wil een vrije wil?

Leerling: Hè?

Meester: Wat?

Leerling: Hoe kan de vrije wil nu een vrije wil hebben!

Meester: Wat zou hem anders moeten aansturen?

Leerling: Hè?

Meester: Wat?

Leerling: De vrije wil regelt zichzelf wel, zou ik zeggen.

Meester: Waarom de mens dan niet?

103. Woordenboek niet-weten: homunculus

Over de fractale geest van de vrije wil en de fractale wil van de vrije geest.

Sommigen denken, al dan niet uit vrije wil, dat we een vrije wil hebben. Anderen denken, al dan niet uit vrije wil, van niet. De realiteit is ingewikkelder, of we willen of niet.

In werkelijkheid wordt ieder mens aangestuurd door een mensje in zijn hoofd.

Die aangestuurde mens heet homo, van homo sapiens, het aansturende mensje in zijn hoofd homunculus (ho-mun-ku-lus), verkleinwoord van homo.

Ieder mensje wordt op zijn beurt aangestuurd door een minimensje in zijn hoofdje, de homunculuculus (ho-mun-ku-lu-ku-lus).

Ieder minimensje wordt op zijn beurt aangestuurd door een miniminimensje in zijn minihoofdje, de homunculuculuculus (ho-mun-ku-lu-ku-lu-ku-lus), enzovoort.

In totaal zijn er aftelbaar oneindig veel mensjes die tezamen de vrije wil belichamen, evenveel als er natuurlijk getallen zijn.

Vraag: wat is het volgende minimensje in bovenstaande reeks?

Hint: het regexpatroon voor de inwendige mensjes is: homuncu(lucu)+lus.

Vraag: hoe heet het kleinste minimensje in deze reeks?

Hamvraag: wie heeft het hier uiteindelijk voor het zeggen?

Lees ook: https://en.wikipedia.org/wiki/Homunculus_argument en https://en.wikipedia.org/wiki/Ryle%27s_regress

104. Hoelang geeft de dokter je nog en wat betekent dat?

Van waarzeggers en dromenduiders.

1

Hoewel de dokter haar maar een week had gegeven, leefde moeder nog een maand. De kinderen waren onder de indruk van haar geestkracht.

2

Hoewel de dokter haar een jaar had gegeven leefde moeder nog maar een maand. De kinderen waren teleurgesteld in haar geestkracht.

3

Hoewel de dokter haar maar een week had gegeven, leefde moeder nog een maand. De kinderen waren blij dat ze zo haar best voor hen deed.

4

Hoewel de dokter haar een jaar had gegeven, leefde moeder nog maar een maand. De kinderen waren teleurgesteld dat ze niet meer haar best voor hen deed.

5

Hoewel de dokter haar maar een week had gegeven, leefde moeder nog een maand. De kinderen waren onder de indruk van zijn kunnen.

6

Hoewel de dokter haar een jaar had gegeven, leefde moeder nog maar een maand. De kinderen waren teleurgesteld in zijn kunnen.

7

De dokter durfde niet te voorspellen hoelang moeder nog zou leven. De kinderen waren onder de indruk van zijn eerlijkheid.

8

De dokter durfde niet te voorspellen hoelang moeder nog zou leven. De kinderen waren teleurgesteld over zijn wankelmoedigheid.

Vragen aan de lezer

1. Denk jij dat artsen altijd precies kunnen zeggen wanneer iemand zal doodgaan?

2. Wat vind jij van een arts die zich aan een voorspelling waagt?

3. Wat vind je van een arts die zich niet aan een voorspelling waagt?

4. Wat vind je van een arts wiens voorspelling precies uitkomt?

5. Wat vind je van een arts die er helemaal naast zit?

6. Wat heb je liever, dat je niet weet wanneer iemand, een ander of jijzelf, doodgaat of dat je het precies weet?

7. Hoelang van tevoren zou je het willen weten? Meteen al? In het laatste jaar, de laatste maand, de laatste week, de laatste dag, het laatste uur, de laatste minuut?

8. Heb je dat bij iedereen?

105. Denkt het dode meisje...

Je kunt wel zoveel willen.

Denkt het mooie meisje: Ik wou dat ik slim was.

Denkt het slimme meisje: Ik wou dat ik mooi was.

Denkt het mooie, slimme meisje: Ik wou dat ik dom en lelijk was.

Denkt het domme, lelijke meisje: Ik wou dat ik dood was.

Denkt het dode meisje...

Vragen aan de lezer

1. Wat deugt er niet aan jou?

2. Kun je je voorstellen dat er mensen gelukkig zouden zijn als ze hadden wat jij vindt dat er niet aan jou deugt?

3. Kun je je voorstellen dat ze om die reden verder zouden willen leven?

4. Wat deugt er wel aan jou?

5. Kun je je voorstellen dat er mensen ongelukkig zouden zijn als ze hadden wat jij vindt dat er deugt aan jou?

6. Kun je je voorstellen dat ze om die reden dood zouden willen?

7. Wilde jij vroeger weleens dood? Spreken de redenen daarvoor, als je ze had, als je ze nog weet, je nu nog aan?

8. Wil je tegenwoordig weleens dood? Zouden de redenen daarvoor, als je die hebt, je vroeger aangesproken hebben? Zullen ze je later nog aanspreken?

9. Praat je weleens met anderen over je doodsverlangen?

10. Vraag je weleens aan iemand of hij ooit dood wilde, nu dood wil of ooit dood denkt te zullen willen?

106. Drie meesterlijke meningen

Gevleugelde woorden van Meester Icarus.

Meester Icarus zegt:

Beter tien meningen in de lucht dan één in je hoofd.

Voor het geval dat te hoog gegrepen is:

Beter tien meningen in je hoofd dan één in je mond.

Als dat nog steeds te hoog gegrepen is:

Beter tien meningen in je mond dan één in je hart.

Lager durft Meester Icarus niet te gaan.

107. Woordenboek niet-weten: dwaasheid, wijsheid (1)

dwaasheid

radeloos zijn en toch nog raad weten.

wijsheid

geen raad weten en toch niet radeloos zijn.

108. Woordenboek niet-weten: dwaasheid, wijsheid (2)

dwaasheid

lachen om andermans ideeën

wijsheid

lachen om je eigen ideeën

109. Woordenboek niet-weten: hoogmoed, deemoed

hoogmoed

lachen om wie je was

deemoed

lachen om wie je bent

110. Waarom het raadsel van het leven geen oplossing heeft

En geen oplossing nodig heeft.

Leerling: Het leven is een raadsel.

Meester: Alleen voor wie het op wil lossen.

Leerling: Wat als je het raadsel van het leven niet wilt oplossen?

Meester: Dan is er geen leven en geen raadsel.

Leerling: Wat als er geen leven is en geen raadsel?

Meester: Dan leef je erop los.

Leerling: Is dat dan de oplossing?

Meester: Is er dan een probleem?

111. Waarom het leven geen raadsel is

En wij ook niet.

Leerling: Het leven is een raadsel.

Meester: Toch weer een oplossing gevonden?

Leerling: Noem dat maar een oplossing.

Meester: Noem dat maar een raadsel.

Leerling: Zeggen dat het leven een raadsel is, is het leven ontraadselen, wou u zeggen.

Meester: Alsof ik wat wou zeggen.

Leerling: Over het leven moeten we zwijgen.

Meester: Jij misschien.

Leerling: Wat zou u zeggen?

Meester: Dit.

Leerling: Wat?

Meester: Weg op je pad.

Leerling: U bent ook een raadsel.

Meester: Toch weer een oplossing gevonden?

112. Als je verstand stilstaat

De meningenmachine, 1

Diplomaat: Ontken nooit je overtuigingen omwille van rust en stilte.*

(* uitspraak van de Zweedse econoom en staatsman Dag Hammarskjöld)

Meester: Laatst hoorde ik iemand het tegenovergestelde beweren.

Diplomaat: Wat dan?

Meester: Ontken nooit je rust en stilte omwille van overtuigingen.

Diplomaat: Daar ben ik het niet mee eens.

Meester: Waarom niet?

Diplomaat: Dan ontstaat er geen gesprek.

Meester: Er doet er nog een de ronde.

Diplomaat: Toe maar.

Meester: Ontken omwille van je rust en stilte nooit andermans overtuigingen.

Diplomaat: Daar ben ik het ook niet mee eens.

Meester: Waarom niet?

Diplomaat: Om dezelfde reden.

Meester: Is dit soms geen gesprek?

Diplomaat: Dat kan ik niet ontkennen.

Meester: Terwijl ik uw overtuigingen nergens ontken.

Diplomaat: Ik denk dat u ze liever verkent.

Meester: Dat wil ik best bekennen.

113. Meningen zijn geen must voor je zielenrust

De meningenmachine, 2

Fysicus: Niets draagt méér bij tot zielenrust dan helemaal geen mening te hebben.*

(* uitspraak van de Duitse natuurkundige G. C. Lichtenberg)

Meester: Is dat een ervaringsfeit?

Fysicus: Het is mijn bescheiden mening.

Meester: Pas dan maar op voor uw zielenrust.

Fysicus: Wat is uw mening?

Meester: Niets geeft dieper zielenpijn dan almaar zonder mening zijn.

Fysicus: O?

Meester: Als je tenminste serieus genomen wilt worden.

Fysicus: Daar zit wat in.

Meester: En niets geeft dieper zielenpijn dan het met allen eens te zijn.

Fysicus: Denkt u?

Meester: Als je graag uniek wilt zijn.

Fysicus: Nou u het zegt.

Meester: En niets geeft dieper zielenpijn dan het met niemand eens te zijn.

Fysicus: Wanneer dan?

Meester: Als je ergens bij wilt horen.

Fysicus: Op die manier.

Meester: En niets geeft dieper zielenpijn dan het met je held oneens te zijn.

Fysicus: Hoezo?

Meester: Als je op hem wilt lijken.

Fysicus: Tja.

Meester: En niets geeft dieper zielenpijn dat het met God oneens te zijn.

Fysicus: Als je streeft naar eenwording.

Meester: Bijvoorbeeld.

Fysicus: Ik word hier heel onrustig van.

Meester: Ik word hier heel erg rustig van.

Fysicus: Hoe kan dat?

Meester: Niets draagt meer bij tot mijn zielenrust dan alle mogelijke meningen te zien.

Fysicus: Is dat uw bescheiden mening?

Meester: Het is een ervaringsfeit.

114. Wijs als gras

De meningenmachine, 3

1

Leerling: In het hele universum ligt nog geen grassprietje verkeerd.

Meester: In het hele universum ligt nog geen grassprietje goed.

Koe die nog maar net boven het gras uit komt.

2

Leerling: In het hele universum ligt nog geen grassprietje goed.

Meester: In het hele universum ligt nog geen grassprietje verkeerd.

3

Leerling: In het hele universum ligt nog geen grassprietje...

Meester: Goed of verkeerd.

4

Leerling: In het hele universum ligt nog geen grassprietje goed of verkeerd.

Meester: Heb je ze allemaal gecontroleerd?

5

Leerling: In het hele universum...

Meester: In het hele wat?

6

Leerling: Zelfs over het kleinste grassprietje heb ik niets te melden.

Meester: Waarom doe je het dan toch?

7

Leerling: ...

Meester: Had dat dan meteen gezegd.

Afbeelding: Golfer met een graskapsel dat voor zijn ogen hangt. Geen bijschrift.

115. Gedachten zijn zo voorbij (deze ook)

Over de troost van de vergankelijkheid en de vergankelijkheid van de troost.

1

Leerling: Vergankelijkheid is een zegen.

Meester: Hoezo?

Leerling: Zelfs de ergste gedachte is zo voorbij.

Meester: Maar daar is de volgende alweer.

2

Leerling: Vergankelijkheid is een zegen.

Meester: Hoezo?

Leerling: Zelfs de ergste gedachte is zo voorbij.

Meester: Maar daar is ze voor de zoveelste keer.

3

Leerling: Vergankelijkheid is een zegen.

Meester: Hoezo?

Leerling: Zelfs de ergste gedachte is zo voorbij.

Meester: De fijnste ook.

4

Leerling: Vergankelijkheid is een vloek.

Meester: Hoezo?

Leerling: Zelfs de fijnste gedachte is zo voorbij.

Meester: De ergste ook.

5

Leerling: Vergankelijkheid is een vervloekte zegen.

Meester: Hoezo?

Leerling: Iedere gedachte is zo voorbij.

Meester: Deze gedachte ook.

Leerling: Een zegen, want negatieve gedachten zijn zo voorbij.

Meester: Deze gedachte ook.

Leerling: Een vloek, want positieve gedachten zijn ook zo voorbij.

Meester: Deze gedachte ook.

Leerling: Vandaar dat ik zeg, vergankelijkheid is een gezegende vloek.

Meester: Die gedachte ook.

116. Help, ik wil niet geholpen worden!

Vriendelijk verzoek aan alle vrolijke fransen die mij van mijn weteloosheid willen verlossen.

Beste Hans,

Hierbij een linkje naar een interview met de spiritual teacher Elckerlijc. Ik ben benieuwd wat je ervan vindt.

Beste Frans,

Dank voor je, even tellen... vierde tip deze maand. Man man, wat een saai filmpje weer. De riebels krijg ik van die talking heads. Hun ontstellende stelligheid. Al die clichés, hoe krijgen ze ze bij elkaar. Zitten er dan alleen maar klonen op YouTube?

Doe me een lol: Link me out. Stuur me geen filmpjes meer. Je mag er zoveel niet-sturen als je wilt. Beter nog: stuur ze me maar allemaal niet. Dan ben jij wel even zoet en ik wat minder zuur.

Frans: Hierbij het, even tellen... vijfde linkje deze maand, pas het tweede naar Elckerlijc. Sorry hoor, ik ben ervan overtuigd dat deze je aan zal spreken. Je moet wel even de tijd voor nemen om het gesprokene goed tot je door te laten dringen. Ik vroeg je bijna om het voor mij te doen, maar je moet het natuurlijk voor jezelf doen.

Hans: Sinds ik online ben worden mij voortdurend filmpjes, boekjes, podcasts, verhaaltjes, gedichtjes, preken, teisho's, satsangs, retraites, roshi's, goeroes, spiriaters, technieken, therapieën en tradities aanbevolen, vaak met klem, alsof mijn website SOS.nl heet in plaats van NietWeten.nl.

De katholieke mysticus Jan van het Kruis sprak vol afschuw over de donkere nacht van de ziel: het niet-weten waarin je volgens hem terechtkomt nadat je je van alle zelfbeelden en godsbeelden hebt ontdaan, maar voordat het de beeldloze godheid behaagt je ziel binnen te gaan en de holte op te vullen. Machteloos wachtend, smachtend naar de minne.

Ook in jouw ogen schijnt niet-weten een noodzakelijk kwaad te zijn. Een wachtkamer zonder dak of gemak. De blote hemel tussen woonhuis en godshuis. De bomkrater die de ingang van het paradijs verspert en daarom zo snel mogelijk opgevuld moet worden met rotsblokken van begrippen. Een misverstand van jewelste.

Als agnost vind ik in dat gigagat ademruimte, denkruimte, speelruimte, leefruimte. Geen enkel inzicht maar een panoramisch uitzicht. Van je af kunnen kijken, alles overziend, rondom tot aan de horizon, dat geeft mij rust. Geen pleinvrees maar pleinvree, pleinvreugd, pleinlust, agorafilie.

Frans: Ik kan zo'n filmpje wel tien keer zien, weet je dat? Ik word er helemaal vrolijk van. Elckerlijc weet het als geen ander te vertolken.

Hans: Integendeel, Elckerlijc weet het als ieder lijk te vertolken. Binnen vijf minuten ben je volledig begraven onder de overleden overlevering. Ego, maya, karmisch pad, boeddhaveld, verlichting, keuzeloos gewaarzijn, meditatie, transcendentie, gelukzaligheid, onvoorwaardelijke liefde, eeuwige wijsheid, groot mededogen, openheid, heelheid, verbondenheid, non-dualiteit, het absolute, de bron, essentie, eenheid, integratie, balans, de hele rataplan, ratatatata blablabla.

Jaren geleden heb ik in een roes van beate verstandsverbijstering een streep gezet door al deze en soortgelijke termen. Niet met een potlood, niet met een pen maar met een stanleymes. Rats rats rats, de rafels hingen erbij, door de reten blies een frisse wind en achter de grauwe woorden verscheen de bonte wereld. Who's afraid of red, yellow and blue III.

Sindsdien is Stanley mijn beste vriend. Woord voor woord, moord voor moord. Zo blijf ik ongebonden, zo blijf ik LinkedOut. Zo houd ik mijn geest leeg en zo houd ik mijn roes vol.

Ik hoef dus nergens van of uit verlost te worden, nergens heen gewezen, gegidst, gedragen of gesleept. Zoek maar een ander schaap om te hoeden en bemoederen als je zo nodig moet, of beter nog, een lama. De enige manier waarop jij aan mijn rust kunt bijdragen is mij met rust laten.

Afbeelding: Bladzijde uit de bijbel met een verticale scheur of snede, waarachter je drie horizontale kleurbanen ziet, rood, geel en blauw, met daarin een verticale scheur of snede, waarachter je een sterrenhemel ziet. Bijschrift: Wie is er bang voor de ruimte.

117. Schaamte is geen schande

Over geestelijke naaktheid en spiritueel naturisme.

1

Leerling: Gisteren was ik op het nudistenstrand. Er stond een krijtbord met de tekst: "Voel je vrij, schaam je niet".

Meester: En toen heb je meteen je pij uitgetrokken.

Leerling: Nee, dat niet.

Meester: Waarom niet?

Leerling: Omdat ik me schaamde.

Meester: Voel je vrij om je te schamen.

Leerling: Dat ga ik de volgende keer op dat bord zetten!

Meester: Vergeet je krijtje niet.

Leitje met daarop de tekst: Voel je vrij, schaam je <del>niet</del> gerust.

2

Leerling: Gisteren was ik op het nudistenstrand. Er stond een krijtbord met de tekst: "Voel je vrij, schaam je niet".

Meester: En toen heb je meteen je pij weer aangetrokken.

Leerling: Nee, dat niet.

Meester: Waarom niet?

Leerling: Dan zou iedereen weten dat ik me schaamde.

Meester: Voel je vrij om je te schamen voor je schaamte.

Leerling: Dat ga ik de volgende keer op dat bord zetten!

Meester: Vergeet je krijtje niet.

Leitje met daarop de tekst: Voel je vrij schaam je <del>niet</del> gerust voor je schaamte.

3

Leerling: Gisteren was ik op het nudistenstrand. Er stond een krijtbord met de tekst: "Voel je vrij, schaam je niet".

Meester: En toen heb je meteen je pij uitgetrokken.

Leerling: Inderdaad.

Meester: En toen?

Leerling: Heb ik die over een zonnebaadster gelegd.

Meester: Schaamde zij zich voor haar naaktheid?

Leerling: Nee, ik had last van plaatsvervangende schaamte.

Meester: En toen je haar had toegedekt?

Leerling: Schaamde ik me voor mijn preutsheid.

Meester: En toen?

Leerling: Realiseerde ik me ineens dat ik zelf naakt was.

Meester: En toen?

Leerling: Zag ik dat ik opgewonden was.

Meester: En toen?

Leerling: Zei zij, voel je vrij om je te schamen voor mij. Ze nodigde me uit om naast haar te komen liggen onder mijn pij, wat ik nog gedaan heb ook. We zijn diezelfde dag verliefd geworden en dat zijn we nog steeds.

Meester: En nu?

Leerling: Nu voel ik me vrij om me te schamen voor mijn pij. Vrij om te schamen voor mijn naaktheid. Vrij om me te schamen voor mijn preutsheid. Vrij om me te schamen voor mijn verlangen om naakt te zijn. Vrij om me te schamen voor mijn opwinding. Vrij om me te schamen voor mijn verlangen om mijn lichaam en mijn opwinding te etaleren. Vrij om me te schamen voor mijn schaamteloosheid...

Meester: Vrij om je schaamte te verbergen?

Leerling: Dat ook.

Meester: En vrij om je schaamte te tonen.

Leerling: Inderdaad.

Meester: Vergeet het maar.

Leerling: Wat?

Meester: Dat krijg je nooit allemaal op dat bord.

Leerling: Ik ben er ook bang voor.

Meester: Vergeet je wisser niet.

Leitje met uitgewiste tekst.

118. Dekselse rust in een pan-demonium

Over het verschil tussen absentie en presentie.

Doodse stilte

Een abt zat met zijn monniken te mediteren toen de kok een pan liet vallen. De monniken schrokken op en begonnen te mopperen, alleen de abt bleef onverstoorbaar zitten. Na afloop vroegen de monniken hem waarom hij zijn concentratie niet verloor. De abt zei: Weet dat stilte niet de afwezigheid van geluid is. Stilte is de afwezigheid van jezelf.

(bron: Onverstoorbaar in De kleren van de yogi en andere verhalen over stilte, verzameld en naverteld door Wim van der Zwan, vereenvoudigd door Hans van Dam)

Levende stilte

Een abt zat met zijn monniken te mediteren toen de keukenjongen een pan liet vallen. De monniken bleven onverstoorbaar zitten, alleen de abt schrok op en begon te mopperen.

Na afloop vroegen de monniken hem waarom hij zich zo had laten gaan. De abt zei: Weet dat stilte niet de afwezigheid van reacties is. Stilte is aanwezig blijven bij jezelf. Rustig je reacties ondergaan zonder ze te overschreeuwen of te onderdrukken.

Mediterende monnik een beetje angstig ineengedoken onder een enorme, zwevende kerkklok
^ Stilte is aanwezig blijven bij jezelf.

119. Waarom ik zelfs mijn wantrouwen wantrouw

En alles maar zo'n beetje op me af laat komen.

Beste Hans,

Ik kan zo gauw niet vinden waar, maar volgens mij noem jij niet-weten ergens Groot Wantrouwen, klopt dat?

Beste Senna,

Groot Wantrouwen van je gedachten, om precies te zijn. Van je inzichten. Van je oordelen. Van je begrippen. Van alles wat je meent te weten. En van alles wat je meent niet te weten natuurlijk.

Senna: Betekent dit dat jij iedereen wantrouwt?

Hans: Dat zou het betekenen als ik dacht dat mensen gedachten waren, maar ook daarvan heb ik mezelf niet kunnen overtuigen. Sommige mensen vertrouw ik, andere wantrouw ik en van de meeste moet ik het nog zien.

Senna: Van mij moet je het zeker nog zien?

Hans: Zeker. Eigenlijk moet ik het van iedereen nog zien, altijd, mezelf incluis, maar ja, gevoelens kun je niet uitzetten. Er zijn mensen die ik graag zie, al vertrouw ik ze niet, en er zijn er die ik liever mijd, al vertrouw ik ze best. Word daar maar eens wijs uit.

Senna: Is je vertrouwen in mensen in de loop der jaren vaak beschaamd?

Hans: Wat dacht je dan. Ook het vertrouwen in mezelf. Ook mijn wantrouwen in mensen is in de loop der jaren vaak beschaamd, evenals mijn wantrouwen in mezelf, misschien nog wel vaker dan mijn vertrouwen, dus ik heb niet veel meer om op af te gaan.

Senna: En daarom ga je nu nergens meer op af?

Hans: En daarom laat ik nu alles maar zo'n beetje op me afkomen. Wat het toch al deed, of ik het liet of niet.

Senna: En dat werkt?

Hans: Zo werkt dat.

120. Wat is van jou, je gezondheid of je ziekte?

De hebberd.

Meester: Hoe gaat het nu met je kanker?

Leerling: Ik heb het er vreselijk moeilijk mee gehad.

Meester: Kan ik me voorstellen.

Leerling: Lang dacht ik dat welzijn mijn geboorterecht was, maar uiteindelijk heb ik mijn aandoening omarmd.

Meester: Tja.

Leerling: Wat?

Meester: Eerst dacht je dat die gezondheid van jou was en nu denk je weer dat die ziekte van jou is.

Vragen aan de lezer

1. Denk jij dat je je ziekten moet bestrijden, aanzien of omarmen?

2. Denk je dat je zelf kunt bepalen hoe je omgaat met je ziekten?

3. Denk je dat je zelf kunt bepalen hoe je omgaat met andermans ziekten?

4. Denk je dat anderen zelf kunnen bepalen hoe ze omgaan met hun ziekten?

5. Denk je dat anderen zelf kunnen bepalen hoe ze omgaan met jouw ziekten?

121. Wat je allemaal moet missen als je dood bent

Acht goede redenen om (niet) te gaan zitten sippen.

Meester: Is er wat?

Leerling: Ik heb terminale pancreaskanker.

Meester: Zit je daarom zo te sippen?

Leerling: Straks zal ik dit allemaal moeten missen.

Meester: Straks is er misschien ook geen gemis meer.

Leerling: Verdraaid.

Meester: Ja, weet jij veel.

Leerling: Dan zou ik er denk ik wel vrede mee kunnen hebben.

Meester: Straks is er misschien ook geen vrede meer.

Leerling: Dat vind ik nu weer wat minder.

Meester: Straks is er misschien ook geen minder meer.

Leerling: Dan zou ik er toch weer vrede mee kunnen hebben.

Meester: Straks is er misschien ook geen ik meer.

Leerling: Dat vind ik nu weer wat minder.

Meester: Straks is er misschien ook geen straks meer.

Leerling: Wat blijft er dan nog over?

Meester: En niemand die dat vraagt.

Leerling: Dus daarom zit ik zo te sippen.

Meester: Dus waarom zit je zo te sippen.

Vragen aan de lezer

1. Denk jij dat je dit allemaal zult missen na je dood?

2. Hoe kan iemand die er niet meer is iets missen?

3. Denk je dat je er op een of andere manier toch nog bent na je dood?

4. Hoe weet je dat degene die er toch nog is na je dood dit leven zult missen?

5. Denk jij dat anderen je zullen missen na je dood?

6. Hoop je dat anderen je zullen missen na je dood?

7. Denk je dat er mensen zijn die je niet zullen missen na je dood?

8. Denk je dat er mensen zijn die blij zullen zijn dat je dood ben?

9. Denk je dat de mensen die je missen na je dood, misschien ook blij zijn dat je eindelijk dood bent?

10. Als je iemand vraagt of hij je zal missen na zijn dood, denk je dat hij dan eerlijk antwoord zal geven?

11. Denk je dat je zelf eerlijk antwoord zou geven op die vraag?

122. Huil je nu om je dochtertje of om je wereldje?

Over het hardnekkige geloof in een goede wereld.

Leerling: Ik hoorde van de week dat mijn dochtertje acute leukemie heeft.

Meester: Hoe voelde dat?

Leerling: Alsof de wereld verging.

Meester: Welke wereld?

Leerling: Zo'n jong kind, het is gewoon niet eerlijk.

Meester: Denk je nu echt dat je in een rechtvaardige wereld leeft?

Leerling: Iedereen heeft recht op een gezonde...

Meester: Je haalt twee dingen door elkaar.

Leerling: Welke dingen?

Meester: Het verdriet om je kindje en het verdriet om je wereldje.

Leerling: Wát?

Meester: Je kindje is er nog, ook al is het ziek. Haar vooruitzichten zijn heel wat beter dan vroeger. Maar je wereldje is ingestort.

Leerling: Niet mijn wereldje, dé wereld.

Meester: Jouw wereldje.

Leerling: En welke wereld mag dat wezen?

Meester: Een zelfbedachte wereld vol regels en rechten. Een overzichtelijke wereld waarin alles volgens plan verloopt. Een betrouwbare wereld waarin jij je veilig waant en alleen andermans kinderen ziek worden.

Leerling: Hoe dan ook, die wereld is nu ingestort.

Meester: Die wereld is er nooit geweest.

Leerling: U bent wel hard, zeg.

Meester: Hard is het om jezelf op te sluiten in een zelfbedachte wereld en van anderen bevestiging te eisen.

Leerling: Ach man, vlieg toch op.

Meester: Hard is het om iemand die je daarop wijst van hardheid te betichten.

Leerling: ...

Meester: Huil je nu om je dochtertje of om je wereldje?

Leerling: Ook om mijn wereldje ja, en omdat ik om mijn wereldje huil, nou goed!

Meester: Geen stress.

Leerling: Hoezo?

Meester: Voor je het weet geloof je er weer in.

123. Niet-weten is zweven tussen hemel noch aarde

Hoe je hel en heil op afstand houdt.

Meester Icarus zegt:

In de wolk van onweten hangt alles in de lucht.

Geen hel meer onder je grond.

Geen grond meer onder je voeten.

Geen voeten meer onder je benen.

Geen benen meer onder je kont.

Geen kont meer onder je romp.

Geen romp meer onder je hoofd.

Geen hoofd meer onder je dak.

Geen dak meer boven je hoofd.

Geen hemel meer boven je dak.

Onder noch boven, hel noch heil.

In de wolk van onweten hangt alles in de lucht.

Wolk in de vorm van een vogel.
^ In de wolk van onweten hangt alles in de lucht.

124. Woorden zijn waarden

Noemen is nemen.

Meester Icarus zegt:

Sereen noem je iemand die het leven aanvaardt.

Rusteloos noem je iemand die het leven afwijst.

Gelaten noem je iemand die zich bij het leven neerlegt.

Hoe noem je iemand die het leven niet kent?

Die geen idee heeft wat het is of waar het goed voor is of hoe het geleefd moet worden?

Die niet eens weet of 'het leven' wel meer is dan een woord?

Hoe noem je iemand die zichzelf niet kent?

Die geen idee heeft of hij iemand is of niemand, alles of niets, vorm of leegte, stof of geest, werkelijkheid of illusie of wat dan ook?

Die zich daar geen moment meer druk over maakt?

Hoe noem je iemand op wie woorden niet van toepassing zijn?

125. Zie mij als een open raam

Liefste is mijn naam
Vergeten
'k Weet nog steeds
Niet of ik heet

Wil ik mij
Geborgen weten
Noem mij niet
Verbreek de keten

Stilte is
Mijn diepste naam

Spreek me aan
Door niet te preken
Daar ik mij
Met niemand meet

Kom maar binnen
Kom maar buiten
Nodeloos
Hier in te breken

Zie mij
Als een open raam

Spiegelende glasplaat zweven in de lucht.
^ Zie mij als een open raam.

Voor wie ik liefheb, wil ik heten

Bovenstaand gedicht is geïnspireerd door het gedicht Voor wie ik liefheb, wil ik heten van Neeltje Maria Min. Dat gaat zo:

Mijn moeder is mijn naam vergeten.
Mijn kind weet nog niet hoe ik heet.
Hoe moet ik mij geborgen weten?

Noem mij, bevestig mijn bestaan,
Laat mijn naam zijn als een keten.
Noem mij, noem mij, spreek mij aan,
o, noem mij bij mijn diepste naam.

Voor wie ik liefheb, wil ik heten.

126. Waarom ik mijn gedachten met een korreltje zout neem

Ik ben niet onverschillig geworden, alleen wat on-verschillig.

Beste Hans,

Sommige mensen noemen niet-weten non-dualiteit, anderen noemen het onwetendheid of juist een hoger weten, dwaasheid of juist wijsheid. Wat is niet-weten voor jou?

Beste Dilaya,

Niet-weten is voor mij geen dualiteit en geen non-dualiteit. Geen onwetendheid en geen hoger weten. Geen dwaasheid en geen wijsheid.

Niet-weten is voor mij het onvermogen dualiteit te onderscheiden van non-dualiteit, onwetendheid van hoger weten, dwaasheid van wijsheid – wat dan ook van wat dan ook.

Natuurlijk, ik kan wel onderscheid maken en dat doe ik ook, of moet ik zeggen, het overkomt me ook – onophoudelijk zelfs, neem alleen al deze zinnen. Maar ik kan geen enkel onderscheid hard maken.

Nergens is een scherpe grens te vinden. Alles gaat naadloos in elkaar over. Subject en object. Binnen en buiten. Lichaam en geest. Mijn en dijn. Oorlog en vrede. Feit en theorie. Lijden en geluk. Leugen en waarheid. Goed en kwaad. Eigen en vreemd. Vriend en vijand. Liefde en haat. Gezond en ziek. Valide en invalide. Aards en hemels. Werelds en spiritueel. Leerling en meester. Normaal en gek. Hoofd en hart. Illusie en werkelijkheid. Stoel en kruk. Essentie en bijzaak. Bewustzijn en gedachte. Vroeger, nu en later.

Hoe dieper ik op een verschil inga, hoe meer het me ontglipt. Hoe langer ik kijk, hoe minder ik zie.

Woordenboeken, encyclopedieën, wetenschappen brengen geen uitkomst. Woorden verwijzen naar woorden, lemma's naar lemma's, kennis naar kennis, complexer dan ik ooit kan bevatten, meer dan ik ooit kan onthouden.

Bij nader inzien houden mijn onderscheidingen geen stand. Ze zijn niet van ijzer maar van ijs – ze smelten in de zon. Van kalksteen – ze verbrokkelen onder mijn voeten. Van drijfzand – ik zak er steeds dieper in weg.

Begrippen blijken zeepbellen, theorieën kaartenhuizen, visies oogkleppen, geboden schoten in het duister, leefregels slagen in de lucht.

Sommigen noemen dit non-dualiteit ja, maar mij is dat te hoog gegrepen. Niet-weten is geen vliegbrevet, niet-weten is neerstorten.

Als alles in elkaar overvloeit, wordt het lastig om je gedachten en gevoelens nog serieus nemen. Dan komt alles wat je denkt tussen haakjes te staan.

Steeds als zich een idee voordoet, een weten, een verschil, een oordeel, een standpunt, een dilemma, haal ik mijn mondhoeken op, hihi (-; haha ;-)

Iemand hier of niemand hier? Mij niet gezien.

Atman of anatman? Batman.

Spontaan of gemaakt? Spontaan gemaakt.

Soto of rinzai? Banzai.

Hinayana of mahayana? Benenwagen.

Beeldentuin of beeldenstorm? Stelletje sokkels.

Ego of zelf? Tja.

Oorzakelijkheid of afhankelijk ontstaan? Mwah.

Weten of niet-weten? Eh...

Man of vrouw? Miauw.

Lekker of vies? Lekker vies.

Vrije wil of onvrije wil? Kikker in je bil.

Spreken of zwijgen? Sprijgen.

Nul, één, niet-twee of twee? Ik tel niet meer mee.

Begraven of cremeren? Ik zag twee beren.

Broodjes of cake? Patat.

Theïsme of atheïsme? God, daar vraag je me wat.

Vorm of leegte? Vinger in je gat.

Moet ik doorgaan?

Dilaya: De weetnietgeest is geen hokjesgeest.

Hans: Nee, maar de hokjesgedachten blijven komen, en ze blijven mijn stemming en mijn gedrag beïnvloeden, al staan ze tussen honderd haakjes.

Dilaya: Je bent niet uitgedoofd?

Hans: Ik ben niet onverschillig geworden, alleen wat on-verschillig.

127. Dwijsheid is een röntgenstraal

Te licht bevonden.

'Wat is dwijsheid?'

'Een röntgenstraal.'

'Wat zie je als je hem op dwaasheid richt?'

'Louter transparantie.'

'En als je hem op wijsheid richt?'

'Louter ondoorzichtigheid.'

128. Wie is het stomst, die vragen stelt of die ze beantwoordt?

Drie spreekwoorden waarvan er maar twee de enige juiste zijn.

Meester Icarus zegt:

Eén dwaas kan meer vragen stellen dan honderd wijzen kunnen beantwoorden, luidt het spreekwoord.

Ja, was dat maar waar. In werkelijkheid is het precies omgekeerd. Het enige juiste spreekwoord luidt:

Wijsheidstegeltje: Eén wijze kan meer vragen stellen dan honderd dwazen kunnen beantwoorden.

Dat is het goede nieuws.

Het slechte nieuws is vervat in de pendant van het enige juiste spreekwoord, het andere enige juiste spreekwoord:

Wijsheidstegeltje: Eén dwaas kan meer vragen beantwoorden dan honderd wijzen kunnen stellen.

Het slechte nieuws wordt nog slechter als je bedenkt dat er op iedere wijze honderd dwazen zijn. Honderd dwazen maal honderd antwoorden maakt tienduizend dwaze antwoorden per vraag.

Tienduizend dwaze antwoorden maal honderd vragen maakt een miljoen dwaze antwoorden per wijze, die achteraf gezien zijn vragen beter voor zich had kunnen houden.

129. Woordenboek niet-weten: meningisme, meningitis

Hoeveel meningen hebben jou?

meningisme

meningenleer bestaande uit de volgende 7 metameningen:

1. Meningen zijn onbewijsbaar.*

2. Omdat meningen onbewijsbaar zijn, getuigen ze indirect en onbedoeld van onweten.*

3. Voor iedere mening bestaan er alternatieve en tegengestelde meningen.*

4. Er is geen mening zo vreemd of hij wordt wel door iemand verdedigd.*

5. Voor iedere expert is er (tegen een passende honorering) een contra-expert die het niet met hem eens is.*

6. Mensen hebben geen meningen, dat denken ze maar.*

7. Meningen hebben mensen, reken maar.*

* Niet iedereen is het hiermee eens.

Uitspraak: me-nin-gis-me (dus niet mening-isme).

meningitis

overdreven veel waarde hechten aan meningen

Uitspraak: me-nin-gi-tis (dus niet mening-itis).

Volgens sommigen getuigt iedere mening van meningitis. Volgens anderen getuigt die mening van meningitis.

Niet te verwarren met hersenvliesontsteking, ook al zijn de symptomen grotendeels dezelfde.

130. Misschien wel, maar misschien ook niet, zei Krumpie

Het antwoord op al je levensvragen.

Een gevleugelde uitspraak, meen ik, van het olifantje Krumpie, dacht ik, in mijn favoriete jeugdboek, geloof ik, De zeven wonderdaden van Kevertje Plop, of zoiets, van ene Jean Dulieu, of wie het ook was (Jan van Oort, denk ik), luidt:

Misschien wel, maar misschien ook niet.

Al rond mijn zevende, toen mijn vader dit verhaal aan zijn kinderen voorlas terwijl ze onder een Philips hoogtezon (model Melanoma, meen ik) bruin bakten, heeft deze zin zich tenminste in deze vorm in mij vastgezet, al zou het nog decennia duren voor ik zelf een soort Krumpie werd.

Als uiting van dwijsheid kan hij zich misschien meten met de beste – maar misschien ook niet.

Bestaat God? Misschien wel, maar misschien ook niet.

Was Jezus de zoon van God? Misschien wel, maar misschien ook niet.

Is er een hogere werkelijkheid? Misschien wel, maar misschien ook niet.

Is alles bewustzijn? Misschien wel, maar misschien ook niet.

Is alles een illusie? Misschien wel, maar misschien ook niet.

Is er leven na de dood? Misschien wel, maar misschien ook niet.

Is er een einde aan het lijden? Misschien wel, maar misschien ook niet.

Heeft het leven zin? Misschien wel, maar misschien ook niet.

Is er een waar zelf? Misschien wel, maar misschien ook niet.

Zal de mensheid zichzelf overleven? Misschien wel, maar misschien ook niet.

Zal er ooit vrede komen? Misschien wel, maar misschien ook niet.

Hebben wij een vrije wil? Misschien wel, maar misschien ook niet.


^ Omslag van De zeven wonderdaden van Kevertje Plop.

131. Dwijsheid is kijken

Waar kijk jij naar?

Leerling: Wat is dwaasheid?

Meester: Kijken naar wat je weet.

Leerling: Wat is wijsheid?

Meester: Kijken naar wat je niet weet.

Leerling: Wat is dwijsheid?

Meester: Kijken.

132. Memento mori: gedenk te sterven

Vier meditaties* over doodgaan.

* 'Meditatie' in de oorspronkelijke, Latijnse zin van het woord: overdenking. Rustig nadenken. Op je in laten werken. Invoelen. Inleven. Beleven. Doorleven. In gedachten meemaken. Tegelijk reagerend en zelfbeschouwend.

De meeste mensen gaan er stilzwijgend van uit dat ze van ouderdom zullen sterven. Is dat wel zo?

Natuurlijk niet. Gedenk te sterven, het kan ieder moment afgelopen zijn.

Verbeeld je dat je nog maar één jaar te leven hebt. Wat zou je nog willen doen in die tijd? Waar ben je eindelijk van verlost? Waar ben je bang voor? Ben je bereid om over één jaar te sterven?

Verbeeld je dat je nog maar één maand te leven hebt. Wat zou je nog willen doen in die tijd? Waar ben je eindelijk van verlost? Ben je bereid om over één maand te sterven?

Verbeeld je dat je nog maar één dag te leven hebt. Wat zou je nog willen doen in die tijd? Waar ben je eindelijk van verlost? Ben je bereid over één dag te sterven?

Verbeeld je dat je nog maar één uur te leven hebt. Wat zou je nog willen doen in die tijd? Waar ben je eindelijk van verlost? Waar ben je bang voor? Ben je bereid om over één uur te sterven?

En verbeeld je nu eens dat je nog maar zeven hartslagen te leven hebt, zes, vijf, vier, drie, twee, een...

ECG dat na zeven hartslagen ophoudt.
^ Gedenk te sterven.

133. Memento vivendi: gedenk te leven

Vijf meditaties over doorleven.

Hoe lang nog?

De meeste mensen gaan er stilzwijgend van uit dat ze minder dan een eeuw te leven hebben. Is dat wel zo? Het is maar net aan wie je het vraagt.

Volgens nieuwetijdsleraren zijn er allang onsterfelijken onder ons.

Volgens het boeddhisme kunnen en moeten we ontelbare keren reïncarneren.

Volgens de advaita vedanta zijn wij het tijdloze bewustzijn.

Volgens het spiritisme leven wij eeuwig voort als geesten.

Volgens christenen en moslims gaat onze ziel na het overlijden van het lichaam voorgoed naar de hemel of de hel.

Volgens futurologen evolueren wij naar een androïde bestaansvorm met onbeperkt vervangbare onderdelen.

Wat denk jij? Hoe weet je dat?

Gedenk te leven

Ook op individuele schaal is de bestaansonzekerheid groot.

Misschien ben jij een van de velen die op een dag van zijn arts of van een andere toekomstvoorspeller te horen krijgt dat hij nog maar een decennium, een jaar, een maand, een week te leven heeft.

Je brengt je leven op orde, laat een testament opmaken, werkt je bucket list af (wat is een mens zonder actielijst) en neemt uitgebreid afscheid.

Als de Dooie Dood vervolgens op het aangekondigde tijdstip verstek laat gaan, en weer, en nog eens, raken jij en je dierbaren steeds meer in de war. Je kunt tenslotte niet aan de gang blijven met laatste wensen vervullen en afscheid nemen.

Daar hangen jullie dan, overal tussenin, in de wachtkamer van Dokter Hein. Echt leven lukt niet meer en echt sterven evenmin. Ik wou dat ik doodging of genas, denk je duizend keer bij jezelf. Sterf en bederf, denken de nabestaanden duizend keer bij zichzelf, of leef en streef; vaarwel of onwel maar schiet op.

Dat komt er nu van als je rekent op het einde. Gedenk te leven, want Joost mag weten hoelang en in welke vorm het nog doorgaat. Denk er eens over na, je hebt toch niks meer te doen.

Vijf meditaties over doorleven

Verbeeld je dat je nog een heel jaar te leven hebt. Wat ga je doen met al die tijd? Waar ben je eindelijk van verlost? Waar ben je bang voor? Ben je bereid om daarna nog een jaar te leven?

Verbeeld je dat je nog tien jaar te leven hebt. Wat ga je doen met al die tijd? Waar ben je eindelijk van verlost? Waar ben je bang voor? Ben je bereid om daarna nog eens tien jaar te leven?

Verbeeld je dat je nog honderd jaar te leven hebt. Wat ga je doen met al die tijd? Waar ben je eindelijk van verlost? Waar ben je bang voor? Ben je bereid om daarna nog eens honderd jaar te leven?

Verbeeld je dat je nog duizend jaar te leven hebt. Wat ga je doen met al die tijd? Waar ben je eindelijk van verlost? Waar ben je bang voor? Ben je bereid om daarna nog eens duizend jaar te leven?

Verbeeld je dat je het eeuwige leven hebt. Wat ga je doen met al die tijd? Waar ben je eindelijk van verlost? Waar ben je bang voor? Ben je bereid om eeuwig te leven?

ECG van 1 hartslag waarvan het uiteinde onderlangs terugkeert naar het begin, als in een stroomdiagram.
^ Eeuwige hartslag.

134. Drie meditaties over eeuwigheid

1

Verbeeld je dat iedereen onsterfelijk is behalve jij.

Hoe voelt dat?

Zou je liever ook onsterfelijk zijn of had je liever dat iedereen sterfelijk was, net als jij?

Denk jij dat het beter is als mensen sterfelijk zijn?

Als jij het voor het zeggen had, zou je dan iedereen, desnoods tegen zijn zin, sterfelijk maken, net als jij?

2

Verbeeld je dat iedereen sterfelijk is behalve jij, waardoor je voortdurend afscheid moet nemen en geen van je huidige vrienden je vroegere vrienden heeft gekend.

Hoe voelt dat?

Zou je liever een onsterfelijk kind, een onsterfelijke puber, een onsterfelijke volwassenen of een onsterfelijke bejaarde zijn?

Als jij het voor het zeggen had, zou je dan iedereen, desnoods tegen zijn zin, onsterfelijk maken, net als jij?

3

Verbeeld je dat iedereen onsterfelijk is en je de rest van de eeuwigheid ofwel met dezelfde persoon moet doorbrengen, ofwel met niemand in het bijzonder.

Wat ben je liever, voor altijd samen of voor altijd alleen?

Als je kiest voor een eeuwigheid samen, heb je dan een bestaand iemand in gedachten of een geïdealiseerde partner?

Waar verheug je je op?

Waar ben je bang voor?

135. Drie meditaties over dodelijke liefde

1

Verbeeld je dat degene van wie je het meeste houdt doodgaat.

Hoe voelt dat?

Wat zul je missen?

Waar ben je van verlost?

Waar verheug je je op?

Waar ben je bang voor?

Wie wordt dan degene van wie je het meeste houdt?

2

Verbeeld je dat iedereen van wie je houdt doodgaat.

Wat zul je missen?

Waar ben je van verlost?

Waar verheug je je op?

Waar ben je bang voor?

3

Verbeeld je dat iedereen dood is behalve jij.

Hoe voelt dat?

Kun je iedereen missen?

Kun je de medemens als geheel missen, praktische overwegingen daargelaten?

Waar verheug je je op?

Waar ben je bang voor?

136. Twee meditaties over dodelijke haat

1

Verbeeld je dat degene die je het meeste haat doodgaat.

Wie is dat?

Waar ben je van verlost?

Wat zul je missen?

Waar verheug je je op?

Waar ben je bang voor?

Wie wordt dan degene die je het meeste haat?

2

Verbeeld je dat iedereen die je haat doodgaat of zonder een spoor uit de werkelijkheid verdwijnt, alleen maar door jouw haat.

Hoe voelt dat?

Van wie zul je dan allemaal verlost zijn?

Welke van je vijanden zul je het meest missen?

Waar verheug je je op?

Waar ben je bang voor?

Zou er daarna alleen maar liefde in je overblijven, alleen maar lieve mensen om je heen, waar je alleen maar van kunt houden?

Als jouw haat inderdaad dodelijk is, zou je hem dan zelf overleven?

137. Willen willen wat je doet

Gelukkig worden van dromen van geluk, 1.

Leerling: Het hoogste geluk is niet doen wat je wilt maar willen wat je doet!

Meester: Je kunt wel zoveel willen.

Leerling: En daarom probeer ik alles te willen wat ik doe!

Meester: Is dat een keus of moet je wel?

138. Willen willen wat je hebt en niet willen willen wat je niet hebt

Gelukkig worden van dromen van geluk, 2.

Leerling: Het hoogste geluk is niet hebben wat je wilt maar willen wat je hebt!

Meester: En als je dat niet wilt?

Leerling: Dan, eh... hè?

Meester: En wat je niet hebt, wat wil je daarmee?

Leerling: Oei.

Meester: Nou?

Leerling: Wacht even... ja, ik heb het. Het hoogste geluk is niet willen wat je niet hebt!

Meester: En als je geen geluk hebt?

Leerling: Dan, eh... ai.

Meester: Wat?

Leerling: Dan moet je dat ook niet willen.

Meester: Wat zeur je dan.

139. De wil wil steeds wat anders

Of je wilt of niet.

Leerling: Wat is de aard van de wil?

Meester: Dat je steeds wat anders wilt.

Leerling: Steeds wat anders?

Meester: Ga maar na wat je in je leven zoal hebt gewild.

Leerling: Ik wil altijd iets doen wat ik niet doe... Ik wil altijd iets niet doen wat ik wel doe...

Ik wil altijd iets hebben wat ik niet heb... Ik wil altijd iets niet hebben wat ik wel heb...

Ik wil altijd iets zijn wat ik niet ben... Ik wil altijd iets niet zijn wat ik wel ben...

Ik wil altijd iets denken wat ik niet denk... Ik wil altijd iets niet denken wat ik wel denk...

Ik wil altijd iets voelen wat ik niet voel... Ik wil altijd iets niet voelen wat ik wel voel...

Meester: Zie je wel?

Leerling: Steeds wat anders.

Meester: Dat is de aard van de wil.

Leerling: Maar dat wil ik helemaal niet!

Meester: Zie je wel?

140. Verdeeldheid is je natuurlijke staat

Tussen idee en ideaal vind je de deur naar niet-weten.

Leerling: Wat is mijn natuurlijke staat?

Meester: Verdeeldheid natuurlijk.

Leerling: Eenheid natuurlijk.

Meester: O ja?

Leerling: Daar streef ik tenminste al jaren naar.

Meester: Nou dan.

141. De wil is wat je verscheurt

Eenheid nastreven is verdeeld blijven.

Leerling: Wat is de wil?

Meester: Wat je verscheurt.

Leerling: Geef eens een voorbeeld.

Meester: Je wilt deugen én ondeugend zijn. Je wilt honger hebben én vol zitten. Je wilt lui zijn én sporten.

Je wilt snoepen én slank zijn. Je wilt drinken én helder blijven. Je wilt roken én fit zijn.

Je wilt spelen én werken. Je wilt je binden én vrij blijven. Je wilt verzorgd worden én autonoom zijn.

Je wilt doorleven én eruit stappen. Je wilt uitgaan én thuisblijven. Je wilt bezitten én zorgeloos zijn.

Je wilt opvallen én onopgemerkt blijven. Je wilt intimideren én vertrouwen wekken. Je wilt contact én met rust gelaten worden.

Je wilt geven én nemen. Je wilt vrede én oorlog. Je wilt kwellen én troosten.

Je wilt scheppen én vernietigen. Je wilt je zin doordrijven én loslaten. Je wilt van anderen leren én hun ongelijk bewijzen.'

Leerling: Dat kan ik allemaal niet ontkennen.

Meester: Mensen bidden om veiligheid én om de volgende ramp.

Leerling: Kunt u soms gedachten lezen?

Meester: De wil verdeelt en heerst.

Leerling: Hoe kom ik tot eenheid?

Meester: Dat bedoel ik.

Leerling: Wat?

Meester: Eenheid nastreven is verdeeld blijven.

Leerling: Dat snap ik niet.

Meester: Omdat je je daarmee verzet tegen je innerlijke verscheurdheid.

Leerling: Maar ik wil me niet verzetten!

Meester: Zie je wel?

Leerling: Maar ik wil niet verscheurd blijven!

Meester: Zie je wel?

Afbeelding: Siamese tweeling, vergroeid aan de onderrug, waarvan beide individuen van elkaar weg proberen te lopen. Bijschrift: De wil (is wat je verscheurt). Alternatief: Twee, drie of vier klonen van een wandelende man met een gemeenschappelijke as die elk een andere kant op lopen.

142. Kun je je innerlijke verdeeldheid overwinnen?

Afstand willen willen doen is nog geen afstand willen doen.

Leerling: Kan ik mijn innerlijke verdeeldheid overwinnen door me niet langer met mijn wil te identificeren?

Meester: Afstand willen doen van je wil is verdeeld raken.

Leerling: Kan ik mijn innerlijke verdeeldheid overwinnen door mezelf niet langer als een persoon op te vatten?

Meester: Afstand willen doen van jezelf is verdeeld raken.

Leerling: Kan ik mijn innerlijke verdeeldheid overwinnen door niet langer te investeren in concepten als 'innerlijk', 'wil', 'verdeeldheid' en 'eenheid'?

Meester: Afstand willen doen van concepten is verdeeld raken.

Leerling: Ik weiger me nog langer door mijn wil te laten verdelen!

Meester: Je identificeert je met je wil.

Leerling: Maar ik kan toch niet...

Meester: Je vat jezelf op als een persoon.

Leerling: Maar eenheid is toch...

Meester: Je investeert in concepten.

Leerling: Ik geef het op.

Meester: Dat mocht je willen.

143. Hoe je je bevrijdt van de vraag hoe je je van de wil bevrijdt

Wat is een mens zonder wil en wat is een wil zonder mens?

Leerling: Is er een manier om mezelf te bevrijden van mijn wil?

Meester: Hier spreekt de wil.

Leerling: Ik dacht dat ik het was.

Meester: Je wilt je toch van de wil bevrijden?

Leerling: Nou en of.

Meester: Is dat soms geen willen?

Leerling: Stel dat ik me er niet meer van wil bevrijden.

Meester: Wat dan?

Leerling: Ben ik er dan van bevrijd?

Meester: Die vraag is dan niet meer aan de orde.

Leerling: Waarom niet?

Meester: Wat is een mens zonder wil?

Leerling: Daar vraagt u me wat.

Meester: Wat is een wil zonder mens?

Leerling: Idem dito.

Meester: Hoe moet wat geen mens is zonder wil zich bevrijden van wat geen wil is zonder mens, en waarom?

Leerling: Ik zou het ook niet weten.

Meester: Nou, ik ook niet.

De volgende dag

Leerling: Ik ben er toch nog niet helemaal uit.

Meester: Ik ben er helemaal niet uit.

Leerling: Ik was er al bang voor.

Meester: En toch zit ik er niet in.

Leerling: Ik bedoel, hoe bevrijd ik me de vraag hoe ik me van de wil bevrijd?

Meester: Hier spreekt de wil.

Afbeelding: Marionet die met een schaartje zijn touwtjes doorknipt. Zijn benen en een arm hangen al slap naar beneden. Bijschrift: Een manier om jezelf te bevrijden van je wil.

144. De trein komt altijd te laat, op tijd en te vroeg

Wat Meester Icarus nu toch weer heeft gehoord!

Zegt de eerste passagier: Deze trein kwam een kwartier te laat, dat geloof je toch niet?

Zegt de tweede: Nee hoor, hij kwam precies op tijd, ik kon zo instappen.

Zegt de derde: Nee hoor, hij kwam net te vroeg, ik had graag nog even een kopje koffie gehaald.

Zegt de eerste: Hij kwam toch echt te laat.

Zegt de tweede: Hij kwam toch echt op tijd.

Zegt de derde: Hij kwam toch echt te vroeg.

Trein op een cirkelvormig spoor.
^ De cirkeltrein komt altijd op tijd.

145. De dood komt altijd te laat, op tijd en te vroeg

Wat Meester Icarus nu toch weer heeft gehoord!

Zegt de eerste nabestaande: De dood kwam veel te laat, wat heeft die man geleden.

Zegt de tweede: Nee hoor, ze kwam precies op tijd, hij heeft eruit gehaald wat erin zat.

Zegt de derde: Nee hoor, ze kwam veel te vroeg, hij had nog zoveel kunnen doen.

Zegt de eerste: De dood kwam toch echt te laat.

Zegt de tweede: Ze kwam toch echt op tijd.

Zegt de derde: Ze kwam toch echt te vroeg.

Zegt de dode:

Afbeelding: Magere Hein in cape met zeis tegenover een pratend geraamte dat een verontschuldigend gebaar maakt. Bijschrift: "Je bent toch echt te laat."

146. Waarom je nooit te vroeg, te laat of op tijd kunt sterven

Sterven als je sterft.

Leerling: Hoe komt het toch dat sommigen te vroeg sterven en anderen te laat?

Meester: Niemand sterft te vroeg of te laat, dat denk je maar.

Leerling: Niet?

Meester: Te vroeg betekent alleen maar eerder dan jij wenselijk vindt...

Leerling: Het is een oordeel.

Meester: En te laat betekent alleen maar later dan jij wenselijk vindt.

Leerling: Zonder oordeel sterft iedereen op tijd, wou u zeggen.

Meester: Welnee.

Leerling: Waarom niet?

Meester: Op tijd is nog steeds een oordeel.

Leerling: Wanneer sterf je als je niet te vroeg sterft, niet te laat en niet op tijd?

Meester: Dan sterf je als je sterft.

Leerling: En als je wel te vroeg, te laat of op tijd sterft?

Meester: Ook.

Leerling: Wat maakt het dan uit?

Meester: Dat zou ik ook weleens willen weten.

Afbeelding: Grafsteen Hier rust Nescio, met een sterfdatum die gelijk is aan de geboortedatum: 11-11-2024. Bijschrift: Niemand sterft te vroeg, dat denk je maar.

Afbeelding: Grafsteen Hier rust Niemand, geboren op 1 april 1024. Bijschrift: Niemand sterft te laat, dat denk je maar.

147. Kun je voorkomen dat de dood je overvalt?

Hoe je jezelf arm rekent.

Leerling: Als je nergens op rekent kan de dood je nooit overvallen.

Meester: Dan reken je erop dat de dood je nooit kan overvallen als je nergens op rekent.

Leerling: Verdraaid.

Meester: Zeg dat wel.

Leerling: Hoe kan ik ervoor zorgen dat de dood mij niet kan overvallen?

Meester: Door jezelf te doden?

Leerling: Dat is wel erg radicaal.

Meester: Zolang je het uitstelt kan de dood je ieder moment overvallen.

Leerling: Ik denk het.

Meester: Je kunt er ook niet op rekenen dat je jezelf nog steeds wilt doden als het moment daar is.

Leerling: Nee, misschien krijg je er juist wel levenslust van.

Meester: En zelfs als je het nog steeds wilt, kun je er niet op rekenen dat je het aandurft.

Leerling: Ik ben toch al geen held.

Meester: Je kunt er dus niet op rekenen dat de dood je nooit kan overvallen als je nergens op rekent.

Leerling: Oké, ik zal er rekening mee houden.

Meester: Daar zou ik maar niet op rekenen.

148. Waarom je zus voor de trein is gesprongen

En waarom ook niet.

Leerling: Ik snap niet waarom mijn zus voor de trein is gesprongen.

Meester: Nee.

Leerling: Wat zou ik er niet voor over hebben als ik het haar kon vragen.

Meester: Heb jij overal een goede reden voor?

Leerling: Niet overal voor, maar...

Meester: Begrijp jij alles van jezelf?

Leerling: Niet alles, maar...

Meester: Kun jij je omstandigheden helemaal overzien?

Leerling: Niet helemaal, maar...

Meester: Waarom je zus dan wel?

149. Waarom je vader een overdosis heeft genomen

Verklaringen afleggen.

Leerling: Ik snap niet waarom mijn vader een overdosis heeft genomen.

Meester: Heb je nog gedroomd vannacht?

Leerling: Ik droom wat af.

Meester: Als iemand je vraagt je dromen uit te leggen, wat zeg je dan?

Leerling: Die is gek.

Meester: Als jij je dromen van afgelopen nacht niet eens kan verklaren, waarom je vader dan wel zijn nachtmerrie van zoveel jaar geleden?

150. Tien (on)acceptabele redenen om een eind aan je leven te maken

Als je het aan de familie vraagt.

Leerling: Als ik maar wist waarom mijn broer zich heeft verhangen.

Meester: Wat dan?

Leerling: Dan zou ik er vrede mee kunnen hebben.

Meester: Maakt niet uit waarom?

Leerling: Als ik het maar wist.

Meester: Wat als hij zou zeggen dat hij geen idee had?

Leerling: Dan zou ik zeggen, daar kom je niet mee weg.

Meester: En als hij zou zeggen dat het zenuwzwakte was?

Leerling: Dan zou ik zeggen, waar heb je dat nu weer gelezen.

Meester: En als hij het aan zijn homofilie zou wijten?

Leerling: Dan zou ik zeggen, daarvoor hoef je toch niet dood.

Meester: En als hij zou zeggen dat het door zijn autisme kwam?

Leerling: Dan zou ik zeggen, autistisch zijn we allemaal.

Meester: En als hij zou zeggen dat het Weltschmerz was?

Leerling: Dan zou ik zeggen, de wereld zorg wel voor zichzelf.

Meester: En als hij zou zeggen dat hij misbruikt was?

Leerling: Dan zou ik zeggen, ik toch ook.

Meester: En als hij zou zeggen dat hij zichzelf niet meer kon aanzien?

Leerling: Dan zou ik zeggen, ik ben nog lelijker dan jij.

Meester: En als hij zou zeggen dat hij er geen gat meer in zag?

Leerling: Dan zou ik zeggen, je kwam pas net kijken.

Meester: En als hij zou zeggen dat hij mensen alleen maar ongelukkig maakte?

Leerling: Dan zou ik zeggen, nee, van je dood worden we vrolijk.

Meester: En als hij zou zeggen dat hij zich eenzaam voelde?

Leerling: Dan zou ik zeggen, iedereen hield van je.

Meester: Wat had hij dan moeten zeggen?

Leerling: ...

Meester: Nou?

Leerling: Misschien wel niets.

Meester: Dat heeft hij dan goed aangevoeld.

Leerling: Ik weet niet of ik dit wel wil weten.

Meester: Misschien weet je het allang.

Leerling: Ergens wel.

Meester: Maar heb je er geen vrede mee.

151. Mijn vriend verhing zich op zestienjarige leeftijd

Vrede zij met hem.

1

Mijn vriend Wim verhing zich op zestienjarige leeftijd.

Hij hing zich op aan een boom dwars over het pad dat naar de kust voerde, zeiden ze.

Zo'n boom had hij mij een week eerder aangewezen als ideaal voor dat doel.

Het touw had hij ook al zei hij.

Die boom was er niet meer toen ik hem zocht, ik heb hem nooit meer teruggevonden.

Wim was er ook niet meer, alleen nog zijn spulletjes, die ik moest uitzoeken.

Vrede zij met hem.

2

De zestienjarige Hans nam het Wim erg kwalijk dat hij zelfmoord pleegde.

Hij nam het zichzelf ook erg kwalijk dat hij het Wim erg kwalijk nam.

Hij gaf zichzelf de schuld dat Wim zich verhing, dat hij het niet had weten te voorkomen, niemand had ingeschakeld.

Wims familie geeft zichzelf nog steeds de schuld dat Wim zich verhing.

Vrede zij met ons.

3

Sinds Wim's dood ben ik altijd alert op zelfmoordneigingen en vraag ik ernaar.

Sommige mensen nemen het mij kwalijk als ik van zelfmoord spreek in plaats van zelfdoding.

Sommige mensen nemen het me kwalijk als ik van zelfdoding spreek in plaats van suïcide.

Sommige mensen nemen het me kwalijk als ik van suïcide spreek in plaats van euthanasie.

Sommige mensen nemen het me kwalijk als ik van euthanasie spreek in plaats van zelfmoord.

Sommige mensen nemen het me kwalijk als ik er hoe dan ook over spreek.

Vrede zij met hen.

4

Sommige mensen denken dat je niet dood mag willen.

Sommige mensen denken dat je daar iets over te zeggen hebt.

Sommige mensen denken dat je er niets over te zeggen hebt.

Sommige mensen denken dat zelfdoding een recht is.

Sommige mensen denken dat het een doodzonde is.

Sommige mensen denken dat niemand over zelfdoding mag oordelen.

Sommige mensen denken dat niemand mag oordelen over wat dan ook.

Mensen denken zich suf en ze vinden nooit iets en daarom vinden ze overal wat van, of waarom dan ook.

Vrede zij met hen.

5

Ik denk iedere dag aan de dood, vrijwillig dan wel onvrijwillig, memento mori.

Ik zal mezelf niet tegenhouden als ik echt dood wil, denk ik, en anders maar wel.

Ook mijn lief zal me niet tegenhouden als ik echt dood wil, denkt ze, en anders maar wel.

Als ze me toch tegen wil houden zal ik het haar niet kwalijk nemen, denk ik, en anders maar wel.

Zichzelf zal ze ook niet tegenhouden als ze echt dood wil, denkt ze, en anders maar wel.

Haar zal ik ook niet tegenhouden als ze echt dood wil, denk ik, en anders maar wel.

Als ik haar toch wil tegenhouden zal ze het me niet kwalijk nemen, denkt ze, en anders maar wel.

Vrede is in ons.

152. Pampers voor gorilla's; gewetensnood in de lappenmand

Waarom ik niet meer in eenduidige antwoorden kan geloven.

Waarom

Beste Hans,

Ik ben drieënzeventig jaar, heb vier kinderen en acht kleinkinderen, twee honden, twee katten, een riant huis en een dito tuin waarin ik veel tijd doorbreng. Van huis uit ben ik arts en ik oefende met die achtergrond diverse beroepen uit: specialist (interne geneeskunde), tropenarts en keuringsarts. Ik heb veel gereisd en deed aan zeezeilen en fotografie.

Toen dat allemaal wat verminderde, dacht ik er goed aan te doen om me voor de resterende jaren eens op een geheel andere wereld te richten: het spirituele universum. Te beginnen met mindfulness (een eye-opener) en een tweejarige leergang spiritualiteit (beide geleid door goede en bekwame lieden).

Daar ontdekte ik dat veel van het aangebodene niet relevant was en dat sommige zaken mij zelfs apert tegenstaan. In het boeddhisme bijvoorbeeld het verdwijnen van het zelf bij het bereiken van nirwana. Dat radicale gebeuren, daar streef ik geenszins naar, zelfs als het meer zou zijn dan een hersenschim.

Wat mij wel aanspreekt is de boeddhistische notie van onthechting (trouwens ook een minderheidsstroming in het christendom), afstand nemen van de haast, de gekte, de overvloed van van alles en nog wat.

Googelend op je site gekomen dacht ik: wat een berg teksten. Maar interessant, juist door het eenzijdige, radicale thema. Hoe kijkt Hans er tegenaan? Hoe pakt hij het aan? Hoe relativeert hij met zijn niet-weten de gekte in en om ons heen? Zelf ben ik verre van onthecht maar ik wil wel heel graag die kant op, ook met mijn gedachten.

Als ik je goed lees ben jij een missionaris zonder missie. Ik bedoel dat niet negatief want zendelingen zijn er in ruwweg twee soorten: degenen die het goede met alles en iedereen zeggen voor te hebben, maar uiteindelijk dood en verderf zaaien, en degenen die minder stellig zijn, maar in feite het goede doen, of tenminste hetzelfde doen als waaraan artsen zich zouden moeten houden: bovenal, gij zult geen schade toebrengen (eed van Hippocrates).

De laatste tijd zit ik een beetje in de lappenmand en mede daardoor bekruipt mij een gevoel van urgentie. Ik wil niet-weten maar tegelijkertijd en sterker nog wil ik juist wel-weten:

Waarom sterven er nog steeds kindertjes in Afrika terwijl we al veertig jaar geleden begonnen met vaccineren?

Waarom doet de plaatselijke bevolking er nog steeds aan landbouw uit het stenen tijdperk terwijl de voorbeelden hoe het beter kan genoegzaam bekend zijn?

Waarom is er een uitgekiende commerciële Pamper luier-actie voor nodig om Unicef aan te sporen ernst te maken met het bestrijden van tetanus neonatorum?

Waarom rijden ontwikkelingswerkers in Afrika in Toyota Landcruisers rond in plaats van driemaal goedkopere Suzuki's?

Waarom maken economen zich zo druk over niet goed bestede ontwikkelingsgelden en zwijgen ze ondertussen unaniem over het totale batige saldo dat van zuid naar noord stroomt?

Waarom is het vinden van olie steevast de pest voor Afrikaanse landen?

Waarom roepen economen te pas en te onpas dat het zo goed gaat met China en India terwijl miljarden er voor een hongerloontje werken en er geen ziektekostenverzekering is buiten de staatsbedrijven en de graaiers van de communistische partij, en je dus bij ziekte lekker mag creperen?

Waarom roepen economen tot vervelens toe dat we meer moeten besteden om uit de crisis te komen, dat we verder moeten groeien terwijl groei niet de oplossing is maar juist het probleem?

Waarom spreken mensen er wél schande van dat in Oost-Congo de mannen worden vermoord en de vrouwen en kinderen worden mishandeld, maar niet dat de gorilla stelselmatig wordt uitgeroeid?

Waarom wordt altijd alleen maar gekeken naar het belang van de mens, die onverzadigbare veelvraat, en niet naar het belang van de dieren?

Waarom valt niet alle mensen de volstrekte wanverhouding op tussen de aantallen mensen en de beschikbare bronnen?

Een boeddhist zal misschien zeggen: 'Het is zoals het is'. Dat vind ik defaitistisch, al is het ongetwijfeld een deel van de 'oplossing'. Niet-weten lijkt me ook maar een deel van de 'oplossing'. Hoe kijk jij daar tegenaan?

Nageboorte

Beste Rutger,

Wat leuk dat je aan zeezeilen en fotografie hebt gedaan. Ik ook!

Het mooiste van fotografie vond ik dat mensen zomaar hun kleren voor je uitdoen.

Het mooiste van zeezeilen was ontdekken dat ik kanoën leuker vond.

Het mooiste van kanoën was ontdekken dat ik surfen leuker vond.

Het mooiste van surfen was ontdekken dat ik bodysurfen leuker vond.

Het mooiste van bodysurfen was ontdekken dat er voor mij niets fijners bestaat dan vrij zwemmen, langs de kust, baaien over, eilandjes rond, liefst in mijn blote kont. Alleen mijn lijf in alleen maar water. Sinds ik dat doorkreeg, rond mijn achttiende, heb ik nooit meer iets anders gewild. Mijn lichaam had het allemaal sneller door dan mijn geest, die nog drie decennia door moest modderen voor hij schoon schip maakte.

Als het om mindfulness gaat ben jij koning en ik geen klant. Op twee jaargangen spiritualiteit geleid door goede en bekwame lieden kan ik niet bogen, op een eigen huis of tuin, kinderen, kleinkinderen of andere huisdieren evenmin.

NietWeten.nl is mijn enige kindje, zeg maar gerust nageboorte, een gevalletje microcefalie, door liefdevolle nazorg en dagelijks wateren uitgegroeid tot hydrocefalus giganticus.

Graag zou ik me houden aan het adagium van artsen geen schade toe te brengen, maar hoe voorkom je dat? Zelfs een geslaagde interventie leidt tot onverwachte vormen van schade, die soms meteen en soms pas tientallen jaren later aan het licht komen. Omgekeerd weet je nooit waar die schade weer goed voor is. Hetzelfde geldt voor non-interventie, dus daar ga je met je prachtparool.

Dat mijn website geen schade aanricht betwijfel ik, dat hij nergens goed voor is ook. Heel wat mensen worden er bijvoorbeeld boos of wanhopig van, anderen, of misschien wel dezelfden, vrolijk of hoopvol.

Misschien durven sommigen door mijn teksten eindelijk hun fundamentele onwetendheid onder ogen te zien en jaag ik anderen voorgoed het zoeken in.

Misschien durven sommigen zich door mijn teksten eindelijk over te geven aan het zoeken en komen anderen voorgoed vast te zitten in het idee van fundamentele onwetendheid.

Misschien pleegt er wel iemand zelfmoord door en misschien is dat maar het beste, of het ergste, of beide, of geen van beide, voor hem of voor de nabestaanden of voor sommige daarvan, in een of meerdere opzichten, wie zal het zeggen, ik niet.

Kokervisie

Meningen, verzuchtingen en hooggestemde idealen duiden in mijn ervaring altijd op kokervisie. Je vindt ergens iets van omdat je het maar van één kant bekijkt.

Iemand pleit voor betere ambulances en ambulanceroutes omdat zijn eigen vader na een hartaanval niet snel genoeg in het ziekenhuis was. Hij ziet niet dat ambulances op hun beurt verkeersongelukken veroorzaken en met hun opgevoerde motoren bijdragen aan luchtwegaandoeningen. Iemand anders pleit daarom vurig voor minder ambulances. Totdat zijn kleinzoon sterft aan een hartklepdefect omdat hij niet snel genoeg op de operatietafel lag.

Jij wilt weten waarom er nog steeds kindertjes doodgaan in Afrika, maar sommige van de kindertjes die wel gered werden maken inmiddels deel uit van corrupte regimes of gidsen buitenlandse jagers naar gorilla's en ander wild om aan geld te komen of hun mannelijkheid te bewijzen.

Je vraagt je af waarom Afrikanen nog steeds aan landbouw uit het stenen tijdperk doen, terwijl er op je eigen continent megastallen verrijzen die meer fijnstof en CO2 uitstoten dan de hele landbouw uit het stenen tijdperk.

Je vraagt je af waarom ontwikkelingswerkers rondrijden in Toyota Landcruisers in plaats van Suzuki's maar niet waarom ze daar überhaupt rondrijden of waarom je zelf altijd onderweg was in vliegtuigen, auto's en boten.

Je vraagt je namens andere diersoorten af of er onderhand niet teveel mensen op aarde zijn die ook nog eens bovenmatig beslag leggen op haar bronnen, maar je hebt zelf een riant huis met dito tuin, vier huisdieren, vier kinderen en acht kleinkinderen.

Je stelt dat economische groei de oorzaak is van de huidige crisis, terwijl crisis een ander woord is voor stagnerende economische groei, dus wat wil je nou? Intussen profiteer je onbeschaamd mee van de westerse rijkdom en bespreek je vanuit je luxe lappenmand de toestand van de wereld in termen van simplistische oorzaak-gevolgketens alsof je nog nooit van afhankelijk ontstaan hebt gehoord en waarmee je uitsluitend je verontwaardiging voedt.

Wanneer jij als goed opgeleide, breed georiënteerde en weldoorvoede wereldburger je zaakjes al niet op orde weet te krijgen, als jij al niet in overeenstemming met je eigen ideeën en idealen weet te leven, bedoel ik, hoe moeten minder gefortuneerde, minder geïnformeerde en minder geleerde mensen het dan voor elkaar krijgen?

Afbeelding: Verbaasd kijkende gorilla in een Pamper.

Loze woorden

Ikzelf heb mijn zaakjes ook niet op orde, en nooit gehad. Ik weet niet eens meer wat orde is. Welke orde, voor wie? Er zijn net zoveel mensen als ordes, en de een zijn orde is de ander zijn chaos.

Ik overzie de wijde wereld niet, ik overzie mijn eigen leven niet, ik overzie de consequenties van mijn eigen keuzes niet, ik overzie de factoren die daarop van invloed zijn niet, zodat ik uiteindelijk niet eens kan vaststellen of en in hoeverre het mijn keuzes zijn, aangenomen dat de vrije wil geen illusie is.

Bij nader inzien blijken ideeën steeds een karikatuur van de werkelijkheid te zijn, botten zonder merg of vlees, bloedeloze abstracties. Dit idee ook, het volgende idee ook. Wat de geest kan bevatten kan de werkelijkheid niet bevatten, maar is daarin vervat als complicatie.

Daarom ben ik geen liberaal, geen socialist.

Geen democraat, geen anarchist.

Geen christen, geen humanist.

Geen mysticus, geen atheïst.

Geen gnosticus, geen agnost.

Geen boeddhist, geen non-dualist.

Geen postmodernist, geen universalist.

Geen optimist, geen pessimist.

Geen idealist, geen nihilist.

Geen activist, geen fatalist.

Nergens kan ik me mee verenigen en ook tot de club van principieel ongebondenen behoor ik niet.

Nu maar hopen dat mijn loze woorden je geen schade hebben toegebracht. Het is zelfs denkbaar dat ze als verbaal vaccin wat weerstand tegen loze woorden in je eigen geest hebben opgewekt. Schrik niet als je ze ineens doorziet.

153. Leven is doden

Want sterven is voeden.

Leerling: Ik heb de geloften afgelegd om niet te doden en alle levende wezens te redden.

Meester: Oei. Waarom?

Leerling: Doden is fout, redden is goed.

Meester: Mensen doden ook om te redden.

Leerling: In de oorlog misschien, maar niet in het dagelijks leven.

Meester: Driemaal daags. Tenminste, wie het zich kan veroorloven.

Leerling: Hoe bedoel u?

Meester: Eten.

Leerling: Wat heeft dat ermee te maken?

Meester: Eten is redden door te doden.

Leerling: Je kunt toch vegetarisch eten?

Meester: Vegetarisme is planten doden in plaats van dieren.

Leerling: Planten zijn lagere wezens dan dieren.

Meester: Dan zullen we het maar niet hebben over de verdelgingsmiddelen die in de landbouw worden gebruikt om insecten te bestrijden.

Leerling: Met biologische landbouw kun je...

Meester: Of over het vee dat de mest produceert en als dank zelf opgegeten wordt.

Leerling: Maar niet door mij.

Meester: Al is het maar door onze huisdieren.

Leerling: Het is een schande.

Meester: Wat moeten ze dan eten?

Leerling: Huisdieren?

Meester: Elkaar?

Leerling: Dan zouden ze snel uitsterven.

Meester: Geef je ze liever een spuitje?

Leerling: Dat al helemaal niet.

Meester: Sowieso begint iedere vorm van landbouw met de vernietiging van lokale ecosystemen.

Leerling: Zal ik dan maar stoppen met eten?

Meester: Niet eten is een vorm van zelfdoding die versterving wordt genoemd.

Leerling: In elk geval dood je er geen andere levende wezens mee.

Meester: Vergeet je darmflora niet, en alles wat er verder in en op en van je leeft.

Leerling: Verdraaid.

Meester: Maar de wormen zullen je dankbaar zijn.

154. Woordenboek niet-weten: simplist, agnost

Goede raad is goedkoop.

ouder

iemand die duidelijkheid ziet waar die niet is

priester

iemand die duidelijkheid ziet waar die niet is

leraar

iemand die duidelijkheid ziet waar die niet is

meester

iemand die duidelijkheid ziet waar die niet is

goeroe

iemand die duidelijkheid ziet waar die niet is

wijze

iemand die duidelijkheid ziet waar die niet is

astroloog

iemand die duidelijkheid ziet waar die niet is

filosoof

iemand die duidelijkheid ziet waar die niet is

psycholoog

iemand die duidelijkheid ziet waar die niet is

politicus

iemand die duidelijkheid ziet waar die niet is

zeloot

iemand die duidelijkheid ziet waar die niet is

exegeet

iemand die duidelijkheid ziet waar die niet is

ethicus

iemand die duidelijkheid ziet waar die niet is

rechter

iemand die duidelijkheid ziet waar die niet is

generaal

iemand die duidelijkheid ziet waar die niet is

coach

iemand die duidelijkheid ziet waar die niet is

adviseur

iemand die duidelijkheid ziet waar die niet is

futuroloog

iemand die duidelijkheid ziet waar die niet is

historicus

iemand die duidelijkheid ziet waar die niet is

columnist

iemand die duidelijkheid ziet waar die niet is

aforist

iemand die duidelijkheid ziet waar die niet is

simplist

iemand die duidelijkheid ziet waar die niet is

hyponiemen: ouder, priester, leraar, meester, goeroe, wijze, astroloog, filosoof, psycholoog, politicus, zeloot, exegeet, ethicus, rechter, generaal, coach, adviseur, futuroloog, historicus, columnist, aforist et cetera

agnost

iemand die onduidelijkheid ziet waar die is

155. Uitgelezen!

Drie dialoogjes over het Boek des Levens uit het Boek des Levens

1

Leerling: Weet u wat het probleem is met het Boek des Levens?

Meester: Jazeker.

Leerling: Wat dan?

Meester: Dat er net zoveel Boeken des Levens zijn als er levens zijn.

Leerling: Wat is daar problematisch aan?

Meester: Het juiste eruit pikken.

2

Leerling: Weet u wat het probleem is met het Boek des Levens?

Meester: Nou?

Leerling: Dat het geen enkel antwoord bevat.

Meester: Nee, dat heet het Lege Boek.

Leerling: En het Boek des Levens?

Meester: Dat bevat alle antwoorden.

Leerling: Wat is dan het probleem?

Meester: Het juiste eruit pikken.

Afbeelding: Ontzettend dik boek, helemaal tot in de wolken. Bijschrift: Het Boek des Levens.

3

Leerling: Het Boek des Levens bevat alle antwoorden.

Meester: Wie zal het zeggen.

Leerling: Maar welk antwoord nu het juiste is?

Meester: Misschien zit het juiste antwoord er wel niet bij.

Leerling: Natuurlijk wel.

Meester: Waarom?

Leerling: Omdat het alle antwoorden bevat.

Meester: Dat betekent toch niet dat er een juist antwoord bij zit?

Leerling: Daar zegt u zo wat.

Meester: Of misschien zitten er wel meerdere juiste antwoorden bij.

Leerling: Dat kan ook nog.

Meester: Misschien zijn ze op hun eigen manier allemaal wel juist.

Leerling: Zo had ik het nog niet bekeken.

Meester: Misschien is alleen het hele Boek des Levens juist.

Leerling: Maar niet de individuele antwoorden.

Meester: Misschien is het onderscheid tussen juist en onjuist wel onjuist of onbestaand.

Leerling: Hoe komt u daar nu weer bij.

Meester: Gelezen in het Boek des Levens, geloof ik.

156. Wat is zelfkennis?

Gevleugelde woorden van Meester Icarus.

Wijsheidstegeltje: zelfkennis is weten hoe klein je bent.

157. Hoe je tot niet-oordelen komt (en eraan voorbij gaat)

Afleren tot je af bent.

Leerling: Hoe kom ik tot niet-oordelen?

Meester: Eerst leer je dat je niets fout kunt doen.

Leerling: En dan?

Meester: Leer je dat je niets goed kunt doen.

Leerling: En dan?

Meester: Leer je dat je niets kunt doen.

Leerling: En dan?

Meester: Leer je dat je niets kunt laten.

Leerling: En dan?

Meester: Leer je dat er geen jij is.

Leerling: En dan?

Meester: Leer je dat er geen niet-jij is.

Leerling: En dan?

Meester: Leer je dat er niets te leren valt.

Leerling: En dan?

Meester: Leer je dat er niets af te leren valt.

Leerling: En dan?

Meester: Leer je dat ook nog af.

Leerling: En dan?

Meester: Ben je af.

Leerling: En dan oordeel je niet meer?

Meester: En dan oordeel je als vanouds.

Leerling: Wat heb je dan gewonnen?

Meester: Dat je er niet meer heilig in kunt geloven.

Leerling: En dit wou u niet-oordelen noemen?

Meester: En dit wou jij niet-oordelen noemen.

158. Is het jouw schuld dat er voortdurend allerlei oordelen in je opkomen?

En is het jouw schuld of verdienste dat je ook dat nog veroordeelt?

Leerling: Hoe kom ik van dat oordelen af?

Meester: Je veronderstelt dat je ervoor verantwoordelijk bent.

Leerling: Wie anders?

Meester: Is het jouw schuld dat je blauwe ogen hebt?

Leerling: Natuurlijk niet.

Meester: Is het jouw schuld dat je iedere dag moet eten?

Leerling: Natuurlijk niet.

Meester: Is het jouw schuld dat je je moerstaal spreekt?

Leerling: Nee, maar...

Meester: Is het jouw schuld dat je de memen, normen en waarden van je cultuur met je meezeult?

Leerling: Ik neem aan van niet, maar...

Meester: Is het dan jouw schuld dat er voortdurend allerlei oordelen in je opkomen volgens de memen, normen en waarden van je cultuur?

Leerling: Bedoelt u dat ik er niets aan kan doen?

Meester: Wie?

Leerling: Ik.

Meester: Is het jouw schuld dat je denkt dat je iemand bent?

Leerling: Ik kies ervoor...

Meester: Is het jouw schuld dat je denkt dat je een vrije wil hebt?

Leerling: Wou u beweren dat de vrije wil niet bestaat?

Meester: Dat is gewoon de volgende meme.

Leerling: Hoe kom ik van mijn memen, normen en waarden af?

Meester: Je veronderstelt dat je ervoor verantwoordelijk bent.

159. Ik veroordeel het oordelen niet

Altijd goed, en anders maar niet.

Meester Makkie zegt:

Ik oordeel niet.

Oordeel ik toch, dan veroordeel ik het oordelen niet.

Veroordeel ik het oordelen toch, dan veroordeel ik het veroordelen van het oordelen niet.

Want ik verzet me nergens tegen.

Verzet ik me toch, dan verzet ik me niet tegen mijn verzet.

Verzet ik me toch tegen mijn verzet, dan verzet ik me daar niet tegen.

Want ik oordeel niet, ook niet over mijn verzet.

Oordeel ik toch, dan veroordeel ik het oordelen niet.

160. Verzet is verzet, of je je er nou tegen verzet of niet

De innerlijke tegenspraak van algemene regels.

Leerling: Je moet je nooit verzetten tegen wat er is.

Meester: En als er verzet is?

Leerling: Dan... eh... hè?

Meester: Wat?

Leerling: Je moet je nooit verzetten tegen wat er is, ook niet tegen je verzet, lijkt mij.

Meester: En als er verzet tegen je verzet is?

Leerling: Dan... eh... hè?

Meester: Wat?

Leerling: Je moet je nooit verzetten tegen wat er is, ook niet tegen je verzet tegen je verzet.

Meester: Zo blijf je je verzetten.

Leerling: Hoe?

Meester: Als je je niet verzet tegen je verzet, of tegen je verzet tegen je verzet tegen je verzet, dan blijft er verzet...

Leerling: Vandaar dat ik zeg...

Meester: Maar als je je er wel tegen verzet net zo goed.

Leerling: Verdraaid.

Meester: Dus wat maakt het uit?

Afbeelding: Deur, aan de ene kant staat iemand hem dicht te duwen, aan de andere kant staat diezelfde persoon hem open te duwen. Bijschrift: Verzet is verzet, of je je er nou tegen verzet of niet.

161. Wat zie je als je geen idee hebt?

Meester Icarus over dingen, dieren, mensen, goden en andere ideeën.

Wat is een ding?

Een ding is geen dier, behalve voor wie het als dier ziet.

Een ding is geen mens, behalve voor wie het als mens ziet.

Een ding is geen god, behalve voor wie het als god ziet.

Een ding is geen ding, behalve voor wie het als ding ziet.

Wat is een dier?

Een dier is geen ding, behalve voor wie het als ding ziet.

Een dier is geen mens, behalve voor wie het als mens ziet.

Een dier is geen god, behalve voor wie het als god ziet.

Een dier is geen dier, behalve voor wie het als dier ziet.

Wat is een mens?

Een mens is geen ding, behalve voor wie hem als ding ziet.

Een mens is geen dier, behalve voor wie hem als dier ziet.

Een mens is geen god, behalve voor wie hem als god ziet.

Een mens is geen mens, behalve voor wie hem als mens ziet.

Wat is een god?

Een god is geen ding, behalve voor wie hem als ding ziet.

Een god is geen dier, behalve voor wie hem als dier ziet.

Een god is geen mens, behalve voor wie hem als mens ziet.

Een god is geen god, behalve voor wie hem als god ziet.

Wat is een idee?

'Ding' is een idee.

'Dier' is een idee.

'Mens' is een idee.

'God' is een idee.

Een idee is een bril waardoor je naar de werkelijkheid kijkt.

Wat je denkt is wat je ziet.

Denk je wat anders dan zie je wat anders.

Ook dit is maar een idee.

Zie je dat?

Afbeelding: Schilderij van een pijp waar echte rook uitkomt. Bijschrift: Dit is een pijp. Dit is geen pijp. Dit is rook. Dit is geen rook. Dit is...

162. Zijn oordelen relatief of absoluut?

Achtentachtig dualistische dilemma's en hoe je eraan ontsnapt.

Meester Tussen zegt:

Wat jij vrij noemt vindt een ander onvrij. Is het nu vrij of onvrij?

Wat jij fair noemt vindt een ander onfair. Is het nu fair of onfair?

Wat jij kies noemt vindt een ander onkies. Is het nu kies of onkies?

Wat jij wijs noemt vindt een ander onwijs. Is het nu wijs of onwijs?

Wat jij rein noemt vindt een ander onrein. Is het nu rein of onrein?

Wat jij edel noemt vindt een ander onedel. Is het nu edel of onedel?

Wat jij kuis noemt vindt een ander onkuis. Is het nu kuis of onkuis?

Wat jij echt noemt vindt een ander onecht. Is het nu echt of onecht?

Wat jij diep noemt vindt een ander ondiep. Is het nu diep of ondiep?

Wat jij juist noemt vindt een ander onjuist. Is het nu juist of onjuist?

Wat jij zalig noemt vindt een ander onzalig. Is het nu zalig of onzalig?

Wat jij heus noemt vindt een ander onheus. Is het nu heus of onheus?

Wat jij waar noemt vindt een ander onwaar. Is het nu waar of onwaar?

Wat jij zeker noemt vindt een ander onzeker. Is het nu zeker of onzeker?

Wat jij veilig noemt vindt een ander onveilig. Is het nu veilig of onveilig?

Wat jij nodig noemt vindt een ander onnodig. Is het nu nodig of onnodig?

Wat jij matig noemt vindt een ander onmatig. Is het nu matig of onmatig?

Wat jij nuttig noemt vindt een ander onnuttig. Is het nu nuttig of onnuttig?

Wat jij zuiver noemt vindt een ander onzuiver. Is het nu zuiver of onzuiver?

Wat jij zinnig noemt vindt een ander onzinnig. Is het nu zinnig of onzinnig?

Wat jij eerlijk noemt vindt een ander oneerlijk. Is het nu eerlijk of oneerlijk?

Wat jij helder noemt vindt een ander onhelder. Is het nu helder of onhelder?

Wat jij gepast noemt vindt een ander ongepast. Is het nu gepast of ongepast?

Wat jij handig noemt vindt een ander onhandig. Is het nu handig of onhandig?

Wat jij logisch noemt vindt een ander onlogisch. Is het nu logisch of onlogisch?

Wat jij bezield noemt vindt een ander onbezield. Is het nu bezield of onbezield?

Wat jij gezond noemt vindt een ander ongezond. Is het nu gezond of ongezond?

Wat jij beleefd noemt vindt een ander onbeleefd. Is het nu beleefd of onbeleefd?

Wat jij gezellig noemt vindt een ander ongezellig. Is het nu gezellig of ongezellig?

Wat jij redelijk noemt vindt een ander onredelijk. Is het nu redelijk of onredelijk?

Wat jij zedelijk noemt vindt een ander onzedelijk. Is het nu zedelijk of onzedelijk?

Wat jij gewoon noemt vindt een ander ongewoon. Is het nu gewoon of ongewoon?

Wat jij makkelijk noemt vindt een ander moeilijk. Is het nu makkelijk of moeilijk?

Wat jij ordelijk noemt vindt een ander onordelijk. Is het nu ordelijk of onordelijk?

Wat jij genadig noemt vindt een ander ongenadig. Is het nu genadig of ongenadig?

Wat jij waardig noemt vindt een ander onwaardig. Is het nu waardig of onwaardig?

Wat jij leefbaar noemt vindt een ander onleefbaar. Is het nu leefbaar of onleefbaar?

Wat jij doenlijk noemt vindt een ander ondoenlijk. Is het nu doenlijk of ondoenlijk?

Wat jij gegrond noemt vindt een ander ongegrond. Is het nu gegrond of ongegrond?

Wat jij geschikt noemt vindt een ander ongeschikt. Is het nu geschikt of ongeschikt?

Wat jij gelukkig noemt vindt een ander ongelukkig. Is het nu gelukkig of ongelukkig?

Wat jij eigenlijk noemt vindt een ander oneigenlijk. Is het nu eigenlijk of oneigenlijk?

Wat jij plezierig noemt vindt een ander onplezierig. Is het nu plezierig of onplezierig?

Wat jij partijdig noemt vindt een ander onpartijdig. Is het nu partijdig of onpartijdig?

Wat jij haalbaar noemt vindt een ander onhaalbaar. Is het nu haalbaar of onhaalbaar?

Wat jij verzorgd noemt vindt een ander onverzorgd. Is het nu verzorgd of onverzorgd?

Wat jij geveinsd noemt vindt een ander ongeveinsd. Is het nu geveinsd of ongeveinsd?

Wat jij duidelijk noemt vindt een ander onduidelijk. Is het nu duidelijk of onduidelijk?

Wat jij draaglijk noemt vindt een ander ondraaglijk. Is het nu draaglijk of ondraaglijk?

Wat jij heilzaam noemt vindt een ander onheilzaam. Is het nu heilzaam of onheilzaam?

Wat jij werkelijk noemt vindt een ander onwerkelijk. Is het nu werkelijk of onwerkelijk?

Wat jij eerbiedig noemt vindt een ander oneerbiedig. Is het nu eerbiedig of oneerbiedig?

Wat jij volmaakt noemt vindt een ander onvolmaakt. Is het nu volmaakt of onvolmaakt?

Wat jij voordelig noemt vindt een ander onvoordelig. Is het nu voordelig of onvoordelig?

Wat jij praktisch noemt vindt een ander onpraktisch. Is het nu praktisch of onpraktisch?

Wat jij wenselijk noemt vindt een ander onwenselijk. Is het nu wenselijk of onwenselijk?

Wat jij werkbaar noemt vindt een ander onwerkbaar. Is het nu werkbaar of onwerkbaar?

Wat jij denkbaar noemt vindt een ander ondenkbaar. Is het nu denkbaar of ondenkbaar?

Wat jij smakelijk noemt vindt een ander onsmakelijk. Is het nu smakelijk of onsmakelijk?

Wat jij gewettigd noemt vindt een ander ongewettigd. Is het nu gewettigd of ongewettigd?

Wat jij menselijk noemt vindt een ander onmenselijk. Is het nu menselijk of onmenselijk?

Wat jij bezonnen noemt vindt een ander onbezonnen. Is het nu bezonnen of onbezonnen?

Wat jij gevaarlijk noemt vindt een ander ongevaarlijk. Is het nu gevaarlijk of ongevaarlijk?

Wat jij evenredig noemt vindt een ander onevenredig. Is het nu evenredig of onevenredig?

Wat jij opvallend noemt vindt een ander onopvallend. Is het nu opvallend of onopvallend?

Wat jij bruikbaar noemt vindt een ander onbruikbaar. Is het nu bruikbaar of onbruikbaar?

Wat jij doelmatig noemt vindt een ander ondoelmatig. Is het nu doelmatig of ondoelmatig?

Wat jij beschaafd noemt vindt een ander onbeschaafd. Is het nu beschaafd of onbeschaafd?

Wat jij natuurlijk noemt vindt een ander onnatuurlijk. Is het nu natuurlijk of onnatuurlijk?

Wat jij belangrijk noemt vindt een ander onbelangrijk. Is het nu belangrijk of onbelangrijk?

Wat jij mannelijk noemt vindt een ander onmannelijk. Is het nu mannelijk of onmannelijk?

Wat jij volwassen noemt vindt een ander onvolwassen. Is het nu volwassen of onvolwassen?

Wat jij behoorlijk noemt vindt een ander onbehoorlijk. Is het nu behoorlijk of onbehoorlijk?

Wat jij behaaglijk noemt vindt een ander onbehaaglijk. Is het nu behaaglijk of onbehaaglijk?

Wat jij afzienbaar noemt vindt een ander onafzienbaar. Is het nu afzienbaar of onafzienbaar?

Wat jij verstandig noemt vindt een ander onverstandig. Is het nu verstandig of onverstandig?

Wat jij vrouwelijk noemt vindt een ander onvrouwelijk. Is het nu vrouwelijk of onvrouwelijk?

Wat jij betaalbaar noemt vindt een ander onbetaalbaar. Is het nu betaalbaar of onbetaalbaar?

Wat jij beduidend noemt vindt een ander onbeduidend. Is het nu beduidend of onbeduidend?

Wat jij geoorloofd noemt vindt een ander ongeoorloofd. Is het nu geoorloofd of ongeoorloofd?

Wat jij gekunsteld noemt vindt een ander ongekunsteld. Is het nu gekunsteld of ongekunsteld?

Wat jij bescheiden noemt vindt een ander onbescheiden. Is het nu bescheiden of onbescheiden?

Wat jij deugdzaam noemt vindt een ander ondeugdzaam. Is het nu deugdzaam of ondeugdzaam?

Wat jij evenwichtig noemt vindt een ander onevenwichtig. Is het nu evenwichtig of onevenwichtig?

Wat jij aannemelijk noemt vindt een ander onaannemelijk. Is het nu aannemelijk of onaannemelijk?

Wat jij rechtvaardig noemt vindt een ander onrechtvaardig. Is het nu rechtvaardig of onrechtvaardig?

Wat jij verantwoord noemt vindt een ander onverantwoord. Is het nu verantwoord of onverantwoord?

Wat jij aanvaardbaar noemt vindt een ander onaanvaardbaar. Is het nu aanvaardbaar of onaanvaardbaar?

Heb jij gelijk? Heeft de ander gelijk? Hebben jullie beide gelijk? Hebben jullie beide ongelijk?

Tussen welles en nietes vind je de deur naar niet-weten.

Drie toiletbordjes naast elkaar, links voor het damestoilet, rechts voor het herentoilet, in het midden voor tussenpersonen (half man, half vrouw, met konijnenoren, vleugeltjes en bokkenpootjes.)
^ Wat de een mannelijk noemt vindt een ander vrouwelijk. Is het nu mannelijk of vrouwelijk?

163. Iedereen wordt beheerst door gedachten over gedachtebeheersing

Leer die eerst maar eens beheersen.

Leerling: Ik wil mijn gedachten leren beheersen.

Meester: Wie zegt dat ik je dat kan leren?

Leerling: Dat dacht ik.

Meester: Wie zegt dat ik het je wil leren?

Leerling: Dat hoopte ik.

Meester: Wie zegt dat je dan beter af bent?

Leerling: Dat meende ik.

Meester: Allemaal gedachten.

Leerling: Kunt u...

Meester: Misschien ben ik ook maar een gedachte.

Leerling: Rare gedachte.

Meester: In dat geval vraag jij een gedachte om je gedachten te leren beheersen.

Leerling: Het moet niet gekker worden.

Meester: Misschien ben jij ook maar een gedachte.

Leerling: Kon het toch gekker.

Meester: In dat geval vraagt de ene gedachte de andere om zijn gedachten te leren beheersen.

Leerling: Als ik u zo hoor beheerst u uw gedachten ook niet helemaal.

Meester: Wie zegt dat gedachten beheersbaar zijn?

Leerling: Dat... eh...

Meester: Nou?

Leerling: Dacht ik.

Meester: Nog een gedachte?

Leerling: Daar lijkt het wel op.

Meester: Je favoriete gedachte misschien?

Leerling: Hoe weet u dat?

Meester: Iedereen wordt beheerst door gedachten over gedachtebeheersing.

Afbeelding: Hersenen die opzitten en een pootje geven. Bijschrift: Gedachtebeheersing.

164. Kikker in je wil

De wil zegt altijd ik
Ze zweert je eeuwig trouw
Maar is dat wat jij wil
Of wat zij wil in jou?

Springende menskikker.
^ Kikker in je wil

165. De wil zegt altijd wij

Ik laat het er maar bij

De wil zegt altijd wij
Ik vind dat best wel raar
Jawel, ik ben van haar
Maar was zij ooit van mij?

166. De wil zegt altijd ik

Wie is er ikker, de bil of de kikker?

De wil zegt altijd ik
Ik ben er steeds voor jou
Maar als ik niet meer wil
Legt zij mij aan een touw

De wil zegt altijd ik
Gedraagt zich als een pauw
En als ik haar negeer
Slaat zij mij bont en blauw

De wil zegt altijd ik
Voor mij is zij te nauw
Maar als ik me verstop
Schudt zij mij uit haar mouw

De wil zegt altijd ik
Maar deed ze wat ik wou
Dan liet ze mij met rust

En toonde ze berouw

167. Kun je kiezen of je in de vrije wil gelooft?

Een wijze is geen zienswijze en tien zienswijzen maken nog geen wijze.

Leerling: Als je in de vrije wil gelooft, kun je blij zijn met ieder complimentje en bedankje.

Meester: Een groot genoegen.

Leerling: Als je niet in de vrije wil gelooft, hoef je je nergens meer voor te schamen.

Meester: Een hele opluchting.

Leerling: Als je erin gelooft noch niet gelooft, zit je nergens meer aan vast, wat een ander woord is voor vrijheid.

Meester: Wat wil je nog meer.

Leerling: Wat is volgens u de beste zienswijze?

Meester: Je veronderstelt dat er een beste zienswijze is.

Leerling: Wou u beweren van niet?

Meester: Je veronderstelt dat ik dat weet.

Leerling: Wou u beweren van niet?

Meester: Je veronderstelt dat ik iets wil zeggen.

Leerling: Als u het niet weet, bij wie moet ik dan wezen?

Meester: Je veronderstelt dat iemand het weet.

Leerling: Bedoelt u dat niemand het weet?

Meester: Hoe moet ik dat weten?

Leerling: Hoe moet ik er dan achter komen?

Meester: Je veronderstelt dat je erachter kunt komen.

Leerling: Volgens mij ben je het beste af als je in iedere situatie de prettigste zienswijze kiest.

Meester: Nu veronderstel je weer een vrije wil.

168. De gelijkenis van de veerboot in de Zhuang Zi

Dromen van onkwetsbaarheid.

De Lege Veerman

"Als iemand in een vierkante veerbak een rivier oversteekt en een lege boot botst tegen hem op, dan wordt hij niet boos, ook al is hij misschien wel een humeurig persoon. Maar als er iemand in die boot zit, dan gaat onze veerman schreeuwen dat hij afstand moet bewaren. En als de eerste schreeuw niet wordt gehoord, dan volgen er een tweede en een derde, en daarna, als er nog steeds geen gehoor wordt gegeven, volgen er lelijke woorden. Eerst werd hij niet kwaad, en nu wel: dat komt alleen omdat eerst de boot leeg was, en nu vol! Iemand die zichzelf kan leegmaken en zo in de wereld rondzwerven, wie zou die ooit kunnen deren?"

(Zhuang Zi, de volledige geschriften, Kristofer Schipper, hoofdstuk 20.II)

Afbeelding: Veerman in roeibootje, zijn blik afgewend naar een groot schip met het boegbeeld van Icarus en een flinke boeggolf, dat op het punt staat hem te overvaren. Bijschrift: Iemand die zichzelf kan leegmaken, wie zou die ooit kunnen deren?

Heilige graal

Wie zijn emoties niet verdraagt, zal zich na het lezen van bovenstaande gelijkenis misschien willen verdiepen in het taoïsme, in de hoop zichzelf door studie en meditatie leeg te maken zodat niets of niemand hem nog kan deren.

Onkwetsbaarheid, dat mag wel de heilige graal van de taoïstische heilsleer heten. En de heilige graal van de boeddhistische heilsleer. En de heilige graal van de kapitalistische heilsleer, met actiehelden als Archie de Man van Staal, Batman, Spiderman, Superman, Kwai Chang Caine, Dirty Harry en Rocky. Wie zou die ooit kunnen deren?

De gelijkenis van de veerboot in de Zhuang Zi dankt zijn overtuigingskracht aan zijn eenvoud. Een simpele situatie, twee mogelijke reacties: je blijft rustig of je wordt boos. Een simpele instructie hoe je je kalmte bewaard: door jezelf leeg te maken. Waar niets zit kan niets geraakt worden.

Dat er bij het leegmaken heel wat meer komt kijken dan eventjes een knop omzetten, staat er niet bij. Oude verkoperstrucs: wat moeilijk is voorstellen als makkelijk, wat duur is als goedkoop, wat pijnlijk is als pijnloos. Het doel is al binnen handbereik, de weg al bijna gegaan, nog één stap en de buit is binnen.

En nergens in de gelijkenis wordt vermeld dat het ontledigen niet alleen je negatieve emoties afvlakt maar ook je positieve. In het boeddhisme noemen ze de resulterende gemoedstoestand nirwana. Dat is Sanskriet voor uitdoving. Totale onthechting, volstrekte begeerteloosheid, levend als een lijk – is dat werkelijk wat je wilt? Is er iemand die dat wil?

De Voelende Veerman

In de praktijk zijn situaties oneindig veel complexer en ambivalenter dan in de gelijkenis van de veerboot. Steeds is er een veelheid aan gedachten, gevoelens en reacties mogelijk.

1. Stel dat een veerman de rivier oversteekt en een lege boot botst tegen de zijne. Wie weet wordt de veerman wel boos, ook al is hij misschien geen humeurig persoon, omdat hij denkt dat de eigenaar nalatig is geweest en zijn boot niet goed heeft vastgelegd.

2. Wie weet wordt de veerman wel bezorgd omdat hij denkt dat de eigenaar zijn boot is kwijtgeraakt, wat in zijn een van de ergste dingen is die een mens kunnen overkomen.

3. Wie weet wordt de veerman wel trots op zichzelf wanneer hij bedenkt dat hij, door de losgeslagen boot naar de kant te slepen, als enige kan voorkomen dat andere mensen op de rivier ermee in aanvaring komen.

4. Wie weet wordt de veerman wel blij omdat hij denkt dat hij, door de eigenaar zijn boot terug te bezorgen, een schouderklopje, een vergoeding, een mooie vriendschap tegemoet kan zien.

5. Stel dat er iemand in de andere boot zit. Wie weet wordt de veerman bang dat zijn veerboot lek slaat of omslaat en begint hij daarom te schreeuwen dat de ander opzij moet gaan en beter uit zijn doppen moet kijken.

6. Wie weet krijgt de veerman medelijden met de ander, die zijn pols vasthoudt, wit ziet van schrik, bijna overboord was geslagen en jammerlijk verdronken.

7. Wie weet wordt de veerman opgewonden: wat een prachtmens daar in die boot, helemaal mijn type, en begint hij meteen te sjansen.

8. Wie weet wordt de veerman boos omdat hij denkt dat de ander expres tegen zijn veerboot botst, om hem te pesten, schade te berokkenen, uit te dagen.

Wie zijn emoties als vanzelfsprekend aanvaardt, er nooit bij stilstaat, hoeft zichzelf niet leeg te maken om van zijn gevoelens af te komen. Hij wordt boos als hij boos wordt, blij als hij blij wordt, bezorgd als hij bezorgd wordt, leeg als hij leeg wordt, voor zolang het duurt, tot er weer wat anders komt.

Iemand die zo door het leven gaat, die zijn gevoelsleven neemt zoals het komt, wie zou die ooit kunnen deren?

De Weteloze Veerman

1. Stel dat een veerman de rivier oversteekt en een lege boot botst tegen de zijne. Wie weet wordt de veerman dan eventjes een beetje boos, ook al is hij misschien geen humeurig persoon, omdat hij denkt dat de eigenaar nalatig is geweest en zijn boot niet goed heeft vastgelegd.

Maar wat weet ik daarvan, denkt hij dan. Misschien is de boot wel gestolen en achtergelaten. Misschien is het touw doorgesleten of de boomtak waaraan het touw was vastgebonden afgebroken. Wie zal het zeggen.

2. Wie weet wordt de veerman eventjes een beetje bezorgd omdat hij denkt dat de eigenaar zijn boot is kwijtgeraakt, wat in zijn een van de ergste dingen is die een mens kunnen overkomen.

Maar wat weet ik daarvan, denkt hij dan. Misschien is de eigenaar wel uit de boot gevallen. Misschien is hij er wel uitgesprongen. Misschien heeft hij de boot niet meer nodig omdat hij te oud is, of gaat hij verhuizen naar een streek zonder waterloop, en geeft hij de boot prijs aan de gelukkige vinder. Misschien hecht hij niet aan zijn bezittingen. Misschien is hij toe aan verandering en tart hij het noodlot. Wie zal het zeggen.

3. Wie weet wordt de veerman eventjes een beetje trots op zichzelf wanneer hij bedenkt dat hij, door de losgeslagen boot naar de kant te slepen, als enige kan voorkomen dat andere mensen op de rivier ermee in aanvaring komen.

Maar wat weet ik daarvan, denkt hij dan. Misschien is er niemand anders op de rivier. Misschien zijn botsingen met andere boten net zo ongevaarlijk als de botsing met de zijne. Misschien had iemand anders wel op die lege boot willen botsen omdat hij er net eentje nodig heeft om zijn eigen gammele bootje te vervangen, of om te verkopen zodat hij weer wat geld heeft voor eten, drinken, medicijnen voor zijn kindje, of om te verstoken in de kachel in deze ijskoude winter. Wie zal het zeggen.

4. Wie weet wordt de veerman eventjes een beetje blij omdat hij denkt dat hij, door de eigenaar zijn boot terug te bezorgen, een schouderklopje, een vergoeding, een mooie vriendschap tegemoet kan zien.

Maar wat weet ik daarvan, denkt hij dan. Misschien wilde de eigenaar wel van zijn boot af en heeft hij hem daarom aan de rivier prijsgegeven. Misschien geeft de eigenaar nooit schouderklopjes omdat hij het vanzelfsprekend vindt dat zijn spullen worden terugbezorgd. Misschien is de eigenaar een kluizenaar en mensenhater die niets met hem te maken wil hebben. Misschien verdenkt de eigenaar hem ervan de boot eerst gestolen te hebben om hem daarna zogenaamd terug te bezorgen. Wie zal het zeggen.

5. Stel dat er iemand in de andere boot zit. Wie weet wordt de veerman dan eventjes een beetje bang dat zijn veerboot lek slaat of omslaat en begint hij daarom te schreeuwen dat de ander opzij moet gaan en beter uit zijn doppen moet kijken.

Maar wat weet ik daarvan, denkt hij dan. Misschien gaan we niet hard genoeg om om te slaan. Misschien zijn onze boten niet zwaar genoeg om lek te slaan. Misschien had ik zelf beter uit mijn doppen moeten kijken en opzij moeten gaan. Misschien heeft een gewone boot wel voorrang en is iedere botsing met een veerboot de schuld van de veerman. Wie zal het zeggen.

6. Wie weet krijgt de veerman eventjes een beetje medelijden met de ander, die zijn pols vasthoudt, wit ziet van schrik, bijna overboord was geslagen en jammerlijk verdronken.

Maar wat weet ik daarvan, denkt hij dan. Misschien had de ander al eerder zijn pols verstuikt. Misschien ziet hij daarom zo wit of altijd zo wit. Misschien is er niets aan de hand met zijn pols maar houdt hij die gewoontegetrouw vast, of van schrik. Misschien is hij helemaal niet schrikachtig maar zie ik mezelf, mijn eigen schrikachtigheid in hem. Misschien kan hij wel uitstekend zwemmen of tenminste watertrappelen of blijft hij vanzelf drijven door zijn dikke buik, en heeft hij niets te vrezen. Wie zal het zeggen.

7. Wie weet raakt de veerman eventjes een beetje opgewonden: wat een prachtmens daar in die boot, helemaal mijn type, en begint hij meteen te sjansen.

Maar wat weet ik daarvan, denkt hij dan. Misschien heeft die ander allang een partner of twee en kan er geen tweede of derde bij. Misschien valt de ander niet op mannen, of niet op oudere mannen, niet op kalende mannen, niet op sjansende mannen, niet op veermannen, alleen op vrouwen, kinderen, lijken, dieren, planten, dingen, helemaal nergens op. Misschien is de ander onder zijn/haar kleren helemaal niet zijn type. Misschien heeft hij/zij een schrille stem, een onaangename geur, een kwade dronk. Misschien is hij/zij te slim of te dom, te hooghartig of te bescheiden, te spraakzaam of te stil. Wie zal het zeggen.

8. Wie weet wordt de veerman eventjes een beetje boos omdat hij denkt dat de ander expres tegen zijn veerboot botst, om hem te pesten, schade te berokkenen, uit te dagen.

Maar wat weet ik daarvan, denkt hij dan. Misschien heeft de eigenaar een heel ander motief. Misschien heeft hij helemaal geen motief. Misschien heeft hij, wat zijn motief ook is, geen keus en is er iets in hem wat hem tot een ramkoers dwingt. Misschien is er niets in hem en zijn het oorzaken van buitenaf waarop we geen invloed hebben die deze botsing onvermijdelijk maken. Misschien bestaat de vrije wil helemaal niet en heeft het geen enkele zin om je af te vragen of mensen iets per ongeluk of expres doen (al kun je daar dan natuurlijk niet vrijwillig mee stoppen). Misschien gebeurt dit niet echt en droom ik het alleen maar. Wie zal het zeggen.

Niet-weten in de praktijk

En zo wordt de Weteloze Veerman weliswaar eventjes een beetje vrolijk, eventjes een beetje boos, eventjes een beetje bezorgd, eventjes een beetje trots, eventjes een beetje blij, eventjes een beetje bang, eventjes een beetje opgewonden, eventjes een beetje wat dan ook. Eventjes – tot de gedachte die de gevoelens ingaf wordt weggespoeld door een vloedgolf van vraagtekens.

Een veerman die moeiteloos heen en weer vaart tussen weten en onweten hoeft zich niet leeg te maken, hij hoeft zich niet te ontdoen van gedachten of gevoelens. Het zijn de gedachten zelf die hem ontledigen, net zo snel als ze hem opvulden. Hij heeft er geen omkijken naar. Zijn emoties zijn even gevarieerd als die van de Voelende Veerman maar ze gaan minder diep en duren minder lang.

Iemand die zo door het leven kruist, weteloos, zonder heilig geloof in zijn gedachten en gevoelens, heeft het lijden niet overwonnen. Hij voelt alles, maar zijn gevoelsleven is veel vlakker doordat zijn agnose zowel de pieken als de dalen dempt.

In de praktijk zijn al die weteloze gedachten volgend op een wetende gedachte voor mij inmiddels overbodig. Tenzij het om nieuwe verwikkelingen gaat, hoef ik ze niet meer expliciet te maken; de mogelijkheid ze te doordenken volstaat om de spanning van de negatieve gedachten af te voeren.

De gedachte 'maar wat weet ik daarvan' is ook voldoende om het genoegen van mijn positieve gedachten af te voeren. Dat vind ik weleens jammer. Ik kan me nooit meer helemaal verliezen in dagdromen, wensgedachten, piekervaringen; ik heb ze veel te snel door. Zo heeft ieder voordeel zijn nadeel, het niet-weten net zo goed als het wel-weten.

Los van de twijfelachtige metafysica (de hypostase van de Tao als zelfregulerend principe) steunt het taoïsme op de pijlers van het niet-weten en het niet-doen. Als dat is waar Zhuang Zi op doelt met leegmaken, kan ik mijn Weteloze Veerman zonder gewetensbezwaren de Lege Veerman noemen, zoals ik de onleer van niet-weten zonder gewetensbezwaren de Lege Leer noem.

Of je hem nu de Lege Veerman of de Weteloze Veerman noemt, hij is en blijft een veerman. Zijn gedachten krijgen helemaal het heen en weer van hem.

169. Woordenboek niet-weten: veerboot, brug

veerboot

te korte brug

Afbeelding: Drijvende brug. Bijschrift: Veerboot.

brug

te lange veerboot

Afbeelding: Veerboot van kant tot kant. Bijschrift: Brug.

170. Kun je ervoor kiezen om te leven alsof de vrije wil niet bestaat?

Over het voornemen om je niets voor te nemen.

Leerling: Voornemens en beloften leiden alleen maar tot bestendiging van het geloof in de vrije wil.

Meester: Wat stel je voor?

Leerling: Niets meer voornemen, niets meer beloven.

Meester: Je veronderstelt een vrije wil.

Leerling: Hoezo?

Meester: Het voornemen om je niets meer voor te nemen en de belofte om niets meer te beloven leiden alleen maar tot bestendiging van het geloof in de vrije wil.

Leerling: Verdraaid.

Meester: Zeg dat wel.

Leerling: Die fout zal ik niet nog een keer maken.

Meester: Nu doe je het weer.

Leerling: Wat?

Meester: Een vrije wil veronderstellen.

Leerling: Verdraaid.

171. Over het verschil tussen de vrije wil en de moetwil

Je doet wat je wil, maar wie bepaalt wat je wil?

Leerling: Hebben wij een vrije wil?

Meester: Dat moet je zelf uitmaken.

Leerling: Maar ik kan toch zeker doen wat ik wil?

Meester: Dat is het punt niet.

Leerling: Wat is het punt wel?

Meester: Of je zelf kunt bepalen wat je wil.

Leerling: Maar ik kan toch zeker zelf keuzes maken?

Meester: Dat is het punt ook niet.

Leerling: Wat is het punt wel?

Meester: Of je zelf kunt bepalen waar je voor kiest.

Leerling: Ik snap het niet.

Meester: Val je op mannen of op vrouwen?

Leerling: Op mannen.

Meester: Zou je ook op vrouwen kunnen vallen als je ervoor koos?

Leerling: O, zo.

Meester: Snap je?

Leerling: Ooit heb ik een prachtige vrouw moeten afwijzen...

Meester: Ooit heb ik een prachtige man moeten afwijzen...

Leerling: Ajax of Feyenoord?

Meester: Tennis.

Leerling: Een voetbalfan komt makkelijker aan zijn trekken.

Meester: Djokovic of Nadal?

Leerling: Federer.

Meester: De fans van Djokovic hebben meer te vieren.

Leerling: Groente of fruit?

Meester: Snoep.

Leerling: Fijn voor de tandarts.

Meester: Zie je het patroon?

Leerling: Ik zou het liever niet zien.

Meester: En dat wou jij een vrije wil noemen?

Leerling: Kan ik het helpen.

Meester: Jezus of Boeddha?

Leerling: Hou op, schei uit.

Woordenboek niet-weten: moetwil

de wil opgevat als een innerlijke instantie die jou tegen je wil zijn wil oplegt

antoniem: vrije wil

In plaats van de moetwil op te vatten als een andere wil dan de vrije wil, alsof er twee verschillende willen aan het werk zijn, een Dr Jekyll en een Mr Hyde, kun je beide zien als de keerzijden van een enkelvoudige wil, die deels vrij is en deels onvrij, deels gewild en deels ongewild, deels consistent, deels tegenstrijdig.

Voor mij zijn termen als de wil, de vrije wil en de moetwil geen zaken maar wijzen van spreken. Personificatie (verpersoonlijking), heet de desbetreffende stijlfiguur, of reïficatie (verdinging), afhankelijk van de vraag of je de wil omschrijft als persoon of als onderdeel, faculteit, ding.

Omdat de moetwil mijn gemoed overheerst, ben ik geneigd hem de mammoetwil te noemen. Ik ben opgegroeid in de tijd dat de mammoetwet werd geïntroduceerd en dat onbegrijpelijke maar aansprekende woord is kennelijk als een klok zonder klepel in mij blijven naklinken in blijde verwachting van een nieuwe definitie.

Afbeelding: Iemand die een mammoet probeert tegen te houden door aan zijn staart te trekken. Bijschrift: De vrije wil versus de moetwil.

172. Vrije wil is wat je geen keus laat

De wil doet wat hij wil, maar wat doe jij?

Leerling: Wat is de vrije wil?

Meester: Wat je geen keus laat.

Leerling: Maar je kunt toch doen wat je wil?

Meester: Maar kun je ook laten wat je wil?

Leerling: Alleen als je dat wil.

Meester: Dan doe je nog steeds wat je wil.

Leerling: Maar je kunt toch laten wat je niet wil?

Meester: Maar kun je ook doen wat je niet wil?

Leerling: Alleen als je dat wil.

Meester: Dan doe je nog steeds wat je wil.

Leerling: Waarom heet het dan de vrije wil?

Meester: Omdat hij doet wat hij wil?

173. De lijdende vorm bedrijven

Als je niet uit vrije wil denkt dat we geen vrije wil hebben, hoe weet je dan of het waar is?

Leerling: Wij denken niet, wij worden gedacht.

Meester: Geldt dat ook voor dit denken?

Leerling: Uiteraard.

Meester: Hoe weet je dan of het waar is?

Leerling: Hm.

Meester: Want jij staat er niet voor in.

Leerling: Niet als we worden gedacht, nee.

Meester: Als jij er niet voor instaat, wie dan wel?

Leerling: Daar moet ik nog eens goed over nadenken.

Meester: Wie?

Leerling: Ik bedoel, daar moet nog eens goed over worden nagedacht.

Meester: Jij zeg het.

Leerling: Wat zou u zeggen?

Meester: Daar moet ik nog eens goed over worden nagedacht.

Leerling: Hm.

Meester: Maar ik sta er niet voor in

174. De vicieuze cirkel van de vrije wil

Hangen of wurgen?

Leerling: Waartoe leidt het idee van de vrije wil?

Meester: Verboden.

Leerling: Zonder het idee van de vrije wil geen verboden, wou u zeggen.

Meester: Nee, die hangen dan in de lucht.

Leerling: Waartoe leiden verboden?

Meester: Vergrijpen.

Leerling: Zonder verboden geen vergrijpen, wou u zeggen.

Meester: Nee, die hangen dan in de lucht.

Leerling: Waartoe leiden vergrijpen?

Meester: Veroordelingen.

Leerling: Zonder vergrijpen geen veroordelingen, wou u zeggen.

Meester: Nee, die hangen dan in de lucht.

Leerling: Waartoe leiden veroordelingen?

Meester: Straffen.

Leerling: Zonder veroordelingen geen straffen, wou u zeggen.

Meester: Nee, die hangen dan in de lucht.

Leerling: Waartoe leiden straffen?

Meester: Goede voornemens.

Leerling: Zonder straffen geen goede voornemens, wou u zeggen.

Meester: Nee, die hangen dan in de lucht.

Leerling: Waartoe leiden goede voornemens?

Meester: Het idee van de vrije wil.

Afbeelding: Möbiusstrip in de lucht met de woorden vrije wil - verboden - vergrijpen - veroordelingen - straffen - voornemens - vrije wil (de vrije wil maar 1 keer). Bijschrift: De vicieuze cirkel van de vrije wil.

175. Hoe moeten wij sterven? Gaan zoals je gaat

Eerste van drie teksten over waardigheid.

Leerling: Hoe moeten wij sterven?

Meester Makkie: Wat een vraag.

Leerling: Wat een antwoord.

Meester: Gewoon.

Leerling: Hoe gewoon?

Meester: Zoals we sterven.

Leerling: We moeten sterven zoals we sterven?

Meester: Ik weet niet wat we moeten.

Leerling: We sterven zoals we sterven.

Meester: Hoe anders.

Leerling: Ik wil waardig sterven.

Meester: Waardiger kan niet.

Leerling: Zeker nooit in een verpleeghuis geweest.

Meester: Zo vaak.

Leerling: Dan weet u precies wat ik bedoel.

Meester: Wat versta jij onder waardig?

Leerling: Berustend en liefdevol.

Meester: Niet vloekend en tierend?

Leerling: Kom nou.

Meester: Niet lachend en huilend?

Leerling: Stel je voor.

Meester: Niet lallend en brallend?

Leerling: Nou ja zeg.

Meester: Niet ijlend en kwijlend?

Leerling: Wat verstaat u in vredesnaam onder waardig?

Meester: Geen idee.

Leerling: En als u toch iets moest zeggen?

Meester: Gewoon.

Leerling: Wat is gewoon voor u?

Meester: Zoals we sterven.

Leerling: We moeten sterven zoals we sterven.

Meester: Ik weet niet wat we moeten.

Leerling: We sterven zoals we sterven.

Meester: Kan niet misgaan.

Leerling: Wat is daar waardig aan?

Meester: Geen idee.

Leerling: Waarom weet u dat niet?

Meester: Omdat ik niet weet wat waardig sterven is.

Leerling: Echt niet?

Meester: Niet echt.

Leerling: Pas dan maar op.

Meester: Waarop?

Leerling: Straks ligt u op uw sterfbed nog te krijsen als een mager speenvarken.

Meester: Ik kan er niet mee zitten.

Leerling: En als u toch mee zit?

Meester: Kan ik niet mee zitten.

Leerling: U kunt er niet mee zitten als u er toch mee zit?

Meester: En anders maar wel.

Leerling: Want we moeten sterven zoals we sterven.

Meester: Ik weet niet wat we moeten.

Leerling: Want we sterven zoals we sterven.

Meester: Hoe anders.

176. Hoe moeten wij sterven? Waardenloosheid als waarde

Tweede van drie teksten over waardigheid.

Leerling: Waardig sterven is voor mij niet meer van belang.

Meester: Dat zeg je nu.

Leerling: Ik zal me niet verzetten tegen de manier waarop ik doodga.

Meester: Dat moet nog blijken.

Leerling: Voor mijn part kom ik krijsend ik als een mager speenvarken aan mijn eind.

Meester: Wacht nou maar af.

Leerling: Dat is nergens voor nodig.

Meester: Waarom niet?

Leerling: Omdat ik geen waarden meer heb.

Meester: Hoe stel je zoiets vast?

Leerling: Door zelfonderzoek natuurlijk.

Meester: Hoe weet je dat je niets over het hoofd hebt gezien?

Leerling: Geen voorgebakken waarden hier.

Meester: Heb jij iets tegen voorgebakken waarden?

Leerling: Ja, ik bedoel nee, eh... hè?

Meester: Ik was er al bang voor.

Leerling: Ook deze heb ik nu doorzien.

Meester: Wat als je op je sterfbed toch nog of weer waarden blijkt te hebben?

Leerling: Dat zou me vies tegenvallen van mezelf.

Meester: Ik was er al bang voor.

177. Hoe moeten wij sterven? Indruk maken op de nabestaanden

Laatste van drie teksten over waardigheid.

Leerling: Is het belangrijk voor u om waardig te sterven?

Meester: Het zou me verbazen.

Leerling: Waarom?

Meester: Omdat ik niet weet wat waardig sterven is.

Leerling: Meent u dat nou?

Meester: Weet jij het?

Leerling: Kalm. Liefdevol. Vredig. Dankbaar.

Meester: Is dat hoe je leeft of bent?

Leerling: Nog niet.

Meester: Je fantaseert erover.

Leerling: Ik werk eraan.

Meester: Wil je soms indruk maken op de nabestaanden?

Leerling: Ik wil een spirituele dood.

Meester: Pas dan maar op dat je niet verongelukt of vermoord wordt.

Leerling: De meeste mensen sterven in bed.

Meester: Niemand is de meeste mensen.

Leerling: Pardon?

Meester: Je weet pas waar en wanneer en hoe jij doodgaat als het zover is.

Leerling: U maakt het niet uit hoe u sterft?

Meester: Ik denk het niet, maar dat weet ik pas als het zover is.

Leerling: U liever dan ik.

Meester: Dat denk je nu, maar dat weet je pas als het zover is.

Leerling: Kan het u dan niets schelen wat voor indruk u achterlaat bij de nabestaanden?

Meester: Op dit moment niet.

Leerling: Maar?

Meester: Dat weet ik pas als het zover is.

Vragen aan de lezer

Droom jij weleens van je sterfbed of uitvaart?

Wat stel je je daarbij voor?

Is het belangrijk voor je dat er veel mensen zijn?

Is het belangrijk voor je dat ze verdrietig zijn?

Is het belangrijk voor je dat ze onder de indruk zijn?

Is het belangrijk voor je hoe ze over je denken?

178. Hoe je je begrafenis regelt zonder iets te regelen

Cake of broodjes? De schijn van controle.

'De dokter geeft me nog een maand te leven, Hans.'

'Sinds wanneer geven dokters het leven?'

'Alles is al geregeld hoor.'

'Moest er wat geregeld worden dan?'

'Het meeste werk was de begrafenis.'

'Begrafenissen regelen zichzelf wel.'

'Maar niet op mijn manier.'

'Wat is jouw manier?'

'Mijn muziek, mijn persoonlijke top 5. Een doorlopende diashow met snapshots uit mijn leven. Mijn eigen necrologie. Een afscheidswoord op video. Een herinneringsdoos voor de kleinkinderen vol memorabilia, briefjes en cadeautjes van opa.'

'Rouwkaarten?'

'Ontworpen, gedrukt en geadresseerd. Ze hoeven alleen nog op de post.'

'Advertenties?'

'In twee landelijke dagbladen.'

'Afscheid vooraf in de aula?'

'Met open kist, als ik nog een beetje toonbaar ben.'

'Kleding?'

'Ik ga op chic en ik wil dat iedereen voor de begrafenis zijn netste kleren aantrekt.'

'Verbranden of begraven?'

'Cremeren en de as in een urn in de urnenmuur.'

'Cake of broodjes?'

'Een eenvoudige lunch met sushi.'

'Testament?'

'Pas nog vernieuwd. Voor de boedel is er een lijst waarop gegadigden hun voorkeur hebben aangegeven.'

'Nou nou.'

'En jij, Hans, heb jij al iets geregeld?'

'Als dertiger had ik alles al geregeld.'

'En nu?'

'Nu niet meer.'

'Wat niet?'

'Niks niet.'

'Waarom niet?'

'Omdat ik het niet meer weet.'

'Muziek?'

'Wat is daarmee?'

'Bij je begrafenis.'

'Ik betwijfel of er een begrafenis komt.'

'Daarom kun je je muziek nog wel uitzoeken.'

'Wat heeft dat voor zin?'

'Dan kunnen de mensen je muzieksmaak leren kennen.'

'Het kan ze al niet schelen nu ik nog leef.'

'Diashow?'

'Als er nog tien foto's over zijn is het veel.'

'Hoe moeten mensen je dan gedenken?'

'Moeten ze me dan gedenken?'

'Als ze je willen gedenken.'

'Zoals ze aan mij denken.'

'Geen herinneringsdoos, neem ik aan.'

'Misschien is een lege wel leuk.'

'Toespraak?'

'Hans is dood.'

'Heb je al ideeën over je rouwkaarten?'

'Hoe weet ik nou of de geadresseerde in de rouw is?'

'Hoe komen ze er dan achter dat je dood bent?'

'Zoals ze overal achter komen.'

'Hoe dan?'

'Via de tamtam.'

'Niet iedereen is daarop aangesloten.'

'Of ze nou dromen dat ik dood ben of leef.'

'Jij denkt niet dat de dood het einde is?'

'Ik kan wel zoveel denken.'

'Mogen de nabestaanden nog afscheid van je nemen in de aula?'

'Te laat.'

'Hoezo?'

'Omdat ik dan al dood ben, goochemerd.'

'Cremeren of begraven?'

'Welja.'

'Bijzetten of uitstrooien?'

'Waarom niet.'

'Cake of broodjes?'

'Zelf meenemen.'

'Testament?'

'De wet volstaat. Ik laat weinig na.'

'Je hebt alles al opgeruimd.'

'Ik heb nooit veel gehad.'

'Heb je een euthanasieverklaring?'

'Allang niet meer.'

'Hoe moet dat dan?'

'Die leg ik wel af als het zover is.'

'Wat als je dan niet meer wilsbekwaam bent door dementie of zoiets?'

'Denk jij dat iedere dementerende dood wil?'

'Wie wil er nou dement zijn.'

'Wie weet heb ik het dan reuze naar mijn zin.'

'En anders?'

'Moet ik er voor die tijd uitstappen.'

'Dus er is niets geregeld?'

'Dus alles is geregeld.'

179. Waarom iedereen bij leven al goeddeels dood is

Over het verschil tussen de dood en de vergetelheid.

Leerling: Het slechte nieuws is dat we allemaal doodgaan.

Meester: Jij zegt het. Wat is er slecht aan?

Leerling: Het goede nieuws is dat je pas echt dood bent als je vergeten bent.

Meester: Dan ben je nu al grotendeels dood.

Leerling: Hoezo?

Meester: Omdat je al bijna helemaal vergeten bent.

Leerling: Niet door mezelf. Ik weet bijna alles nog.

Meester: Alles wat je ooit hebt gezien, gedacht, geloofd, gedroomd, gevoeld, aangeraakt, geroken, geproefd, gegeten, gedragen, gelezen, gehoord, woord voor woord?

Leerling: Oké, niet alles.

Meester: Hoeveel dromen? Hoeveel hartslagen? Hoeveel boeken? Noem eens op wat je de laatste donderdag van de vorige maand de hele dag hebt gedaan? Wat heb je vanmorgen tussen negen en vijf over negen precies gedacht?

Leerling: Oké, bijna niets dan.

Meester: Als jijzelf al het meeste van je leven bent vergeten, hoeveel herinneren anderen zich dan van jou?

Leerling: Nog minder, ben ik bang.

Meester: Dus voor hen ben je zo goed als dood?

Leerling: Jeetje.

Meester: Als jij je van je eigen leven al zo weinig kunt herinneren, hoeveel herinner je je dan van het leven van anderen?

Leerling: Zo goed als niets.

Meester: Dus voor jou zijn zij zo goed als dood?

Leerling: Ik weet niet dat ik dit wel wil weten.

Meester: Ik weet niet of je dit nog kunt vergeten.

180. Wie is het die voortleeft in jouw gedachten?

Over het verschil tussen de doden en jouw beeld van hen.

Leerling: Je bent pas dood als je bent vergeten.

Meester: Wou jij beweren dat een dode nog leeft zolang iemand zich hem herinnert?

Leerling: Hijzelf niet denk ik.

Meester: Voor zichzelf is de dode dood maar voor anderen nog niet, bedoel je dat?

Leerling: Ik ben mijn vader nog niet vergeten. Hij leeft voort in mij.

Meester: Wat heeft je vader daaraan?

Leerling: Hij niets maar ik wel.

Meester: Wat dan?

Leerling: In gedachten voer ik nog hele gesprekken met hem.

Meester: En zijn jouw vader en de vaderfiguur in je hoofd een en dezelfde?

Leerling: Ik weet vaak precies wat mijn vader zou zeggen.

Meester: Was hij zo voorspelbaar?

Leerling: Nee, zo goed kende ik hem.

Meester: Je hebt een vadersimulator in je hoofd.

Leerling: Mooi gezegd.

Meester: En zou je vader zich herkennen in jouw simulatie?

Leerling: Nou...

Meester: Hoeveel mensen herinneren zich je vader nog, denk je?

Leerling: Tientallen, misschien wel honderden.

Meester: Herinneren die mensen zich allemaal dezelfde man?

Leerling: Dat... zal haast niet.

Meester: Waarom niet.

Leerling: Ze hebben allemaal iets anders met hem meegemaakt. Ze kennen hem als kind, jongeman of bejaarde; als zoon, broer, vader of opa; als sportman, voetbalfan, jager of mecenas; als stagiair, collega, baas of ondernemer.

Meester: En welke van die personages in hun verhalen is je echte vader?

Leerling: Hm.

Meester: Misschien wel allemaal.

Leerling: Dat zal het zijn.

Meester: Of geen van allen.

Leerling: Dat kan ook nog.

Meester: Heeft iemand hem ooit gekend?

Leerling: Het zijn allemaal maar verhalen, wou u zeggen.

Meester: Ik wou alleen wat vragen.

Leerling: Wat wou u vragen?

Meester: Is het wel je vader die je niet bent vergeten?

Leerling: Ik denk niet dat ik het wil weten.

181. Het nadeel van ervaring

Waarom je soms meer hebt aan afgeleerdheid dan aan geleerdheid.

Meester Icarus zegt:

Iedereen heeft ervaring, maar niemand met de huidige situatie.

182. Het voordeel van ervaring

Waarom oude mensen zo graag aan vroeger denken.

Meester Icarus zegt:

Ervaring is wat ons in staat stelt het verleden te voorspellen.

183. Woordenboek niet-weten: ervaring, realiteit

Drie karikaturen.

ervaring

karikatuur van de realiteit

realiteit

karikatuur van de ervaring

definitie

karikatuur van een woord

184. Kleine kroniek van de geschiedschrijving

Waarom historici nooit klaarkomen.

Meester Icarus zegt:

Geschiedenis is wat voortdurend herschreven wordt.

Herschrijving is wat voortdurend geschiedenis wordt.

185. De uitzondering ontkent de regel

De regel schept de uitzondering.

Meester Icarus zegt:

Ervaring is de regel waarop de volgende gebeurtenis een uitzondering is.

186. De weg begint met een poort

Je moet er even doorheen.

Meester Icarus zegt:

De ervaring van een heel leven weegt niet op tegen de verbijstering van één ogenblik.

187. Wie staat als een huis is altijd thuis

Over het nadeel van een fundering.

Meester Icarus zegt:

Wie alles weet die staat als een huis.

Wie staat als een huis komt nooit meer weg.

Naakt vrouwtje met aan elk been een huis.
^ Wie staat als een huis is altijd thuis.

188. De essentie van het leven in één woord

Een lesje tautologica voor essentialisten.

Leerling: Wat is de essentie van het leven?

Meester: Het leven?

Leerling: De essentie van het leven is het leven?

Meester: Ik zou het anders ook niet weten.

Leerling: Maar wat zeg je dan helemaal?

Meester: Wat is de essentie van water?

Leerling: Wat de essentie van water is?

Meester: De essentie van water, ja.

Leerling: Water, ja.

Meester: Nou dan.

Leerling: Ik snap het niet.

Meester: Wat is de essentie van essentie?

Leerling: Wat de essentie van essentie is?

Meester: De essentie van essentie, ja.

Leerling: Essentie, ja.

Meester: Essentie valt nergens op terug te voeren?

Leerling: Anders zou het geen essentie meer zijn.

Meester: En water valt ook nergens op terug te voeren?

Leerling: Anders zou het geen water meer zijn.

Meester: Waarom het leven dan wel?

Leerling: Wou u beweren dat het leven nergens op terug te voeren is?

Meester: Terugvoeren maakt deel uit van het leven.

Leerling: Maar?

Meester: Dat maakt het nog niet waar.

189. Is het leven een mysterie?

In kaas kun je gaten maken maar van gaten geen kaas.

Leerling: Waarmee kun je het leven vergelijken?

Meester: Met water.

Leerling: O?

Meester: Hoe hard je ook karnt, je kunt er geen kaas van maken.

Leerling: Bedoelt u dat het leven een mysterie is?

Meester: Je probeert er meteen weer kaas van te maken.

Leerling: Bedoelt u dat de waarheid voorbij de woorden is?

Meester: Je probeert er opnieuw kaas van te maken.

Leerling: Bedoelt u dat er geen waarheid is?

Meester: Je probeert er nog steeds kaas van te maken.

Leerling: Bedoelt u dat het is wat het is?

Meester: En weer.

Leerling: Bedoelt u dat je keuzeloos gewaar moet zijn?

Meester: Weer.

Leerling: Bedoelt u dat er niets te doen valt?

Meester: Zie je wel?

Leerling: Of zelfs maar te laten?

Meester: Enzovoort.

Leerling: Bedoelt u dat er niets te weten valt?

Meester: Hoelang gaat dit nog door?

Leerling: Of zelfs maar te vergeten?

Meester: Schei toch uit.

Leerling: Bedoelt u dat er niets te zeggen valt?

Meester: Jij houdt niet op hè?

Leerling: Of zelfs maar te zwijgen?

Meester: Ik zeg niks.

Leerling: Wat bedoelt u dan?

Meester: Ja, wat zeg ik nou.

Leerling: Bedoelt u soms niets?

Meester: Ik geef het op.

Leerling: Doelt u op niet-bedoelen?

Meester: ...

Leerling: Doelt u op het niets?

Meester: ...

Leerling: Verdorie.

Meester: Wat nu weer.

Leerling: Ik kan er geen kaas van maken.

Meester: Neem anders een slokje water.

Afbeelding: Kaas van water met gaten erin. Bijschrift: Waterkaas van kaaswater.

190. Hoe je je onbegrip objectiveert en subjectiveert

1

Leerling: Het leven is een mysterie.

Meester: Je objectiveert je onbegrip.

Leerling: Wat zegt u?

Meester: Je verheft een voorbijgaande ervaring van niet begrijpen tot een tijdloos object met als enige eigenschap dat het zich niet laat begrijpen.

Leerling: Welk tijdloos object?

Meester: Wat jij een mysterie noemt en gelijkstelt aan de hypostase van het leven.

Leerling: Wat zou u zeggen om uitdrukking te geven aan een voorbijgaande ervaring van niet begrijpen?

Meester: Dat ik er geen chocola van kan maken, bijvoorbeeld.

Leerling: Alsof chocola geen object is.

Meester: Daarom zeg ik dat ik het er niet van kan maken.

2

Leerling: Ik ben niet-weten.

Meester: Je subjectiveert je onbegrip.

Leerling: Wat?

Meester: Je verheft een voorbijgaande ervaring van niet begrijpen tot een tijdloos subject met als enige eigenschap dat het niet begrijpt.

Leerling: Welk subject?

Meester: Wat jij ik noemt en gelijkstelt aan de hypostase van niet-weten.

Leerling: Wat zou u zeggen om uitdrukking te geven aan een voorbijgaande ervaring van niet begrijpen?

Meester: Joost mag het weten.

Leerling: Alsof Joost geen subject is.

Meester: Daarom zeg ik dat hij het mag weten.

191. Woordenboek niet-weten: eer

eer

iets dat niet bestaat en daarom steeds verdedigd moet worden

eercultuur

beschaving die het eergevoel cultiveert en zich daarom verheven voelt boven andere beschavingen

eergevoel

het gevoel dat je krijgt als je gelooft dat jij beter bent dan anderen

eerherstel

terugvinden of terugvorderen van iets dat niet bestaat en daarom nooit verloren kon worden

eerwaarde

iemand die behandeld wil worden alsof hij beter is dan anderen en anderen behandelt alsof ze minder zijn dan hij

eerwraak

geweld gepleegd tegen iemand die het de geweldenaar moeilijk maakt te geloven dat hij beter is dan anderen

eerzucht

verlangen om te geloven dat jij beter bent dan anderen en dat anderen minder zijn dan jij

ereboog

poort om iemands eergevoel te versterken

Zo ook: eergedicht, erebul, eregordel, eregroet, erehaag, ereketen, erekleed, erekrans, erekroon, erekruis, erelint, eremetaal, erenaam, erepalm, erepodium, erepoort, ereronde, eresabel, eresalvo, ereschavot, ereschot, erestoel, eretempel, eretitel, eretribune, erewapen, erezetel, erezuil.

ereburger

titel om een burger het gevoel te geven dat hij beter is dan andere burgers zodat de stad die de titel uitreikt beter lijkt dan andere steden

eredame

eerloze dame die een eregast het gevoel moet geven dat hij beter is dan andere gasten

eredoctoraat

titel uitgereikt door een academische instelling aan iemand die er nooit gestudeerd of gewerkt heeft ter meerdere eer en glorie van de instelling

ereprofessoraat

functie bij een academische instelling voor iemand die er nooit zal werken ter meerdere eer en glorie van die instelling*

* zie https://nos.nl/artikel/2475514-hoogleraar-die-onderzoeksgeld-aannam-van-saudi-arabie-bestraft

eren

iemand het gevoel geven dat hij beter is dan anderen om er zelf beter van te worden

erewoord

mondelinge toezegging waaraan iemand zich koste wat het kost zal houden om te bewijzen dat hij zo'n uitzonderlijk iemand is die zich koste wat het kost aan zijn woord houdt

veld van eer

plaats waar je roemloos ten onder gaat

eregraf

goedkoop graf voor mensen die roemloos ten onder zijn gegaan op het veld van eer

Wijsheidstegeltje: Eer is iets dat niet bestaat en daarom steeds verdedigd moet worden.

192. Patriotten zijn raketten

Maar daarom hoeven we ze nog niet af te schieten.

'Wat is vaderlandsliefde?'

'Buitenlandhaat.'

'Wat is de oorzaak daarvan?'

'Identificatie met het land waarin je toevallig woont.'

'Waar leidt dat toe?'

'Zelfverheffing.'

'Waar leidt dat toe?'

' Zelfverering'

'Waar leidt dat toe?'

'Nationalisme.'

'Waar leidt dat toe?'

'Fascisme.'

'Waar leidt dat toe?'

'Machtswellust.'

'Waar leidt dat toe?'

'Oorlog.'

'Waar leidt dat toe?'

'Allianties.'

'Waar leidt dat toe?'

'Vernietiging van het vaderland.'

'Wat nog meer?'

'Tribunalen.'

'Wat nog meer?'

'Herstelbetalingen.'

'Wat nog meer?'

'Gezichtsverlies.'

'Waar leidt dat toe?'

'Buitenlandhaat.'

'Wat is buitenlandhaat?'

'Vaderlandsliefde'

193. De wijsheid van het hart als een dwaasheid van het hoofd

Wat sla jij hoger aan, het verstand of het gevoel?

Onafscheidelijk

Beste Hans,

Volgens mij zit jij helemaal vast in niet-weten. Kom uit je hoofd! Luister naar de wijsheid van je hart! Vergeet het denken! Durf te voelen!

Beste Babs,

Gevoel genoeg hier hoor. Dat ik meer over gedachten schrijf, komt doordat mijn thema niet-weten is. Zou je niet even nagaan of je leuzen wel van toepassing zijn op degene die je aanschrijft voor je begint te scanderen?

Babs: Oei, pardon. Jij denkt niet dat je helemaal vastzit?

Hans: Niet in weten, niet in weteloosheid. Niet in voelen, niet in gevoelloosheid. Niet in denken, niet in gedachteloosheid. Niet in vastzitten, niet in loslaten. Niet in wijsheid, niet in dwaasheid. Niet in mijn hoofd, niet in mijn hart. Niet dat ik weet. Jij?

Babs: Wat sla jij hoger aan, het verstand of het gevoel?

Hans: Geen van beide. Verstand en gevoel trekken altijd samen op, of je wilt of niet. Hart in hoofd, de kameraden. Ze zijn onafscheidelijk. Ik kan ze tenminste niet uit elkaar houden. Geen gedachte zonder gevoel, geen gevoel zonder gedachten. En geen idee wie wie aan het lijntje houdt. Jij?

Indelen en oordelen

Babs: Ik wilde je niet in een hokje stoppen, hoor. Ik neem mijn woorden terug. Al is het maar omdat mijn hart me dat nu ingeeft. ;-)

Hans: Stop me gerust in een hokje als je je daar beter door voelt. Ik stop ook iedereen in een hokje, zonder enige vorm van proces. En laat ze er aan de achterkant meteen weer uit. Dat is het voornaamste verschil met vroeger, toen ik mensen erin opsloot en de sleutel weggooide.

Babs: Ik heb een bloedhekel aan hokjesdenkers. Ik hou van vrijdenkers.

Hans: Zei de hokjesgeest.

Babs: Hoezo?

Hans: Je maakt onderscheid tussen het hoofd en het hart, verwerpt het eerste en verkiest het tweede. Je maakt onderscheid tussen de hokjesdenker en de vrijdenker, verwerpt de eerste en verkiest de tweede.

Babs: Verdraaid.

Hans: Geeft niks. Iedereen maakt onderscheid. Zelfs Anthonius Jozef, mijn demente vader, had in al zijn verwarring nog een hokjesgeest, net als Jorge Franciscus, om maar eens een paus te noemen, Tenzin Gyatso, om maar eens een dalai lama te noemen, Escherichia coli, om maar eens een bacterie te noemen.

Leven is overleven. Overleven is indelen en oordelen. Vriend of vijand? Mannetje of vrouwtje? Voedsel of gif? Lekker of vies? Nuttig of nutteloos? Veilig of gevaarlijk?

Hoe fijner het brein, hoe fijner de grein. Hoe feller het hart, hoe verder apart. Hoe groter de vreugd, hoe dieper de smart. Het indelen en oordelen zit ingebakken in ons genoom, noem het een erfstuk, noem het de erfzonde.

Canons zijn kanonnen

Babs: Ken jij Jack Kornfield, Het Wijze Hart?

Hans: Ik kende het niet, maar ik ben even naar de bieb geweest. Het Wijze Hart staat vol principes, zag ik, 25 stuks maar liefst, ga er maar aan staan. Een canon van de psychoboeddhistische inzichten van een serieauteur en zijn meestersouffleur Gautama Siddharta. De Wijze Neus was een betere titel geweest, lijkt mij, en wel zo eerlijk.

Babs: Is er iets wat je aanspreekt in dat boek?

Hans: Op zich heb ik er geen bezwaar tegen dat mensen hun inzichten canoniseren en aan de man brengen, of die inzichten nu ontspringen aan andermans hoofd, aan hun eigen hoofd, aan hun hart of aan hun duim, zolang ik niet verplicht ben om er kennis van te nemen en ernaar te leven.

Babs: Wat is er mis met canons?

Hans: Dat er meer dan één is, om te beginnen. Mensen canoniseren wat af. Er zijn religieuze canons, spirituele canons, filosofische canons, psychologische canons, historische canons, politieke canons, wetenschappelijke canons – een eindeloze stoet, het worden er steeds meer, we worden helemaal doodgecanoniseerd. En dan heb ik het nog niet eens over alle lijfspreuken, slagzinnen, wapenkreten, schotschriften waarmee mensen elkaar in hun oneindige wijsheid naar het leven staan.

Babs: Niet-weten is toch ook een soort canon?

Hans: Niet weten is een lege canon, zeg maar gerust dé lege canon, want waarin zou de ene lege canon moeten verschillen van de andere? De lege canon, daar schuilt geen kwaad in, en geen goed. Probeer maar eens een leeg kanon af te schieten.

Babs: Poef!

Hans: Altijd mis.

Babs: Niet-weten is geen wijsheid.

Hans: Niet-weten is herwonnen onwetendheid. Weten wat je allemaal niet weet. Zodat je op het juiste moment je mond kunt houden, dat wil zeggen, bijna altijd.

Babs: Alsof jij ooit je mond houdt.

Hans: Ik hou mijn mond met woorden.

Een onbereikbare horizon

Babs: Heb jij weleens gehoord van het Werk van Byron Katie?

Hans: Niet-weten is meer een soort Pensioen.

Babs: Geen vijfentwintig principes maar vier vragen bij iedere gedachte die je dwarszit:

1. Is het waar?

2. Kun je dat wel weten?

3. Wat gebeurt er als je dat gelooft?

4. Wie zou je zijn zonder die gedachte?

Hans: Wie zou je zijn zonder het Werk?

Babs: Het Werk is een combinatie van cognitieve therapie en spiritualiteit. Onder dat laatste verstaat Byron Katie de voor het denken onbereikbare horizon van niet-weten waarin onze gedachten en onze persoonlijke wijsheid ingebed liggen.

Hans: Niet-weten is geen voor het denken onbereikbare horizon, integendeel. Niet-weten is een denken dat zichzelf hier en nu tegen het licht houdt en doorziet.

Babs: Wat is volgens jou de onbereikbare horizon?

Hans: Wijsheid is de onbereikbare horizon. Je blijft er maar op aflopen zonder ooit dichterbij te komen. Als je maar lang genoeg naar het oosten loopt word je vanzelf een dwaas uit het westen, vraag maar aan Ferdinand Magellan.

Babs: Hè? Volgens Byron Katie is niet-weten de onbereikbare horizon. Jij keert het helemaal om!

Hans: Het is maar net waar je staat en welke kant je opkijkt. Ik sta midden in het niet-weten, dus voor mij is weten de onbereikbare horizon. Voor iemand die weet is niet-weten de onbereikbare horizon.

Niets geheimzinnigs

Babs: Wat is in zo min mogelijk woorden niet-weten?

Hans: Geen idee.

Babs: Je weet het wel te verkopen zeg.

Hans: Wat je kan kopen is geen niet-weten.

Babs: Wat is het geheim van niet-weten?

Hans: Er is niets geheimzinnigs aan. Het is geen trancetoestand, eenheidsbeleving of piekervaring of zo. Geen hoger zelf of oorspronkelijk gezicht van voor je ouders geboren werden. Geen waarheid, wijsheid of werkelijkheid voorbij de woorden.

Je hoeft er niet voor te mediteren, dat houdt alleen maar op. Je hoeft er niet voor op retraite te gaan. Je hoeft geen dieet te volgen. Geen uitheemse kleding te dragen. Geen geloften af te leggen. Geen diensten bij te wonen. Geen idealen na te streven. Geen geschriften te bestuderen. Niets daarvan – dat leidt alleen maar af.

Voor een agnost valt er niets te halen bij niemand. Geen titels, geen status, geen gezag, geen privileges. Er wordt niets overgeleverd van mond op mond of van hart op hart of van ingewijde op ingewijde of van meester op discipel. Er is niets waarmee je je kunt onderscheiden, of het moest zijn dat je niets meer weet te onderscheiden – niet echt.

Babs: Klinkt toch wel een beetje geheimzinnig.

Hans: Neehee. Je neus is geheimzinnig. Niet-weten is gewoon een zelfkritisch denken dat spontaan zijn eigen denkbeelden verbrijzelt. Allemaal. Dus ook het denkbeeld van een zelfkritisch denken dat spontaan zijn eigen denkbeelden verbrijzelt.

Babs: Een bevrijd denken, lijkt mij. Onthecht. Ontwaakt. Verlicht?

Hans: Niet-weten is geen bevrijd denken, maar een denken dat zich onophoudelijk van zijn gedachten bevrijdt. Ook van deze gedachte.

Niet-weten is geen onthecht denken, maar een denken dat zich onophoudelijk van zijn gedachten losmaakt. Ook van deze gedachte.

Niet-weten is geen ontwaakt denken, maar een denken dat onophoudelijk uit zijn gedachten ontwaakt. Ook uit deze gedachte.

Niet-weten is geen verlicht denken, maar zuchten van verlichting als je je vorige gedachte doorziet. Zucht.

Vrolijk en los

Babs: Niet-weten is dus geen toestand die je eens en voor altijd bereikt.

Hans: Hooguit in de zin van een bestendige transformatie van het denken, dat niet langer in staat is heilig in zijn eigen woorden, indelingen, aannames, redeneringen en conclusies te geloven. Ook niet in deze.

Babs: Het is niet het einde van het denken.

Hans: En niet het einde van het weten.

Babs: Je denkt en weet er nog steeds vrolijk op los.

Hans: Met de nadruk op vrolijk en los.

Babs: Wat heb je dan bereikt?

Hans: Niets dus.

Babs: Het niet-bereiken heb je bereikt.

Hans: Sofisterij.

Babs: Niets is niet veel.

Hans: Hoef je het ook mee te slepen. Kun je het ook niet kwijtraken. Hoef je het ook niet aan de man te brengen.

Babs: Daar sta je dan.

Hans: Een ongelukkige beeldspraak. Niet-weten is geen standpunt, een weetniet geen stavast. Je wordt er juist heel beweeglijk van, bekijkt de dingen steeds van een andere kant. Van boven en van onderen, van voren en van achteren, van links en van rechts, van veraf en van nabij, van buiten en van binnen, vanuit het verleden, het heden en de toekomst, vanuit anderen en vanuit jezelf.

Babs: Alles mag gedacht worden.

Hans: En alles mag geopperd worden. Alles mag bevraagd worden. Maar niets wordt in beton gegoten. Dit ook niet.

Babs: Geen stenen tafelen.

Hans: En geen verbod op stenen tafelen.

Babs: Geen heilige denkbeelden.

Hans: En geen verbod op heilige denkbeelden.

Babs: Geen verboden.

Hans: En geen verbod op verboden.

Uit het hoofd, uit het hart

Babs: Je hoofd bruist en je hart briest.

Hans: Geen idee wat er allemaal bruist en briest, ik kan er geen brood van bakken.

Babs: Misschien ben ik zelf wel degene die in zijn hoofd zit, denk ik nu. En wil ik er wel uit?

Hans: Je leest in een boek van een of andere zelfverklaarde wijsneus dat je een hoofd hebt en een hart, en je begint onmiddellijk druk te maken over de vraag waar je nu zit, waar je zou moeten zitten en hoe je daar kunt komen. Onderzoek liever het vermeende onderscheid tussen hoofd en hart, wie weet ben je zo genezen.

Babs: Je hebt het nog niet gezegd of ik begin onderscheid te maken tussen een leven in het teken van het onderscheid tussen hoofd en hart en een leven zonder dat onderscheid, met een voorkeur voor het laatste.

Hans: Zo blijf je aan de gang.

Babs: Je hebt het nog niet gezegd of ik begin onderscheid te maken tussen een leven met onderscheid en een leven zonder onderscheid, met een voorkeur voor het laatste.

Hans: Dus wie zit hier nou vast.

Afbeelding: Schematische bloedsomloop met een hoofd op de plaats van het hart. Bijschrift: De wijsheid van het hart als een dwaasheid van het hoofd.

194. Vroeger was het hart de zetel van het verstand, niet van het gevoel

Een oud misverstand.

Over de functie van het hart is vroeger veel gespeculeerd. Wij zien ons hart tegenwoordig anatomisch als een bloedpomp en symbolisch als de zetel van het gevoel, vandaar onze woorden hartstocht, hartenkreet, harteloos en dergelijke, maar dat was ooit wel anders.

De oude Chinezen, Indiërs, Israëlieten, Egyptenaren en Grieken, waaronder Aristoteles, zagen het hart als de zetel van het denken, de rede, het intellect, de geest, het bewustzijn, de ziel. Wat wij toeschrijven aan het brein, schreven zij toe aan het hart. Of ze hun gedachten ook in hun borst hoorden, zoals wij ze tussen onze oren horen, valt niet na te gaan, maar het zou best eens kunnen.

Het idee van het hart als de zetel van de emoties vinden we bij de Romeinse arts Galenus. Het begon als een speculatieve theorie die onder geneeskundigen langzaam aan gezag won, zich tot een heus paradigma ontwikkelde, net als alle paradigma's tot een dogma verhardde en pas anderhalf millennium later wetenschappelijk weerlegd zou worden. Nog steeds heeft dit idee zijn apologeten, vooral onder esoterici, die wel vaker honderden tot duizenden jaren achterlopen op de ontwikkelingen, want oud is wijs en ouder is wijzer.

Lezers van tegenwoordig halen soms ten onrechte oude wijsheidsliteratuur aan om hun overtuiging te schragen dat je vanuit je hart, vanuit je gevoel, vanuit je intuïtie moet leven. Dat staat er misschien wel, als je zo'n tekst leest met de hedendaagse symbolische betekenis van het woord hart in je hoofd, maar wat als je het zou lezen met de woordenschat van de oorspronkelijke schrijver, die zijn hoofd in zijn hart dacht?

Kristofer Schipper is zich bewust van dit probleem in zijn vertaling van de taoïstische klassieker de Zhuang Zi, die enkele eeuwen voor onze jaartelling tot stand is gekomen. Hij plaatst herhaaldelijk een voetnoot bij het woord hart om aan te geven dat het begrepen moet worden als de zetel van de geest en het verstand, niet als de zetel van het gevoel.

Maar hetzelfde woord komt in zijn vertaling vaker voor zonder voetnoot dan met. Het kan zijn dat Schipper het vertaalprobleem op die plaatsen bekend veronderstelt, het kan ook zijn dat hij op die plaatsen heel andere ideogrammen, bijvoorbeeld het Chinese teken voor gevoel, stemming of gemoed, voor de hedendaagse lezer correct vertaald heeft met 'hart'. Ik weet het niet, oud-Chinees is Chinees voor mij en het staat er nergens bij.

Hoe het ook zij, de vele verwijzingen naar het hart in de klassieke spirituele, religieuze en filosofische literatuur kun je pas aanvoeren als bewijs dat de ouden het gevoel hoger aansloegen dan het verstand, nadat je je hebt verdiept in de oorspronkelijke geschriften en in de oorspronkelijke taal waarin die opgesteld zijn.

Niet dat je er wat mee wint; het argumentum ad antiquitatem is hoe dan ook een drogreden.

195. Waarom het hart zich niets wijs laat maken en niemand iets wijsmaakt

Over de vruchteloze zoektocht naar een onbetwijfelbare autoriteit.

Beste Hans,

Niet-weten spreekt me erg aan. Er is geen wijsheid behalve de Wijsheid van het Hart. Het Hart is de toegangspoort tot het Ene.

Beste Renske,

Het hart is de toegangspoort tot het vaatstelsel. Dat het dat woordloos weet en nooit vergeet is de wijsheid van het hart. Dat er geen andere wijsheid zou zijn lijkt mij dwaasheid.

Renske: Met het Hart bedoel ik het Gevoel, de Intuïtie, de Liefde, in tegenstelling tot de mind, het ego, het instinct.

Hans: De Liefde is de toegangspoort tot het Ene?

Renske: Het Ene is Liefde en Liefde is het Ene.

Hans: En haat dan?

Renske: Het Ene is ook haat.

Hans: Liefde is het Ene, het Ene is ook haat, dus Liefde is ook haat?

Renske: Alles is één.

Hans: En jij dan?

Renske: Ik is een droom. Echte Vrijheid is vrij zijn van de persoon.

Hans: Zeker weten dat vrij zijn van de persoon niet de volgende droom is?

Renske: De persoon is een illusie, er is alleen de Werkelijkheid.

Hans: Wijsheid, het Ene, het Gevoel, de Intuitie, de Liefde, Vrijheid, de Werkelijkheid – je lijkt wel woorddronken.

Renske: Allemaal namen voor het Hart.

Hans: Verslaving aan hoofdletters is endemisch onder spiriaters en andere Hoofden. Het heet capitalisme, naar het Franse capital (hoofdletter), naar het Latijnse capitalis (van het hoofd). Vanaf de eerstvolgende versie van de Agnostic Systems Manual zal het op mijn voorspraak capitalitis heten (capital + -itis).

Renske: Jij volgt toch ook de Wijsheid van het Hart? Waar zou je je als agnost anders op moeten verlaten?

Hans: Persoonlijk heb ik niet kunnen vaststellen dat mijn hart een betrouwbaarder raadgever is dan mijn hoofd, mijn water, de Enkhuizer Almanak, het vele of het ene.

Mijn innerlijke goeroe is al net zo inconsistent gebleken als mijn grote teen, mijn hoofdchakra, mijn onderbuik en mijn endelmeridiaan.

Verder ondervind ik onoverkomelijke problemen bij het vaststellen van de verschillen tussen gevoelens en gedachten, tussen het instinct, de intuïtie en de rede, tussen de mind en het hart, tussen het ego en het zelf, tussen mezelf en de ander en noem maar op.

Voor mij is het allemaal spaghetti, als het al geen woordenbrij of lettervermicelli is. Hoe zou ik me dan kunnen verlaten op het ene maar niet op het andere? En als ik helemaal me op het Ene moet verlaten, wat verlaat zich dan waarop? Het Ene op het Ene? Wat betekent dat nog?

Renske: Je moet toch ergens op afgaan.

Hans: Alleen als je ergens naartoe wilt.

Renske: Jij gelooft niet in de wijsheid van het Hart.

Hans: Zolang je heilig gelooft in de wijsheid van het hart zit je daarin vast. Zolang je heilig gelooft in de wijsheid van het hoofd zit je daarin vast. Zolang je heilig gelooft in de wijsheid van wat dan ook zit je daarin vast. Zolang je heilig gelooft in wijsheid zit je daarin vast. Zolang je heilig gelooft in wat dan ook zit je daarin vast. Zelfs als je heilig gelooft in ongeloof zit je daarin vast.

Renske: Wat als je nergens meer in vastzit?

Hans: Dan hoef je er ook geen woorden meer aan vuil te maken.

Renske: Ben je dan vrij?

Hans: Daar hoef je dan ook geen woorden meer aan vuil te maken.

Renske: Wat is vrijheid volgens jou?

Hans: Zolang je je afvraagt wat vrijheid is zit je gevangen in de vraag.

Renske: Is vrijheid een illusie?

Hans: Zolang je dat gelooft zit je gevangen in een antwoord.

Renske: Wat als je gelooft dat de persoon een illusie is?

Hans: Dan zit je daarin vast.

Renske: Vroeger geloofde ik dat ik Renske was.

Hans: Toen zat je daarin vast.

Renske: Tegenwoordig weet ik beter.

Hans: Dan zit je daarin vast.

Renske: Wat als je weigert om nog iets te geloven?

Hans: Dan zit je daarin vast.

Renske: Nu weet ik het helemaal niet meer.

Hans: En, spreekt het je nog steeds aan?

196. Leren naar niemand te luisteren

Wat geen oor kan horen.

Leerling: Wat is het doel van de opvoeding?

Meester: Uiteindelijk?

Leerling: Uiteindelijk.

Meester: Leren naar niemand te luisteren.

Leerling: Wat zegt u me daar?

Meester: Je hoorde me wel.

Leerling: Behalve naar jezelf natuurlijk.

Meester: Vooral niet naar jezelf.

Leerling: Naar wie dan wel?

Meester: Hoor je me wel?

Leerling: Hoe leer ik dat mijn kind?

Meester: Waarom zou je dat willen?

Leerling: Omdat u me dat aanraadt.

Meester: Dan heb je niet goed geluisterd.

Leerling: Wat is volgens u het doel van de opvoeding?

197. Wat is opgroeien?

Gevleugelde woorden van Meester Icarus

Wijsheidstegeltje: opgroeien is zo klein worden als je bent.

198. Menseneieren zijn windeieren

Gevleugelde woorden van Meester Icarus.

Leerling: Wat doet een kip?

Meester: Tok tok tok.

Leerling: Wat doet een mens?

Meester: Talk talk talk.

Leerling: Wat is dan het verschil?

Meester: De spelling.

Afbeelding: Mensenhoofd met hennenkam, halslellen en een open snavel in voor- of zijaanzicht. Bijschrift: Tok tok tok.

199. Vastzitten in je verlangen naar vrijheid

Vrij zijn van het verlangen naar vastzitten.

1

Leerling: Ik wil helemaal vrij zijn!

Meester: Dan zit je daarin vast.

2

Leerling: Ik wil helemaal vrij zijn, ook van het verlangen naar vrijheid!

Meester: Dan zit je daarin vast.

3

Leerling: Ik wil helemaal vrij zijn, ook van het verlangen naar vrijheid, en ook van het verlangen naar het verlangen naar vrijheid!

Meester: Dan zit je daarin vast.

4

Leerling: Ik wil helemaal vrij zijn, ook van het verlangen naar vrijheid, ook van het verlangen naar het verlangen naar vrijheid, en ook van het verlangen naar het verlangen naar het verlangen...

Meester: Houdoe.

200. Wie vrij wil zijn moet zijn vrijheid opofferen

Begint eer ge bezint.

Leerling: Ik heb alles over voor de vrijheid!

Meester: Ook jezelf?

Leerling: Alles!

Meester: Ook het zelf?

Leerling: Alles.

Meester: Ook de vrijheid?

Leerling: Ik geloof...

Meester: Ook de overtuiging dat je alles over hebt voor de vrijheid?

Leerling: Nou...

Meester: Ben je bereid zelfs het opgeven van jezelf, het zelf, de vrijheid en al je overtuigingen op te geven?

Leerling: ...

Meester: Ik dacht al zoiets.

201. Gemoedsrust is... (1)

Gevleugelde woorden van Meester Icarus.

Wijsheidstegeltje: Gemoedsrust is berusten in je onrust.

202. Menen zonder menen, want armen zijn ook benen

Twee halve raadsels van Meester Icarus.

1

Waarom verandert de wijze nooit van mening?

Omdat hij geen mening heeft.

2

Waarom verandert de wijze steeds van mening?

Omdat meningen hem niet hebben.

203. Van heilige koeien die toeten en loeien

Twee raadsels met één oplossing.

Leerling: Wat is de belangrijkste oorzaak van verkeersdoden in India?

Meester: De heilige koe.

Leerling: Wat is de belangrijkste oorzaak van verkeersdoden in de rest van de wereld?

Meester: De heilige koe.

204. Diefje zonder verlos

Over het onverbrekelijke verband tussen bezit en diefstal.

Leerling: Wat is de oorzaak van diefstal?

Meester: Bezit.

Leerling: Weg met alle bezit.

Meester: Hoezo?

Leerling: Dan is er ook geen diefstal meer.

Meester: Je roept op tot onteigening.

Leerling: Wat is onteigening?

Meester: Diefstal.

Leerling: Wat is de oorzaak van diefstal?

Meester: Bezit.

205. Onverwachte gevolgen van het gebod om niet te stelen

Wijsheid zit in een klein hoekje en een leeg boekje.

Leerling: Waartoe leidt het gebod om niet te stelen?

Meester: Overtredingen.

Leerling: Wat nog meer?

Meester: Gevangenissen.

Leerling: Wat nog meer?

Meester: Armoede.

Leerling: Wat nog meer?

Meester: Kindersterfte.

Leerling: Als het gebod om niet te stelen leidt tot overtredingen, gevangenissen, armoede en kindersterfte, kunnen we het dan niet beter opheffen?

Meester: Joost mag weten waar dat weer toe leidt.

Leerling: Tja, wat is wijsheid.

Meester: Dit.

206. Lijd jij aan dierenleed? Zin en onzin van inleving

Waarom ik het opneem voor mensen die geen idee hebben voor wie ze het moeten opnemen.

Leerling: Stop dierenleed, draag geen bont!

Meester: Zou jij liever te jong sterven of nooit geboren zijn?

Leerling: Te jong sterven, daar hoef ik echt niet over na te denken.

Meester: Waarom zou dat voor pelsdieren anders zijn?

Leerling: Omdat ze net als mensen recht hebben op een volledig leven.

Meester: Als ze niet werden gefokt voor hun pels zouden ze nooit geboren zijn.

Leerling: Bent u soms voor het gebruik van bont?

Meester: Nee hoor.

Leerling: Dan moet u er wel op tegen zijn.

Meester: Alleen volgens een tweewaardige logica.

Leerling: Dan moet u wel neutraal zijn.

Meester: Alleen volgens een driewaardige logica.

Leerling: Hebt u dan helemaal geen medelijden?

Meester: Met wie?

Leerling: Met de dieren die geslacht worden om hun pels.

Meester: Ook.

Leerling: Met wie dan nog meer?

Meester: Met jou.

Leerling: Waarom?

Meester: Omdat jij aan dierenleed lijdt.

Leerling: Dat neem ik graag voor lief.

Meester: Met de fokkers heb ik ook medelijden.

Leerling: Wát?

Meester: Denk je dat het leuk is om bedreigd te worden?

Leerling: Ze vragen erom.

Meester: Ik heb nog nooit iemand om een dreigement horen vragen.

Leerling: U weet best wat ik bedoel.

Meester: Met de liefhebbers van bont heb ik ook medelijden.

Leerling: Waarom?

Meester: Omdat ze zich steeds schuldiger voelen.

Leerling: Dat is ze geraden ook.

Meester: En omdat ze zomaar door iedereen uitgescholden kunnen worden.

Leerling: Dan komen ze er nog goed vanaf.

Meester: Ben je zelf ooit in die positie geweest?

Leerling: Ik draag geen bont en ik heb het nooit gedragen.

Meester: Zomaar door iedereen uitgescholden kunnen worden, bedoel ik.

Leerling: O. Ja. Op school, jarenlang.

Meester: Gepest.

Leerling: En het bleef niet bij schelden.

Meester: Een fijne herinnering zeker?

Leerling: Dus u hebt niet alleen medelijden met de pelsdieren maar ook met de activisten, de fokkers en de bontliefhebbers?

Meester: En met de politieagenten natuurlijk.

Leerling: Hoezo?

Meester: Die moeten steeds in actie komen tegen steeds dezelfde actievoerders.

Leerling: Hadden ze maar een ander vak moeten kiezen.

Meester: En met de journalisten.

Leerling: Huh?

Meester: Die moeten steeds dezelfde berichten schrijven over steeds dezelfde acties.

Leerling: Tot het eindelijk een keer doordringt, ja. Daar zijn ze voor.

Meester: En met de krantenlezers natuurlijk.

Leerling: Welja.

Meester: Omdat ze steeds dezelfde berichten over dieren- en mensenleed moeten lezen.

Leerling: Zo kun je alles wel leed noemen.

Meester: Slecht nieuws is een van de meeste onderschatte bronnen van menselijk lijden.

Leerling: Wie er niet tegen kan leest het maar niet.

Meester: Jij leest toch ook alles over dierenleed?

Leerling: Dat is mijn eigen keuze.

Meester: Doe het dan maar eens een maandje niet.

Leerling: Ik peins er niet over.

Meester: Slecht nieuws is een van de sterkst verslavende middelen op aarde. Miljarden mensen kunnen absoluut niet zonder.

Leerling: Verder nog medelijden?

Meester: Met mezelf.

Leerling: Echt?

Meester: Door al dat medelijden met iedereen.

Leerling: U liever dan ik.

Meester: Valt mee, ik neem mijn gevoelens niet al te serieus.

Leerling: Waarom niet?

Meester: Omdat ik helemaal niet weet of al die mensen en dieren nu wel zo vreselijk lijden.

Leerling: Dat lijkt me anders nogal duidelijk.

Meester: Voor jou wel.

Leerling: Voor u toch ook?

Meester: Welnee. Misschien hebben ze gewoon geen benul. Misschien laat het ze koud. Misschien hebben ze er plezier in. Misschien hebben ze er gemengde gevoelens over.

Leerling: Wat weet u daarvan?

Meester: Niets. Dat is nu net het punt. Ik heb het ze niet gevraagd. Ik heb het niet onderzocht. Het is hoe ik denk dat ik me zou voelen in hun schoenen. Huid.

Leerling: Pels.

Meester: Ik kan wel denken dat mensen of dieren zielig zijn, maar daarom zijn ze dat nog niet. Ik kan wel denken dat ze het anders willen, maar daarom willen ze dat nog niet. Ik kan wel denken dat ik weet hoe ik me zou voelen in hun plaats, maar daarom weet ik dat nog niet.

Leerling: Daarom leven we ons in.

Meester: Inleving begint met projectie en meestal eindigt het ermee. Wie onvoorwaardelijk in zijn eigen projecties gelooft leeft zich alleen maar in zichzelf in. Die leeft in zijn eigen wereldje, dat hij aanziet voor de wereld zelf.

Leerling: Conclusie?

Meester: Mij niet gezien.

Leerling: Voor wie neemt u het nu eigenlijk op?

Meester: Voor iedereen, en met name degene die geen idee heeft voor wie hij het moet opnemen.

Leerling: Dat is toch geen doen?

Meester: Gelukkig niet. Het gaat helemaal vanzelf.

Leerling: Wat moet ik me daarbij voorstellen?

Meester: Dit.

207. Waarom empathie een slechte raadgever is

Over het gevaar van indenken, invoelen en inleven.

Zeker weten!

Vroeger dacht ik altijd dat ik precies wist wat mensen voelden. Ze voelden wat ik dacht dat ik zou voelen in hun plaats. Zeker weten!

Ik dacht dat ik altijd precies wist wat mensen dachten. Ze dachten wat ik dacht dat ik zou denken in hun plaats. Zeker weten!

Ik dacht dat ik altijd precies wist wat mensen wilden. Ze wilden wat ik dacht dat ik zou willen in hun plaats. Zeker weten!

Voelde ik me eenzaam in gezelschap dan voelde iedereen zich eenzaam in gezelschap. Zeker weten!

Schrok ik me kapot van harde knallen dan schrok iedereen zich kapot van harde knallen. Zeker weten!

Werd ik gek van gillende kinderen dan werd iedereen gek van gillende kinderen. Zeker weten!

Wilde ik dood als ik niet meer kon dan wilde iedereen dood als hij niet meer kon. Zeker weten!

Maakte ik me zorgen over het nieuws dan maakte iedereen zich zorgen over het nieuws. Zeker weten!

Wilde ik liever spelen dan werken, dan wilde iedereen liever spelen dan werken. Zeker weten!

Vroeg ik me de hele dag af hoe mensen er onder hun kleren uitzien dan vroeg iedereen zich de hele dag af hoe mensen er onder hun kleren uitzien. Zeker weten!

Altijd dacht ik dat ik wist wat goed was voor mensen en wat slecht voor ze was. Mijn problemen waren hun problemen en mijn oplossingen hun oplossingen. Zeker weten!

Je weet maar nooit

Langzaam, veel te langzaam drong het tot me door dat mensen lang niet altijd voelen wat ik denk dat ik zou voelen in hun plaats. Ze voelen wat ze voelen. Dat kan van alles zijn. Je weet maar nooit.

Mensen denken lang niet altijd wat ik denk dat ik zou denken in hun plaats. Ze denken wat ze denken. Dat kan van alles zijn. Je weet maar nooit.

Mensen willen lang niet altijd wat ik denk dat ik zou willen in hun plaats. Ze willen wat ze willen. Dat kan van alles zijn. Je weet maar nooit.

In hun plaats voel, denk of wil ik lang niet altijd wat ik vooraf denk dat ik zal voelen, denken of willen. Er komt wat er komt. Dat kan van alles zijn. Je weet maar nooit.

Wat ik denk dat goed of slecht is voor anderen blijkt lang niet altijd goed of slecht voor ze te zijn en wat ik denk dat goed of slecht is voor mij blijkt lang niet altijd goed of slecht voor mij te zijn. Of goed op korte termijn en slecht op lange of omgekeerd. Of goed in het ene opzicht en slecht in het andere.

Mijn problemen zijn niet ieders problemen, mijn oplossingen werken niet voor iedereen en vaak niet eens voor mij, en ze hebben altijd onvermoede gevolgen.

Mensen zijn niet zoals ik denk dat ze zijn. Ze zijn niet zoals ik. Ikzelf ben ook niet zoals ik denk dat ik ben. Ik ben niet zoals ik. We zijn zoals we zijn op het moment dat we zo zijn voor zolang als het duurt.

Radeloos

Wat er in ons omgaat is niet te volgen en niet te achterhalen. Er gebeurt teveel, het gaat te snel, er zit te weinig lijn in en een groot deel lijkt zich achter de schermen af te spelen, ondergronds, buiten het bewustzijn om, achter het geheugen om, in ons lijf, in onze geest, in de situatie, aangenomen dat daar verschil tussen is. De werkelijkheid wil maar geen logisch verhaal worden, omdat ze niet logisch is, en geen verhaal.

Dus vallen we terug op ons verstand. Wat tegenstrijdig is maken we logisch. Wat dubbelzinnig is maken we eenduidig. Wat dynamisch is maken we statisch. Van invallen maken we intenties, van bewegingen beweegredenen, van voorwaardelijkheid oorzakelijkheid.

Van karakters maken we karikaturen, van goedzakken heiligen, van waaghalzen helden, van bangeriken lafaards, van pestkoppen duivels. We bedenken een proloog, een plot, een epiloog en leggen het verhaal als een masker over de chaos heen om die aan het gezicht te onttrekken.

Onze zogenaamd ingeleefde gevoelens, gedachten en verlangens zijn geen onschuldige projecties om anderen beter te begrijpen maar verhalen om onszelf gerust te stellen, om onszelf wijs te maken dat we het allemaal wel doorhebben. We omringen ons met mensen die hetzelfde verhaal vertellen en keren iedereen de rug toe die het waagt ons verhaal te betwijfelen of een ander verhaal te vertellen.

Het heeft lang geduurd voor ik doorkreeg dat wat ik voor werkelijk hield mijn eigen sprookje was. Toen het eindelijk tot me doordrong wou ik het niet weten. En toen ik er niet meer omheen kon, wist ik me geen raad.

Tot ik mijn radeloosheid niet-weten begon te noemen. Inzag dat 'raad' is afgeleid van 'raden'. Besefte dat goede raad goedkoop is, en goedkoop duurkoop. Dat je rijker bent naarmate er meer te raden overblijft.

Ook dit is weer een verhaal, had je het door? Ik vertel het niet omdat het waar is maar om verhalen met waarheidspretentie te karikaturiseren.

208. Wijsheid is het goedkeuren en afkeuren niet goedkeuren of afkeuren

De afzetter.

Leerling: Wat is wijsheid?

Meester: Het is maar net aan wie je het vraagt.

Leerling: Als u het mij vraagt.

Meester: Nou?

Leerling: Dan zeg ik, niets goedkeuren, niets afkeuren.

Meester: En als je het mij vraagt?

Leerling: Nou?

Meester: Dan zeg ik, het goedkeuren en afkeuren niet goedkeuren of afkeuren.

Leerling: En als ik dat had gezegd?

Meester: Dan had ik gezegd, het goedkeuren en afkeuren van het goedkeuren en afkeuren niet goedkeuren of afkeuren.

Leerling: En als ik dat had gezegd?

Meester: Dan had ik gezegd, er zit een kras op die plaat.

Leerling: Verdraaid.

Meester: Zei de platenspeler.

Leerling: Wat nu?

Meester: Zet maar af.

Leerling: Maar wat is nu wijsheid?

Meester: Dat is nu wijsheid.

209. Liefde is niet-weten (wat liefde is)

Gevleugelde woorden van Meester Icarus.

Liefde is niet!

Liefde is niet weten!

Liefde is niet weten wat!

Liefde is niet weten wat liefde is!

Liefde is niet hoeven weten wat liefde is!

Liefde is niet hoeven weten wat is!

Liefde is niet hoeven weten wat!

Liefde is niet hoeven weten!

Liefde is niet hoeven!

Liefde is niet!

Twee spiegelbeeldige vraagtekens die samen een hart vormen.

210. Willen wat het leven wil, is dat liefde?

Een non-definitie van liefde.

'Liefde is willen wat het leven wil, wat het ook is.'

'En als het leven haat wil?'

'Dan eh... hè?'

'Zeg dat wel.'

'Wat is liefde volgens jou?'

'Niet weten wat het leven wil?'

211. Het beste voorhebben met iemand, is dat liefde?

Nog een non-definitie van liefde.

'Liefde is het beste voorhebben met iemand.'

'En als je niet weet wat het beste is voor iemand?'

'Dan eh... hè?'

'Zeg dat wel.'

'Wat is liefde volgens jou?'

'Niet weten wat het beste is voor iemand?'

212. Liefde is geen masker

Zet het rustig even af.

Leerling: Wat is liefde?

Meester: Wat een vraag.

Leerling: Liefde is alles!

Meester: En de rest dan?

Leerling: Ik noem de liefde waar!

Meester: En onware liefde dan?

Leerling: Liefde is het allerhoogste!

Meester: En lage liefde dan?

Leerling: Wij zijn de liefde zelf!

Meester: En onze haat dan?

Leerling: Dat wat overal voor openstaat!

Meester: Ook voor geslotenheid?

Leerling: Liefde is ons oorspronkelijk gezicht!

Meester: Liefde is jouw ware masker.

Leerling: Dat neemt u terug!

Meester: Zet het rustig even af.

Leerling: Wat is uw oorspronkelijke gezicht?

Meester: Wat een vraag.

Afbeelding: Duivel met een hartvormig masker op. Bijschrift: Liefde is geen masker, zet het rustig even af.

213. Over de voorwaardelijkheid en liefdeloosheid van onvoorwaardelijke liefde

Hoe groter de mond, hoe kleiner het hart.

Leerling: Ware liefde is onvoorwaardelijk.

Meester: Wat versta jij onder onvoorwaardelijk liefde?

Leerling: Dat je overal ruimte voor hebt.

Meester: Ook voor haat?

Leerling: Dat natuurlijk niet.

Meester: Ook voor bekrompenheid?

Leerling: Ik geloof niet...

Meester: Ook voor onverschilligheid?

Leerling: Nou...

Meester: Ook voor voorwaardelijkheid?

Leerling: ...

Meester: Ook voor mensen die geen ruimte hebben voor haat, bekrompenheid, onverschilligheid, voorwaardelijkheid enzovoort?

Leerling: Dat is te zeggen...

Meester: Nogal voorwaardelijk hè, jouw onvoorwaardelijke liefde?

Leerling: Hm.

Meester: Niet zo heel liefdevol ook.

Leerling: Misschien niet, nee.

Meester: Heb je daar wel ruimte voor?

Leerling: Ware liefde is onvoorwaardelijk.

214. Liefde is niet alles en alles is geen liefde

Het afwijzen omarmen en het omarmen afwijzen, is dat nou zo moeilijk?

Leerling: Het universum is er helemaal voor mij!

Meester: Ook de onderdelen die je niet wilt.

Leerling: Overal wordt je door de aarde gedragen!

Meester: Behalve als je valt.

Leerling: Maar verder overal.

Meester: Je moest eens weten hoeveel mensen en dieren er iedere dag vallen.

Leerling: Is je gedragen weten op zich al niet genoeg reden tot dankbaarheid?

Meester: Zwaartekracht is dodelijk.

Leerling: En overal is lucht, zodat je vrij kunt ademen!

Meester: Behalve onder water en in de ruimte.

Leerling: Zuurstof is toch zeker voldoende reden tot dankbaarheid?

Meester: Je moest eens weten hoeveel mensen en dieren er iedere dag stikken.

Leerling: En overal is eten, het groeit zomaar aan de bomen en in en op de grond!

Meester: Je moest eens weten hoeveel mensen en dieren er dagelijks worden afgeslacht.

Leerling: Dat neemt niet weg dat de aarde een gulle gastheer is.

Meester: Een miljard mensen en nog veel meer dieren lijden dagelijks honger.

Leerling: Liefde overwint alles.

Meester: Haat ook.

Leerling: Ik heb het hier over totale openheid.

Meester: Waarom probeer je dan uit alle macht de helft buiten te sluiten?

Leerling: De helft van wat?

Meester: De helft van het universum.

Leerling: Wat sluit ik dan uit?

Meester: Het afwijzen. Het vallen. Het stikken. De honger. De geslotenheid. De haat.

Leerling: Op die manier.

Meester: Misschien is het universum er inderdaad voor jou...

Leerling: Maar?

Meester: Dan wel helemaal.

Leerling: Wilt u me helpen de andere helft te omarmen?

Meester: Daar ga je alweer.

Afbeelding: Hart waarvan de linkerlob roze is, de rechter- zwart (en eventueel naar beneden gekeerd). Bijschrift: Liefde is niet alles en alles is geen liefde.

215. Als je alles loslaat hou je ook daar niet meer aan vast

Van beletsel naar beletselteken in acht stappen.

Jaren eerder

Leerling: Als je alles loslaat, word je gedragen door het oneindige.

Meester: Als je alles loslaat, dan ook het oneindige.

Jaren later

Leerling: Als je alles loslaat, word je gedragen, al weet je niet waardoor.

Meester: Als je alles loslaat, dan ook het idee dat je gedragen wordt.

Jaren later

Leerling: Als je alles loslaat, zul je in een vrije val geraken.

Meester: Als je alles loslaat, dan ook het idee dat je vrij zult vallen.

Jaren later

Leerling: Als je alles loslaat...

Meester: Dan ook het idee dat je iemand bent die iets los kan laten.

Jaren later

Leerling: Als je alles loslaat, ben je niemand meer.

Meester: Als je alles loslaat, dan ook het idee dat je niemand bent.

Jaren later

Leerling: Als je alles loslaat...

Meester: Dan ook het loslaten.

Jaren later

Leerling: Als je alles loslaat...

Meester: Nou?

Leerling: Ik geef het op.

Meester: Als je alles loslaat, dan ook het opgeven.

Jaren later

Leerling: ...

Meester: Niet slecht.

Wijsheidstegeltje: Als je alles loslaat hou je ook daar niet meer aan vast.

216. Een rare reden om naar de dood te verlangen

En een rare reden om te blijven leven.

'Was ik maar dood.'

'En dan?'

'Het leven is een hel.'

'Wie weet is de dood wel erger dan het leven.'

'Daar was ik nou nooit opgekomen.'

'En zie dan nog maar eens te ontsnappen.'

217. Een rare reden om de dood te vrezen

Bekijk het eens van de andere kant.

'Ik ben als de dood voor de dood.'

'Waarom?'

'Omdat alles dan afgelopen is.'

'Weet je dat of geloof je het?'

'Ik geloof het.'

'Misschien gaat het leven wel gewoon verder.'

'Dat... kan ik niet uitsluiten.'

'Misschien is het leven wel erger dan de dood.'

'Weet je dat of geloof je het?'

'Ik weet het niet.'

'Ik ben als de dood voor de dood.'

Vragen aan de lezer

Wat denk jij dat er na je dood gebeurt? Is alles dan afgelopen? Word je steeds opnieuw geboren? Gaat het op dezelfde manier verder? Gaat het op een andere manier verder? Is het leven na de dood beter of erger dan het leven ervoor? Weet je dat of geloof je het?

Op welke manier beïnvloeden je gedachten over deze kwestie je stemming en die van je naasten?

218. Wat is erger, het leven of de dood?

Ambivalentie voor gevorderden.

'Wat is erger volgens jou, Hans, het leven of de dood?'

'Hoe moet ik dat weten? Denk jij soms dat ik al dood ben geweest of dat ik het nu ben?'

'Wat als je niet weet wat erger is?'

'Dan weet je niet of je blij moet zijn dat je leeft of beter dood kunt zijn.'

'Dat weet je dan pas achteraf, wou je zeggen.'

'Alleen als er een achteraf is, zou ik zeggen.'

'Anders is er niemand om het te weten.'

'En alleen als je je achteraf kunt herinneren hoe het was toen je nog leefde.'

'Anders valt er niets te vergelijken.'

'En alleen als je kunt verifiëren dat je herinnering aan toen je nog leefde echt een herinnering is.'

'In plaats van een droom of een waan.'

'En alleen als je zeker weet dat die herinnering correct is.'

'Want het geheugen is feilbaar.'

'En alleen als je zeker weet dat je dan dood bent en dat je eerder leefde.'

'Want hoe kun je nu dood zijn en toch nog denken en voelen.'

'Dan moet je haast wel aannemen dat er iets is doodgegaan en iets anders niet.'

'De geest, de ziel, atman, bewustzijn, god, het al, essentie of zoiets?'

'Als er zoiets is.'

'Dus jij bent niet blij dat je leeft en je wou niet dat je dood was?'

'Soms ben ik blij dat ik er ben, soms wou ik dat ik er niet was.'

'Tegelijkertijd of achtereenvolgens?'

'Tegelijkertijd of achtereenvolgens.'

'Dat kan ook nog.'

'Maar alleen als ik erbij stilsta.'

'En anders?'

'Anders niets.'

'Dan ben je gewoon.'

'Ja, zoiets.'

Januskop met een bevleesd gezicht en een ontvleesd gezicht.
^ Wat is erger, het leven of de dood?

Vragen aan de lezer

Ben jij weleens blij dat je er bent?

Wou jij weleens dat je er niet was?

Heb je die gevoelens weleens tegelijkertijd?

Hoe denk je erover als je er niet over denkt?

Denk je dat iedereen er zo over denkt als jij?

Dacht je er vroeger anders over dan nu?

219. Je bent niet bang voor de dood maar voor jouw voorstelling ervan

Over het verschil tussen je doodsangst en de dood.

Leerling: Ik ben als de dood voor de dood.

Meester: Ooit dood geweest?

Leerling: Niet dat ik weet.

Meester: Waar ben je dan zo bang voor?

Leerling: Ik stel me voor dat...

Meester: Precies.

Leerling: Wat precies?

Meester: Je bent als de dood voor je voorstelling van de dood.

220. Je verlangt niet naar de dood maar naar jouw voorstelling ervan

Over het verschil tussen je doodsverlangen en de dood.

Leerling: Ik verlang al mijn hele leven naar de dood.

Meester: Ooit dood geweest?

Leerling: Niet dat ik weet.

Meester: Waar verlang je dan naar?

Leerling: Ik stel me voor dat...

Meester: Precies.

Leerling: Wat precies?

Meester: Je verlangt naar jouw voorstelling van de dood.

221. Kun je zelf bepalen wat je je voorstelt bij de dood?

Een kijkje in de bovenkamer.

Leerling: We zijn niet bang voor de dood zelf, maar voor onze voorstelling ervan. En we verlangen niet naar de dood zelf maar naar onze voorstelling ervan.

Meester: Dat is gewoon de volgende voorstelling.

Leerling: Wat?

Meester: Dat we niet bang zijn voor de dood zelf maar voor onze voorstelling ervan. Dat we niet verlangen naar de dood zelf maar naar onze voorstelling ervan.

Leerling: U snapt het niet.

Meester: Wat niet?

Leerling: Het betekent dat je er iets aan kunt doen.

Meester: Waaraan kunt doen?

Leerling: Aan je doodsangst en je doodsverlangen.

Meester: Hoe dan?

Leerling: Gewoon, door je voorstelling van de dood te onderzoeken en te veranderen of op te geven.

Meester: Dat is gewoon de volgende voorstelling.

Leerling: Wat?

Meester: Dat je ervoor kunt kiezen om je voorstellingen te onderzoeken en te veranderen of op te geven.

Leerling: Ik bepaal toch zeker zelf wat ik me voorstel?

Meester: Of is dat ook maar een voorstelling?

Leerling: Ja, als we zo gaan beginnen...

Meester: En dan nog.

Leerling: Wat nou weer.

Meester: Bepaal je ook zelf welke voorstelling je gelooft?

Vragen aan de lezer

Is verbeelden een keuze?

Heb jij een rijke verbeelding of zijn er veel ideeën waar je zelf nooit op zou komen?

Kun jij er zelf voor kiezen je voorstelling van de dood te onderzoeken?

Kun jij er zelf voor kiezen je voorstelling van de dood te veranderen?

Kun jij er zelf voor kiezen je voorstelling van de dood op te geven?

Kun jij er zelf voor kiezen wat je gelooft?

222. Is er leven voor de dood?

Een levende geest is een wendbare geest.

'Denk jij dat er leven is na de dood?'

'Als dit het al is, dan zeker.'

'Hè?'

'Wat?'

'Daar was ik nou nooit opgekomen.'

'Maar is er ook leven vóór de dood?'

'Hè?'

'Wat?'

223. Denk je nu echt dat je (niet) doodgaat?

Klompenbal.

'Ben jij bang voor de dood?'

'Wie zegt dat ik doodga?'

'Dacht jij soms van niet?'

'Ik stel alleen een wedervraag.'

'Je steekt je kop in het zand.'

'De pot verwijt de ketel.'

'Je wendt je af van het onafwendbare.'

'Wat weet jij van het onafwendbare?'

'Hoezo?'

'Ooit eerder gestorven?'

'Dat komt vanzelf wel.'

'O ja?'

'Iedereen moet dood.'

'Heb je dat persoonlijk vastgesteld?'

'Kijk toch om je heen.'

'Ik zie alleen maar levenden.'

'Je hebt toch weleens iemand zien sterven?'

'En wat dan nog?'

'Dat bewijst dat mensen doodgaan.'

'Maar niet dat ze dood blijven en niet dat iedereen doodgaat.'

'Iedereen is het erover eens.'

'Heb je dat persoonlijk vastgesteld?'

'Iedereen die goed bij zijn verstand is.'

'Je klampt je vast aan je verstand.'

'Je klampt zich vast aan je onwetendheid.'

'Jje klampt je vast aan de dood.'

'Denk je nu echt dat je niet doodgaat?'

'Denk je nu echt dat je leeft?'

'Nou breekt mijn klomp.'

'Nou de andere nog.'

224. Over de rust van niet-weten en de rust van de dood

Leven in onbepaaldheid.

'Ben jij bang voor de dood, Hans?'

'Niet bepaald.'

'Denk jij soms dat je onsterfelijk bent?'

'Niet bepaald.'

'Maar je hoopt van wel?'

'Niet bepaald.'

'Bedoel je dat je hoopt van niet?'

'Niet bepaald.'

'Denk je dan dan je sterfelijk bent?'

'Niet bepaald.'

'Geloof je dan helemaal niets?'

'Ik geloof dat de dood het einde is.'

'Maar?'

'Weten doe ik het niet.'

'Jij houdt overal rekening mee.'

'Ik zou niet weten hoe.'

'Je rekent nergens op.'

'Ook hierop niet.'

'Waarom geloof je dan dat de dood het einde is?'

'Dat weet ik niet. Voor mij hoeft het niet. Ik hecht er geen waarde aan.'

'Waarom niet?'

'Geloven is geen weten.'

'Denk je dat je nooit meer bang zult zijn voor de dood?'

'Ik kan wel zoveel denken.'

'Hoe is het om geen duidelijk antwoorden te hebben?'

'Over de dood of in het algemeen?'

'In het algemeen.'

'Voor mij of voor iedereen?'

'Voor iedereen.'

'Geen idee.'

'En voor jou?'

'Vroeger of nu?'

'Vroeger.'

'Werd ik er heel onrustig van.'

'En nu?'

'Word ik er heel rustig van.'

'Ben je weleens bang om uit het niet-weten te vallen?'

'Niet bepaald.'

'Waarom niet?'

'Omdat ik er niet in zit.'

'Waar zit je dan wel in?'

'Geen idee.'

225. Waarom wordt de een bontliefhebber en de ander dierenactivist?

Over macht en overmacht.

'Ik vind het schandalig dat mensen nog steeds bont dragen.'

'Waarom?'

'Omdat er dieren voor gedood worden natuurlijk.'

'Hou je van pelsdieren?'

'Nou en of.'

'Zou je ook niet van ze kunnen houden?'

'Ondenkbaar.'

'Is dat de reden dat je actie moet voeren?'

'Beslist.'

'Sommige mensen houden van bont.'

'En?'

'Zouden ze er ook niet van kunnen houden?'

'Ze, eh...'

'Zou dat de reden kunnen zijn dat ze bont moeten dragen?'

'Wou jij beweren dat we niet zelf bepalen waar we van houden?'

'Wou jij beweren dat we dat helemaal zelf bepalen?'

'Misschien kun je er niks aan doen dat je van bont houdt maar daarom hoef je het toch niet te dragen?'

'Misschien kun jij er niks aan doen dat je tegen bont bent maar daarom hoef je toch geen actie te voeren?'

'Toch wel.'

'Nou dan.'

'Die mensen zitten helemaal vast in hun eigen voorkeuren.'

'Ook dat hebben jullie gemeen.'

'Dus jij legt je er zonder meer bij neer?'

'Wat ben ik, een defaitist?'

'Maar jij denkt dat we niet zelf bepalen of we in actie komen?'

'Wat ben ik, een fatalist?'

'Dus jij vindt dat we ons afzijdig moeten houden?'

'Wat ben ik, een neutralist?'

'Dus jij vindt ook dat er iets moet gebeuren?'

'Wat ben ik, een activist?'

'Wat vind je dan wel?'

'Wat ik ook vind, ik raak het kwijt.'

'Ik bedoel, wat ben je dan wel?'

'Geen idee. Vrij?'

Aap met bontmuts.
^ Bontliefhebber.

226. Ook veganisten hebben bloed aan hun handen

En poep.

'Ik ben veganist.'

'Wat houdt dat in?'

'Dat ik niets dierlijks eet en niets gebruik waarvoor dieren nodig zijn.'

'Dat mocht je willen.'

'Ik gebruik zelfs geen gelatine meer.'

'Maar je eet nog wel?'

'Uitsluitend plantaardig en biologisch.'

'Je eet gewassen?'

'Planten hebben geen gevoel.'

'Dat zei Descartes ook van dieren.'

'Descartes is passé.'

'Wat eten die planten eigenlijk?'

'Hè?'

'Wat eten de planten die jij eet?'

'Planten eten niet.'

'Kunstmest?'

'Ik ben tegen kunstmest.'

'Denk je dat die planten zich daar iets van aantrekken?'

'Ik eet bio.'

'Jij eet alleen planten die poep eten?'

'Precies.'

'Waar komt die poep vandaan?'

'Van koeien en zo. Varkens, schapen, geiten, kippen.'

'En waarvoor worden die koeien en zo nog meer gebruikt?'

'Waarvoor?'

'Of denk je dat ze uitsluitend voor de poep worden gehouden?'

'Nou...'

'Dacht jij soms dat een boer van mest alleen kon leven?'

'Ik...'

'Wat gebeurt er met de dieren die het mogelijk maken dat jij de veganist kunt uithangen?'

Koe die goud poept.
^ Dacht jij soms dat een boer van mest alleen kon leven?

227. Ik dood en ik laat voor mij doden

Er sterven voortdurend levende wezens voor mij en door mij

Joep: Zou jij kunnen doden?

Hans: Ik dood en ik laat voor mij doden.

Joep: Wat?

Hans: Wat niet.

Joep: Bijvoorbeeld?

Hans: kippen, koeien, varkens, stadsduiven, muskusratten, ratten, muizen, vissen, bomen, struiken, planten, schimmels, gisten, bacteriën, virussen, noem maar op.

Joep: Eet jij stadsduiven en muskusratten?

Hans: Nee, ik lust alleen bomen.

Joep: Doe mij maar schimmels.

Hans: De gemeente vergast stadsduiven omdat ze overlast bezorgen en ik verzet me er niet tegen. De waterschappen vangen muskusratten omdat ze dijken ondermijnen en ik verzet me er niet tegen. Boeren vergiftigen muizen en ratten, ze gebruiken pesticiden om onkruid en insecten te bestrijden, en ik verzet me er niet tegen. Vervoersmiddelen doden massa's dieren en insecten, en ik verzet me er niet tegen.

Iedereen wiedt en snoeit en oogst en ik doe er onbekommerd aan mee. Bomen worden omgezaagd voor het karton waarin mijn boodschappen zijn verpakt, het papier waarmee ik mijn kont afveeg en waarop mijn boeken worden afgedrukt. Ik ben grootgebracht met vlees, vis en gevogelte, eieren en zuivelproducten en kon niet wennen aan een veganistisch dieet.

Joep: Je doodt planten en dieren en je laat ze voor je doden.

Hans: En mensen.

Joep: Wát?

Hans: Er sterven voortdurend mensen voor mij en door mij.

Joep: Hoe dan?

Hans: In mijnen, waar ze met gevaar voor eigen leven grondstoffen winnen, ook voor mij. In fabrieken, waar ze met gevaar voor eigen leven goederen vervaardigen, ook voor mij. Op boerderijen, waar ze met gevaar voor eigen leven vee houden en gewassen telen, ook voor mij. In de bouw, waar ze met gevaar voor eigen leven huizen bouwen, ook voor mij. In het verkeer, waar ze met gevaar voor eigen leven goederen vervoeren, ook voor mij, en op hun beurt andere weggebruikers in gevaar brengen, ook voor mij. In ziekenhuizen, waar ze met gevaar voor eigen leven ziekten bestrijden, ook voor mij. Op straat, waar ze met gevaar voor eigen leven de orde bewaren, ook voor mij. Te land, ter zee en in de lucht, waar ze met gevaar voor eigen leven ons land verdedigen, ook voor mij.

Joep: Zou jij als het echt nodig was eigenhandig een mens kunnen doden, bijvoorbeeld om je eigen leven of dat van je geliefde of van een kinderklas of een menigte te redden?

Hans: Ik mag het graag denken, maar ik ben niet zo'n held.

Joep: Ik eerlijk gezegd ook niet.

Hans: Dus ik reken nergens op.

Joep: Denk jij dat de impuls om te doden zou kunnen bedwingen?

Hans: Ik mag het graag denken, maar ik ben niet zo'n held.

Joep: Dat snap ik niet

Hans: Als je bang bent, of in paniek, heb je jezelf niet meer in de hand. Als je onbevreesd bent trouwens ook niet. Er zijn zoveel dwingende oorzaken van agressie. Lust. Woede. Alcohol. Drugs. Jaloezie. Stoerheid. Groepsdruk. Massahysterie. Oorlog. Een hersentumor. Paranoia. Een psychose.

Joep: Je weet maar nooit.

Hans: Dus ik reken nergens op.

Vragen aan de lezer

Wat heb jij allemaal eigenhandig gedood?

Wat laat jij allemaal voor je doden?

Heb je ooit eigenhandig een mens gedood?

Heb je ooit een mens willen doden?

Denk je dat je iemand eigenhandig zou kunnen doden als de nood aan de man is? Hoe weet je dat?

228. Waarom de dokter moest huilen bij de euthanasie

Ooggetuigenverslagen van een goede dood.

Na de euthanasie van mijn moeder vroeg ik de betrokkenen waarom de dokter volgens hen moest huilen tijdens de euthanasie. Ze antwoordden:

'Ik denk omdat hij voor zijn gevoel in strijd met zijn eed van Hippocrates handelde.'

'Ik denk dat moeder hem herinnerde aan alle doden in zijn eigen leven.'

'Ik denk dat moeder hem herinnerde aan alle doden in zijn praktijk.'

'Ik denk dat moeder hem herinnerde aan zijn eigen dood.'

'Ik denk dat moeder hem herinnerde aan een geliefde.'

'Ik denk dat dit werk hem erg zwaar valt.'

'Ik denk omdat hij geen goede arts is.'

'Ik denk omdat hij zo'n goede arts is.'

'Ik denk dat hij zijn dag niet had.'

'Ik denk omdat hij speciaal is.'

'Ik denk omdat zij speciaal is.'

'Ik denk dat hij zelf dood wil.'

'Ik denk dat hij allergisch is.'

'Ik denk dat ze wat hadden.'

'Ik denk omdat wij huilden.'

'Ik denk omdat zij huilde.'

'Ik denk uit mededogen.'

'Ik denk van opluchting.'

'Ik denk uit wroeging.'

'Ik denk uit weerzin.'

'Geen idee waarom.'

'Niks van gemerkt.'

Vragen aan de lezer

Wat denk jij allemaal als je iemand ziet huilen?

Denk je dat je altijd zou moeten vragen waarom iemand huilt?

Denk je dat mensen altijd weten waarom ze huilen?

Als je iemand vraagt waarom hij huilt, denk je dat je dan altijd een oprecht antwoord krijgt?

Wat denk je dat mensen denken als ze jou zien huilen?

Wou je dat mensen je vroegen waarom je huilt?

Denk je dat je altijd weet waarom je huilt?

Als iemand jou vraagt waarom je huilt, denk je dat je dan altijd een oprecht antwoord zal geven?

229. Zeker weten dat het de as van je moeder is in die urn?

Je kunt wel zoveel denken.

Wout: Zie je die urn daar?

Hans: Die blauwe?

Wout: De as van mijn moeder, God hebbe haar ziel.

Hans: Hoe weet je dat er as in zit?

Wout: Daar is het een urn voor.

Hans: Heb je er ooit in gekeken?

Wout: Eigenlijk niet.

Hans: Je hebt toch wel even geschud?

Wout: Ook niet.

Hans: Dus hij zou best leeg kunnen zijn.

Wout: Ik geloof er niks van.

Hans: Dat zegt niets.

Wout: Denk je nu heus...

Hans: Ik weet het niet.

Wout: Waarom zeg je het dan?

Hans: Omdat het kan.

Wout: Alles kan.

Hans: Stel dat er as in zit, hoe weet je dan dat die van je moeder is?

Wout: Dat staat hier, op het naamplaatje.

Hans: Wat?

Wout: De naam van mijn moeder.

Hans: En?

Wout: Geen twijfel mogelijk. De namen en data kloppen precies.

Hans: Waarmee?

Wout: Met die van mijn moeder.

Hans: Zal best.

Wout: Maar?

Hans: Komen ze ook overeen met de as?

Wout: Daar... ben ik altijd van uitgegaan.

Hans: Terecht, denk je?

Wout: Wat ben jij toch een rare kwast.

Hans: Wat ben jij toch goedgelovig.

Wout: Hoezo?

Hans: Iedereen kan overal een naambordje op plakken met willekeurig welke tekst.

Wout: Maar waarom zouden ze er de verkeerde as in doen?

Hans: Of het verkeerde bordje opplakken.

Wout: Maar waarom?

Hans: Foutje. Grapje. Ongein. Als een bakker die in het beslag tuft.

Wout: Ik geloof er niets van.

Hans: Ooit een asla schoongemaakt?

Wout: Vroeger van de kolenkachel, later van de open haard.

Hans: Hoe gaat dat in zijn werk?

Wout: Gewoon. Je trekt de la eruit en je gooit hem leeg.

Hans: En dan is hij leeg?

Wout: Nou nee, er blijft altijd wel wat achter.

Hans: Net als op het stookrooster.

Wout: Onvermijdelijk.

Hans: Zou het in de ovens van het crematorium ook zo gaan, denk je?

Wout: ...

Hans: Is er iets?

Wout: Dan zou deze urn niet alleen de as van moeder...

Hans: Waarschijnlijk niet.

Wout: En dan zitten er natuurlijk ook asresten van moeder in andere...

Hans: Waarschijnlijk wel.

Wout: En ik maar denken...

Hans: En jij maar denken.

Wout: ...

Hans: Kom kom, trek het je niet aan.

Wout: ...

Hans: Misschien is het niet eens de as van je moeder.

Wout: ...

Hans: Als er al iets in zit.

230. Vragen voor bij de begrafenis of crematie en op de begraafplaats

Denken over herdenken.

Zeker weten dat het juiste lijk in de juiste kist terechtgekomen is? Was je erbij?

Zeker weten dat de juiste kist in de juiste oven terechtgekomen is? Was je erbij?

Zeker weten dat de juiste as in de juiste urn terechtgekomen is? Was je erbij?

Zeker weten dat de juiste urn op de juiste plek terechtgekomen is? Was je erbij?

Zeker weten dat het juiste naamplaatje op de juiste urn terechtgekomen is. Was je erbij?

Zeker weten dat de juiste kist in het juiste gat terechtgekomen is? Was je erbij?

Zeker weten dat de juiste grafsteen bij het juiste graf terechtgekomen is? Was je erbij?

Zeker weten dat niemand sinds je laatste bezoek iets veranderd heeft, de urn heeft leeggegooid of de as heeft vervangen, het lijk heeft geroofd of vervangen, de kist heeft weggehaald en het gat met aarde gevuld of zoiets? Was je erbij?

Denk je dat het het stoffelijk of geestelijk overschot op jouw bezoek ligt te wachten?

Als je bloemen legt, denk je dan dat het stoffelijk of geestelijk overschot het merkt en waardeert, dat het zich er beter door voelt?

Als je met het stoffelijk of geestelijk overschot spreekt, hoe weet je dan dat je daarmee spreekt en niet met dat van een (of meer) van de doden eromheen, of van zomaar een dolende geest, of met je eigen geest of een afsplitsing of projectie daarvan?

In sommige culturen, en door sommige individuen in de onze, wordt de dode ook of alleen herdacht met wat memorabilia in een alkoof of huisaltaar. Zou dat voor jou ook kunnen werken?

Mijn ouders zijn beiden overleden er is geen graf, geen urn, geen gedenksteen. Ik heb geen memorabilia, herdenk noch hun geboortedatum noch hun trouwdatum noch hun sterfdatum. Ik praat niet met ze, vraag ze niets, vertel ze niets, verwijt ze niets, bedank ze niet, mis ze niet. Af en toe komt er een herinnering in me op die ik koester noch afweer. Voor mij is dat genoeg, al besef ik dat mijn sentimentele oudemannenjaren nog moeten beginnen. Zou het voor jou ook genoeg kunnen zijn?

Hoe belangrijk is het voor jou dat je zelf herdacht wordt? Kun je leven met de gedachte dat niemand de behoefte voelt om je te herdenken maar genoegen neemt met af en toe een spontane herinnering, of vind je dat een verschrikkelijk idee?

Afbeelding: Iemand die een urn uitstrooit, waaruit een geestvormige aswolk ontstaat.

231. Van stof tot stof, van gat tot gat, verstrooiing op het levenspad

Je bent verstrooid

Je komt samen

Je wordt geboren

Je groeit groot

Je wordt verstrooid

Je gaat dood

Je wordt verstrooid

Je bent verstrooid

232. Plas jij nog weleens in je bed?

Stranger in the night.

Het begin van mijn onzindelijkheid

Afgelopen nacht trof ik mezelf weer eens in de keuken aan, waar ik het hele aanrecht onder stond te plassen, systematisch, van links naar rechts. Er mocht geen droog plekje overblijven, ik maar plassen, er kwam geen eind aan.

Plotseling schrok ik wakker – dat was het moment waarop ik me realiseerde dat ik aan het dromen was geweest – en voelde ik dat ik in mijn bed lag te plassen. Een beetje maar, nog geen dopje vol, bleek achteraf, maar ik was meteen klaarwakker.

Zoiets heb ik een paar keer per jaar, als ik erg nodig moet, en altijd vraag ik me af of ik er later op zal terugkijken als het begin van mijn onzindelijkheid. Meteen daarop de vraag: ben ik ooit helemaal zindelijk geweest? Heb ik ooit een jaar lang geen druppel laten lopen?

Het begin van mijn seniliteit

Omdat mijn blaas nog hartstikke vol zit, besluit ik naar de wc te gaan, alleen weet ik zo gauw niet aan welke kant ik mijn bed uit moet. Hoe zit het ook alweer?

Rechts tasten, daar heb je het matras van Lucienne, dus ik moet er links uit. Benen buitenboord, voeten op de vloer, wacht even, er klopt iets niet. Zit de gangdeur nu rechts van mij of links? Ik heb werkelijk geen idee, ik kan het niet bedenken.

Dan maar even het licht aan. Zit het leeslampje nu links van mij of rechts? Systematisch de vloer aftastend, heen en weer in steeds wijdere kringen, vind ik eindelijk de muur achter het bed, dus daar ergens zal het lampje wel wezen.

De muur aftastend, helemaal naar links, niks, helemaal naar rechts, vind ik eindelijk de stroomdraad, maar zit het knippertje nu onder of boven mijn hand? Ik volg de draad omlaag, oh, daar is de vloer al, omhoog dus... hoger... aha, hebbes. Het licht KNALT aan, even ben ik totaal verblind, dan valt heel het huis op zijn plek en ben ik weer thuis.

Zoiets heb ik een paar keer per maand en altijd vraag ik me af of ik er later op zal terugkijken als het begin van mijn seniliteit. Meteen daarop de vraag: ben ik ooit helemaal bij de tijd geweest? Heb ik ooit alles op een rijtje gehad?

Afbeelding: Iemand die op het aanrecht ligt te slapen. Bijschrift: "Ben ik ooit helemaal zindelijk geweest?"

233. Wat is dementie?

Eerste van drie teksten over dementie: symptomen, fasen, naamgeving.

Dementie in medische zin is een verzamelnaam voor zo'n 50 verschillende ziekten die de hersenen aantasten.

In twee derde van de gevallen van dementie gaat het om de ziekte Alzheimer, gevolgd door vasculaire dementie, frontotemporale dementie en Lewy-body-dementie.

Tien symptomen

Volgens de Alzheimerstichting kun je beginnende dementie herkennen aan de volgende tien symptomen:

1. Vergeetachtigheid

2. Problemen met dagelijkse handelingen

3. Vergissingen met tijd en plaats

4. Taalproblemen

5. Kwijtraken van spullen

6. Slecht beoordelingsvermogen

7. Terugtrekken uit sociale activiteiten

8. Veranderingen in gedrag en karakter

9. Onrust

10. Problemen met het zien

De vraag is niet of je, bijvoorbeeld, vergeetachtig bent maar of je vergeetachtiger wordt; niet of je problemen hebt met dagelijkse handelingen maar of die problemen erger worden.

Het gaat om het verschil tussen vroeger en nu. Je bent niet dement, je wordt dement. Je dementeert steeds verder, tot de dood erop volgt.

Fasen

Om de achteruitgang in kaart te brengen wordt progressieve dementie op verschillende manieren opgedeeld in fasen.

In vroegefasedementie, middenfasedementie en latefasedementie.

In de vier fasen van ik-beleving: het bedreigde ik, het verdwaalde ik, het verborgen ik en het verzonken ik.

Die fasen bestaan natuurlijk niet, behalve in gedachte; de dementie trekt zich er niets van aan, daar is ze te dement voor.

Die ikken bestaan ook niet, behalve bij wijze van spreken.

Denk dus maar niet dat er daadwerkelijk een bedreigd ik in een patiënt zit of dat er sprake is van een bedreigde-ik beleving omdat hij zich soms bedreigd voelt.

Denk maar niet dat er een verdwaald ik in de patiënt zit omdat hij soms ronddwaalt, of dat er sprake is van een dwalende-ik beleving.

Denk maar niet dat dit verdwaalde ik zich, als het uitgedwaald is, ergens in de patiënt verstopt, of dat dit verborgen ik ten slotte in de patiënt of in zichzelf verzonken raakt, onbereikbaar voor iedereen maar niet minder reëel.

Primaire en secundaire symptomen

Behalve tussen ontwikkelingsstadia wordt er ook weleens onderscheid gemaakt tussen primaire symptomen van dementie en secundaire symptomen.

Primaire symptomen zijn geheugenstoornissen, desoriëntatie in tijd, plaats en persoon, afasie, agnosie, apraxie, problemen met planning, overzicht en concentratie.

Secundaire symptomen zijn persevereren, confabuleren, verzamelzucht, achterdocht, decorumverlies, stemmingsstoornissen, hallucinaties, denkstoornissen, gedragsstoornissen en persoonlijkheidsveranderingen.

Het onderscheid tussen primaire symptomen en secundaire symptomen bestaat natuurlijk niet, behalve in gedachte; de dementie trekt zich er niets van aan, daar is ze te dement voor.

Ook de verschillende symptomen van dementie hangen bij nader inzien zo nauw samen dat ze nauwelijks uit elkaar te houden zijn.

Dementie lijkt zozeer op gewone verstrooidheid en vergeetachtigheid dat iedereen wel een beetje dement is, of een beetje veel, zoals we nog zullen zien.

Een lastige ziekte

Dementie is een lastige ziekte. Lastig te herkennen. Lastig te erkennen. Lastig te diagnosticeren. Lastig te beschrijven. Lastig in kaart te brengen. Lastig in te voelen. Lastig te verklaren. Lastig te behandelen, dat wil zeggen, niet of nauwelijks. En lastig om mee te leren leven, omdat je steeds verder achteruitgaat en het leren steeds lastiger gaat.

Zelfs een naam verzinnen voor deze aandoening is lastig gebleken. Leken zoals ik gebruiken de woorden dementie en Alzheimer door elkaar, voor ons zijn het synoniemen, maar medisch gezien is Alzheimer een vorm van dementie, niet omgekeerd.

Mooi gezegd is Alzheimer een hyponiem van dementie en een eponiem van Alois Alzheimer, de Duitse neuropatholoog die deze ziekte voor het eerst uitvoerig beschreef in 1906.

De Alzheimerstichting had dus de Dementiestichting moeten heten; met de huidige naam vergroot ze de naamsverwarring rondom de ziekte waarover ze duidelijkheid wil verschaffen. De Alzheimer Liga Vlaanderen had de Dementie Liga Vlaanderen moeten heten.*

* In Nederland is Liga een kleverige kinderkoek die ik graag zou vergeten, maar dat kan ik dankzij de Alzheimer Liga dus wel vergeten.

234. Waarom ik mezelf dement noem; de dementie van alledag

Tweede van drie teksten over dementie. Ben jij ook zo verstrooid?

De vraag of je aan het dementeren bent in de medische zin van het woord is een geneeskundige; de vraag of je dement bent in de letterlijke zin van het woord is een persoonlijke.

Het woord dementie komt uit het Latijn en bestaat uit de onderdelen de- (ont-) en mens (geest). De-ment betekent ont-geest, ont-geestelijkt, on-verstandig, absent-minded, on-aandachtig, on-gericht, niet-denkend – vergeetachtig, verstrooid.

Ik weet niet of ik medisch gezien aan het dementeren ben maar ik weet wel dat ik mijn hele leven al vergeetachtig en verstrooid genoeg om de indruk te wekken van beginnende dementie. Uitgaand van de letterlijke betekenis van het woord vind ik het daarom niet overdreven om mezelf dement te noemen.

Vergeetachtig

Zo kan ik slecht eigennamen, soortnamen en plaatsnamen onthouden. Heel wat mensen heten bij mij Hoe-heet-ie of Hoe-heet-ze (het geslacht weet ik meestal nog), heel wat planten Weet-me-nietje, heel wat plaatsen Daar-bij-die-molen of zo.

Als ik toch de juiste namen in mijn geheugen heb weten te prenten zijn ze niet op ieder moment beschikbaar, en als ze in onbruik raken zijn ze na een paar weken of maanden uit mijn herinnering verdwenen of kan ik er niet meer bij.

Eigennamen hebben de neiging van vorm te veranderen of over te gaan in verwante namen, Jackleen wordt Kathleen, Elaine Eline, Monika Mieke, Johan Jan of Han zonder dat ik het doorheb. Een nieuwe liefde loopt jarenlang het risico aangesproken te worden met de naam van een vorige, en geloof me, dat vindt ze niet leuk, dus ik hou het maar bij de oude.

Zowel met gesproken taal als met geschreven, heb ik woordvindproblemen: niet op woorden kunnen komen die ik op andere momenten wel tot mijn beschikking heb. In de loop van de dag, als de zon begint te zakken en mijn innerlijke licht langzaam uitgaat, trekken steeds meer woorden zich terug in de krochten van mijn geheugen en moet ik de gaten in mijn zinnen opvullen met bijna-synoniemen of omslachtige omschrijvingen.

Wil ik iets zeggen, dan weet ik soms ineens niet meer wat. Of er valt me iets in dat ik ook nog wil zeggen, en dan weet ik meteen niet meer wat ik aan het zeggen was en ook niet meer wat ik nog meer wilde zeggen. Of ik heb iets zo vaak in gedachten voor-gezegd dat ik niet meer weet of ik het ook in het echt heb gezegd. Veel van mijn zinnen beginnen dan ook met 'Had ik al gezegd dat...'

Loop ik naar een ander vertrek om iets te halen of te doen, dan kan het zomaar gebeuren dat ik bij aankomst niet meer weet wat. Zonder het door te hebben doe ik ter plekke iets nuttigs of onzinnigs, een gordijn open, een kastdeur dicht, net wat zich aandient, en keer op mijn schreden terug zonder zelfs maar door te hebben dat mijn missie mislukt is. Of iets herinnert me eraan wat ik ook alweer ging halen of doen en ik probeer het nog een keer, en nog eens.

Ik zet theewater op en vergeet in te schenken. Ik zet een was op en vergeet de afvoerbuis in de toiletpot te hangen. Ik vergeet op welke dagen ik welke vuilnissoort mag aanbieden. Ik vergeet welke sleutel bij welk slot hoort. Ik vergeet met welke buurtbewoners ik een praatje heb gemaakt en welk verhaal bij welk persoon hoort. Ik vergeet welke boeken ik al heb gelezen en welke schrijvers ik niet meer wil lezen.

Als ik verhuis duurt het jaren voordat ik weer blindelings de lichtknoppen kan vinden. Als ik net wakker ben, moe of in gedachten verzonken, zoek ik soms de lichtknop op de plaats waar die één of twee huizen geleden zat. En er zijn lichtknoppen die ik nooit in mijn systeem krijg, waardoor ik altijd eerst de verkeerde lamp aandoe, die mij er voor de zoveelste keer aan herinnert dat ik die andere lichtknop had moeten hebben.

Wil je me echt gek krijgen, dan moet je een heleboel lichtknoppen naast en boven elkaar monteren, liefst met hotelschakelingen erbij. Daarvoor is maar één oplossing: verhuizen. Maar ja...

Onhandig

Niet iedereen rekent de activiteit van de kleine hersenen tot het verstand, maar ik wel. En mijn kleine hersenen zijn, hoe zal ik het zeggen, kleiner dan gemiddeld, of wat sponziger misschien, mijn motoriek navenant.

Zo schop ik bij het wandelen mijn voeten in de lucht alsof het ballen zijn. Ik struikel over mijn eigen voeten of over mijn wandelstok. Ik laat dingen uit mijn handen vallen. Mijn vingers blijven haken achter kledingstukken, lichaamsdelen, voorwerpen. Bij het (haren) wassen prik ik me in mijn oog of in een neusgat.

Als ik een bal moet vangen reageer ik net te vroeg of te laat. Reageer ik toch eens op tijd, dan grijp ik ernaast. Als ik mijn veters losmaak raken ze in de knoop. Danspasjes leren duurt eeuwen, oefening baart gekunsteldheid en met vrij dansen lijk ik net een marionet.

Sinds ik heb leren schrijven heb ik problemen met bepaalde woorden. Onmiddellijk wordt altijd onmiddelijk, diameter diamter. Ik heb de neiging om de verkeerde letter dubbel in te tikken, zodat er ineens verkkerde of verkerrde staat in plaats van verkeerde. Vanaf de eerste klas van de lagere school schrijf ik ui in plaats van uit en vergeet ik de punt aan het eind van mijn zinnen.

Cijfers haal ik nog altijd door elkaar, waarschijnlijk doordat je ze in het Nederlands anders schrijft dan uitspreekt: van tweeëndertig maak ik 23 (twee drie) maar ook weer niet altijd, dus ik weet nooit of ik het juiste cijfer heb genoteerd of het juiste getal heb gelezen.*

* In het Engels heb ik geen problemen met getallen, daarin is 32 gewoon thirty-two in plaats van two-and-thirty. En two thirty (twee uur dertig) is half past two in plaats van half drie.

Een soepele handtekening heb ik nooit kunnen maken, je weet wel, zo'n onnavolgbaar snelle, zwierige krabbel van beroepsondertekenaars die de hele dag niets anders doen. Toen ik weer eens van paspoort moest wisselen, heb ik mijn oude handtekening ten grave gedragen. Sindsdien schrijf ik gewoon mijn naam op om te bewijzen dat ik het ben.

Het gaat me aardig af, bewijzen dat ik het ben, soms zelfs in één keer, en nog enigszins leesbaar ook, al oogt het altijd een beetje bibberig, krampachtig, alsof ik iemand nadoe die geen fouten wil maken, en zo voelt het ook. Juist daarom is mijn handschrijving (want een handtekening kun je het niet meer noemen) vrij moeilijk na te maken, dacht ik, maar Lucienne komt er altijd mee weg.

Bij mijn volgende paspoort, mijn laatste, als het daar nog van komt, zal ik mijn handschrijving vervangen door een X, dan kan iedereen voor mij tekenen.

Wat ik best goed kan, of kon, want ik ben geen total loss, was frisbeeën, zowel gooien als vangen. Omdat een frisbee niet vliegt maar zweeft en ik een zwever ben, geen vlieger.

Singletasken

Misschien vermoed je het al: ik ben een van die mensen die niet kan multitasken. Tegelijkertijd aankleden en praten gaat geheid mis. Dat wil zeggen, het praten gaat goed maar het aankleden gaat op de automaat, en dan heb ik ineens twee onderbroeken aan, mijn hemd achterstevoren, mijn shirt binnenstebuiten, ongelijke sokken, verkeerde schoenen.

Bij het koken moet ik me beperken tot eenpansgerechten, want meerdere pannen op het vuur, meerdere kookprocessen vervlechten tot één vloeiende reeks handelingen, dat gaat echt niet. Ik ben een onverbeterlijke eenpanskok. Moet ik toch meerdere gerechten maken, dan maak ik ze een voor een en dien ik ze stuk voor stuk op, als waren het gangen.

Wandelen en praten lukt nog wel, als ik maar niet verantwoordelijk ben voor de route. Poepen gaat zelfs makkelijker als ik intussen wat lees, omdat mijn lichaam beter weet dan ik hoe het van zijn afvalstoffen af moet komen.

Als ik goed oefen kan ik mijn handen tegelijkertijd verschillende dingen laten doen, op een blokfluit of een toetsenbord, bij het brood snijden of het vaatwassen, en mijn adem stokt maar zelden, wat ik ook doe, dus het kon erger.

Dingen kwijt

Gedachteloos pak ik spullen op, gedachteloos doe ik er iets mee, gedachteloos leg ik ze neer waar ik op dat moment toevallig ben.

Haarborstel, e-reader, handschoenen, oplader, oordoppen, ze zwerven als op eigen houtje door het huis. Alles, alles raak ik kwijt, keer op keer.

Veel is er niet aan te doen. Ik weet natuurlijk best dat ik mijn sleutels na thuiskomst op een haakje moet hangen, maar de helft van de tijd laat ik ze in een broek- of jaszak zitten, en omdat het me niet lukt om altijd dezelfde zak, bijvoorbeeld rechtsvoor te gebruiken, of de sleutels alleen in een broekzak te doen en nooit in een jaszak, moet ik bij vertrek mijn halve garderobe doorzoeken tot ik ze gevonden heb, onderwijl steeds zenuwachtiger wordend want ik zal ze toch niet weer in de deur hebben laten zitten, waar een opportunist of een dief ze uit heeft gehaald, waardoor ik genoodzaakt ben mijn sloten te vervangen en aan huis gekluisterd ben tot dat gebeurd is?

Niet alleen raak ik dingen kwijt, zoeken kan ik ook niet. Ik kijk over dingen heen, al liggen ze pal voor mijn neus, al staan ze op mijn neus. Alsof ik wel een zoekfunctie heb maar niet kan opgeven wat ik zoek. Ik kijk maar wat, zoek op onwaarschijnlijke plaatsen (in mijn geval zo'n gek idee nog niet), doorzoek dezelfde locatie telkens weer, alsof het verlorene zich bij voorkeur verstopt op een doorzochte plaats.

Van kleine goedkope maar onmisbare dingen, zoals potloden, pennen, nagelknippers, nagelvijlen, friemels en speeltjes, heb ik meerdere of vele exemplaren her en der in huis liggen, zodat er altijd wel een te vinden is. Ze raken zoek in hetzelfde tempo waarmee ze terecht komen, dus dat werkt perfect, behalve voor dingen die duur zijn, of groot, of allebei.

Ook op internet ben ik vaak de weg kwijt. Als ik weer eens vastloop met al te voor de hand liggende trefwoorden vraag ik Lucienne om een poging te wagen. Negen van de tien keer komt ze met het gevraagde. Plus ongevraagde trouvailles die net het verschil maken.

De weg kwijt

Kaartlezen vind ik lastig omdat ik op ongezette tijden noord en zuid door elkaar haal terwijl oost en west hun oriëntatie behouden.

Veel richtingsgevoel heb ik ook niet. Als er geen zon of wind is om me op te oriënteren draait mijn innerlijke kompas alle kanten op. Ik heb geleerd er niet op te vertrouwen. Wandelen doe ik het liefst langs de kust of over het strand op kleine eilanden omdat je daar de weg niet zo snel kwijtraakt.

Ook in gesprekken raak ik makkelijk de draad kwijt, vooral tussen meer dan twee mensen. Het best ben ik in één op één contacten in een rustige, vertrouwde omgeving. Is het druk en lawaaiig dan kan ik de sprekers en de gesprekslijnen niet uit elkaar houden en hoor ik alles tegelijk en door elkaar. Alleen daarom al zal ik nooit een groepsmens worden.

Ik lees haast alleen maar ik-boeken. Boeken met meerdere protagonisten of veel figuranten erin, zoals Oorlog en vrede van Tolstoj, zijn voor mij onleesbaar, films met teveel mensen, verhaallijnen en flashbacks kan ik niet volgen.

Vreemd genoeg voel ik juist wel weer thuis in de ongrijpbare ik-boeken van Franz Kafka, in experimentele literatuur en films met meerdere of vele standpunten door elkaar, zoals Rashomon van Ryunosuke Akutagawa, Afdalingen in de ingewanden van Jacques Hamelink of Brieven aan Doornroosje van Toon Tellegen. Daarin werkt het sowieso niet om het verhaal precies te volgen, je moet het over je heen laten komen, je eraan overgeven.*

* Zo is het ook met niet-weten. Als je echt niet meer weet hoe het allemaal zit en moet en hoort, wie het bij het rechte eind heeft, wie bij het verkeerde, als er al iemand het bij het rechte eind heeft; als je voortdurend van gezichtspunt naar gezichtspunt hopt, in iedere situatie systematisch door de ogen van alle betrokkenen en belanghebbenden kijkt, steeds de ambivalentie, veelduidigheid en tegenstrijdigheid voor ogen houdend, kun je haast niet anders dan het leven nemen zoals het komt, dat wil zeggen, van alle kanten.

Al met al vind ik het schokkend hoeveel fouten ik de hele dag maak. Hoe beperkt mijn mogelijkheden zijn. Hoe vaak ik mezelf moet corrigeren. Hoe gedesoriënteerd ik ben, hoe slecht afgestemd op mijn omgeving. Hoe onbetrouwbaar mijn geheugen is, hoe verstrooid ik ben, hoe gepreoccupeerd, hoe afwezig.

Dement ben ik geboren. Dement ben ik gebleven. Dement zal ik sterven.

Al dan niet aan dementie.

Afbeelding: Half uitgewiste foto van Hans van Dam. Bijschrift: Dement ben ik geboren. Dement ben ik gebleven. Dement zal ik sterven. Al dan niet aan dementie.

235. Waarom ik iedereen dement noem; het onvolkomen verstand

Laatste van drie teksten over dementie. Wat wij niet kunnen, niet weten en niet kunnen weten.

Supermens

Even voorstellen: Homo superior, de supermens. Volmaakt functionerend dankzij een volmaakt verstand. Een perfecte geest in een perfect lichaam.

Een supermens is iemand wiens zintuigen niets missen omdat hij alomtegenwoordig is. Iemand die alles kan, alles weet en niets vergeet. Die oneindig veel dingen door elkaar doet zonder ooit de draad kwijt te raken. Die alle dagelijkse handelingen perfect uitvoert.

Een supermens is iemand die alles en iedereen perfect inschat. Iemand die net zo goed functioneert in zijn eentje als in duo's groepen, menigten, werelden. Die altijd kalm en beheerst blijft, wat er ook gebeurt.

Een supermens is iemand die zich nooit vergist in wie, wat en waar hij is. Iemand die alle talen beheerst en nooit een taalfout maakt. Die overzicht heeft en houdt over iedere quark in zijn alomvattende lichaam, over alle emergente processen, gebeurtenissen en verschijnselen daarin, en daarom niets kan kwijtraken, zelfs als hij dat zou willen.

Zo'n supermens is niet dement maar – het klinkt een beetje raar want we zijn het niet gewend – ment. Als hij al iets heeft, is het mentie, geen dementie. Maar iets hebben doet hij niet, hij is immers de norm, de maatstaf – de onmetelijke.

In een mente wereld zou de mens, die zichzelf onbescheiden Homo sapiens sapiens noemt, de wijste der wijze mensachtigen, hopeloos dement overkomen. Hij zou gedoemd zijn tot uitsterven, of tot een mensentuinbestaan met internationaal fokprogramma om inteelt te voorkomen, of tot een bestaan als huisdier van een of de supermens. Apport, Blondie! In je mand, Bruno!

Even voorstellen, zei ik, appellerend aan je verbeelding, want supermensen bestaan niet. Behalve in sprookjes, waarin ze dienstdoen als wensvervullende geesten. En in religies, waarin ze dienstdoen als wensvervullende goden en zakkenvullende goeroes. Geen enkel mensenverstand functioneert feilloos, niet dat ik weet.

Het is trouwens maar de vraag of een feilloos, consistent en coherent intellect nog wel creatief en flexibel kan zijn. Of een geest die niets vergeet, niet teveel weet om nog goed te kunnen functioneren. Of de zwakten van het mensenverstand niet tevens zijn kracht zijn. Of een volmaakt verstand wel kan bestaan.

Iedereen dement

Hoe dat ook zij, mensen zijn geen supermensen. Elk menselijk individu is op zijn eigen manier dement in de letterlijke zin van het woord. Hulpje bootsman admiraal, zoekend zijn we allemaal.

Ook als je geen zin hebt om, net als ik in het vorige artikel, je eigen verstrooidheid in kaart te brengen, kun je eenvoudig nagaan hoe onvolkomen je verstand is. De dementie van alledag is geen klinische aandoening bij ouden van dagen maar de realiteit van alledag. Je moet het niet willen zien om het niet te zien.

Diep vanbinnen weet je allang wat het is om dement te zijn. Hoe kan het ook anders, je bent nog nooit niet dement geweest.

Als baby wist je niets, je verstond niets, je begreep niets en je kon niets. De enige reden dat je bijna niets vergat was dat je nog bijna niets geleerd had.

Als volwassene, hoe intelligent, welopgevoed en hoogopgeleid ook, weet en kun je nog steeds bijna niets.

Je verstaat de meeste talen niet, kent de meeste woorden van je moedertaal niet.

Je hebt de meeste boeken niet gelezen, de meeste opleidingen niet gedaan, de meeste vakken niet geleerd, de meeste vaardigheden niet opgedaan.

Bijna overal op aarde weet je je weg niet te vinden en jezelf niet te redden, je zou er geen jaar, geen dag, geen uur overleven.

Van de meeste dingen weet je niet waar ze voor dienen, waar ze vandaan komen, waar ze van gemaakt zijn, hoe ze gemaakt zijn, hoe ze in elkaar zitten, hoe je ze zelf zou kunnen maken, hoe je ze zou moeten repareren of wie je dat kan vertellen.

Zelfs al ben je een van die zeldzame mensen die echt goed zijn in multitasken, dan nog houdt het bij tien of twintig simultane taken wel zo'n beetje op. Honderd dingen tegelijk doen, duizend dingen, een miljoen, een miljard, alles tegelijk, is voor geen enkel mens weggelegd.

Van levende wezens begrijp je zo goed als niets, of je nou chemie, fysiologie, plantkunde, biologie, entomologie, zoölogie, psychologie, antropologie, sociologie, demografie, geschiedenis, politicologie, filosofie, alles tegelijk of juist helemaal niets hebt gestudeerd.

Tegenover de paar duizend mensen in je leven die je meent te kennen of gekend te hebben, staan de honderden miljarden mensen die zich permanent buiten je waarnemings- en tijdshorizon bevinden.

Ook de mensen waar je intiem mee bent – jijzelf, je voor- en nageslacht, je liefjes, je maatjes – blijven je verrassen. Ze laten zich niet kennen, zelfs niet als ze zich oprecht willen laten kennen en jij ze oprecht wil leren kennen.

Beperkingen van je gezichtsvermogen

Van de meeste gebeurtenissen in de buitenwereld weet je niets. Je hebt er geen zintuigen voor, of je zintuigen zijn te beperkt.

Van het elektromagnetisch spectrum bijvoorbeeld word je alleen het uiterst smalle gedeelte tussen infrarood en ultraviolet gewaar als licht en als kleur, wat niet eens eigenschappen zijn van het spectrum zelf maar een projectie, interpretatie, invulling, van het subject. Er is geen licht, behalve in jou.

Infrarood licht voel je alleen als warmte op je huid; voor alle andere elektromagnetische golflengtes, van de zeer lange radiogolven via radar, microgolven, ultraviolet licht en röntgengolven tot de onvoorstelbaar korte gammagolven, ben je ongevoelig en stekeblind. Best gevaarlijk, want met name de kortere golven kunnen je lelijk beschadigen.

Je gezichtsveld is beperkt want je hebt geen ogen in je achterhoofd, niet in je slapen, niet bovenop je hoofd of elders in je lichaam, en ook je huid is niet lichtgevoelig. Zelfs als je in alle richtingen tegelijk kon kijken was je gezichtsveld beperkt, want je kunt niet in ondoorzichtige dingen kijken en niet erdoorheen of eromheen. Alleen als er een rechte, vrije zichtlijn is tussen oog en object kun je het zien.

De resolutie van je netvlies is gering, zelfs in de elliptische fovea centralis, die een diameter van slechts 1.5 mm heeft en maar twee graden van het gezichtsveld bestrijkt (dat zijn twee duimbreedtes, of één woord van gemiddelde lengte, op één armlengte afstand).

In de periferie van je gezichtsveld is de resolutie nog lager, daar zie je niet veel meer dan vage patronen en onduidelijke bewegingen. Zelfs in het scherpe midden zijn vlooien al nauwelijks te zien, laat staan bacteriën of atomen.

Afbeelding: de vorige alinea, onscherp, op de woorden 'één woord' na. Bijschrift: Dat zijn twee duimbreedtes, of één woord van gemiddelde lengte, op één armlengte afstand.

Lichtprikkels onder je gezichtsdrempel zie je niet, lichtprikkels boven de pijndrempel zijn niet om aan te zien. De werkelijke lichtintensiteiten ontgaan je door de ingebouwde logaritmische demping. Wat je ziet is niet hoe het is.

Het diafragma van je ooglenzen is zo gering dat je 's nachts maar beter in bed kunt blijven. Om in het donker te kunnen zien heb je verlichting nodig, of een nachtkijker.

Je pupillen reageren automatisch op lichtsterkte, maar je kunt ze niet vrijwillig samentrekken om de scherptediepte te vergroten. Je lenzen kunnen weliswaar scherpstellen op een object dat zich niet al te dicht bij je ogen bevindt, maar ze kunnen niet in- of uitzoomen zoals zoomlenzen op foto- en filmcamera's. Om iets beter te kunnen bekijken moet je ernaartoe lopen, om overzicht te krijgen moet je ervandaan lopen, omslachtiger kan niet.

Doordat je twee ogen hebt kun je beoordelen hoe ver weg iets is, maar je ogen zitten zo dicht bij elkaar dat het stereoscopisch effect beperkt blijft tot voorwerpen in je onmiddellijke omgeving. Het verschil tussen een object op 1 meter afstand en op 2 meter afstand is goed in te schatten, het verschil tussen 101 meter en 102 meter is niet te zien omdat de netvliesbeelden op die afstand vrijwel identiek zijn.

Beperkingen van je andere zintuigen

Van alle geluidsfrequenties hoor je alleen het gedeelte tussen 20 hertz en 20000 kHz. Lagere tonen (infrasoon geluid) en hogere tonen (suprasoon geluid) bestaan voor jou niet. Frequenties rond de 4000 hertz resoneren in je gehoorgangen en vallen daardoor meer op dan andere frequenties.

Geluiden beneden je gehoordrempel hoor je niet, geluiden boven de pijndrempel zijn niet om aan te horen. De werkelijke geluidsvolumes ontgaan je door de ingebouwde logaritmische demping. Wat je hoort is niet hoe het is.

Echolocatie is bij mensen bijzonder primitief vergeleken met bijvoorbeeld walvissen en vleermuizen.*

* Sommige blinden leren zich op hun omgeving te oriënteren door klikgeluiden te maken met hun tong of met een klikker en de echo's te interpreteren.

Geluid is geen eigenschap van geluidsgolven maar, net als licht, warmte en koude, smaak, geur, balans, druk, vibratie en proprioceptie een projectie, interpretatie, invulling van het subject, en datzelfde geldt voor toonhoogte en (dis)harmonie. Er is geen geluid, behalve in jou.

Mensen kunnen veel minder geuren herkennen dan honden en hebben een veel hogere geurdrempel; geuren moeten behoorlijk sterk zijn voor je ze eindelijk waarneemt.

De resolutie van je tastzin is niet geweldig. De kleinste afstand tussen twee scherpe punten die je kunt waarnemen is 2-4 mm op je lippen, 2-8 mm op je vingertoppen, 30-40 mm op je rug en je schenen. Zitten de punten dichter bij elkaar dan voel je ze als één.

Pijn is een van de onduidelijkste zintuigen die we hebben. Soms is er geen enkel verband tussen de plaats waar iets mis is en de plaats waar we de pijn voelen, bijvoorbeeld bij hernia's. Soms is het verband slechts vaag, bijvoorbeeld bij dermatoompijn uitgaand van een ontstoken gewricht of zwerfpijn in de kaken.

Heftige pijn zoals migraine kan zich uitstrekken buiten de lichaamsgrenzen, en bij fantoompijn doet een verdwenen lichaamsdeel zeer. Bij chronische pijn is er soms geen lichamelijke oorzaak te vinden terwijl sommige ziekten, zelfs terminale zoals bepaalde tumoren, aanvankelijk of helemaal geen pijn doen.

De meeste mensen kunnen zich niet oriënteren op het magneetveld van de aarde, zoals trekvogels en sommige andere dieren. Ze hebben geen enkel gevoel voor magnetische krachtlijnen. Het is niet bekend of dieren krachtlijnen werkelijk ervaren of zich er onbewust op oriënteren.

Van de meeste gebeurtenissen in je lichaam weet je niets, je hebt er geen zintuigen voor. Het stromen van je bloed, het regelen van je bloeddruk, het zuiveren van je bloed door je lever en nieren, het stromen van je lymfevocht, de zenuwimpulsen tussen en binnen je centrale en perifere zenuwen – je voelt er niets van.

Je hormoonhuishouding, je darmwerking, de celdeling, de celfysiologie, de productie van zaadcellen, de rijping van eicellen, homeostatische mechanismen – de oneindig ingewikkelde machinerie waarop je bestaan berust (of omgekeerd) ontgaat je vrijwel volledig.

Voordat de wetenschap zich ermee begon te bemoeien hadden we geen notie van wat zich zoal in ons inwendige afspeelde. Of eigenlijk heel veel noties die achteraf gezien kant noch wal raakten. Nu hebben we wetenschappelijke noties, die nog steeds niet op ervaring stoelen, maar op horen zeggen, en ons nog altijd minder zeggen dan onze zelfbedachte verhalen over ons gevoelige hart, buik of water.

Beperkingen van je geheugen

Verreweg het meeste van wat er in de wereld gebeurt, neem je niet waar omdat je zintuigen te beperkt zijn.

Van datgene wat je zintuigen wel oppikken wordt het meeste weggefilterd voor het je bewustzijn bereikt.

Van datgene waarvan je je bewust wordt, komt slechts een fractie in je kortetermijngeheugen terecht.

Van alles wat in je kortetermijngeheugen wordt opgeslagen, bereikt slechts een fractie je langetermijngeheugen.

Van alles wat in je langetermijngeheugen terechtkomt is op ieder moment slechts een fractie toegankelijk.

Het overgrote deel van de informatie over de wereld en over jezelf gaat dus verloren of is tijdelijk of voorgoed onbereikbaar.* Is een herinnering toch toegankelijk, dan is die vaak zo sterk vereenvoudigd, zozeer vervormd, zo subjectief, dat ze voor anderen nauwelijks te herkennen is.

* Bij mensen met een fotografisch geheugen blijft een visuele afdruk in het geheugen beschikbaar voor latere inspectie, maar slechts weinigen beschikken over zo'n geheugen. Dat meen ik niet tot stand komt als een foto, in één keer, maar als een scan, serieel, want wij turen door het rietje van de fovea centralis in de gele vlek. Er zijn ook gevallen bekend van mensen die zich buitensporig veel details herinneren van al hun waarnemingen. Al die details staan het indikken van informatie, het abstracte, conceptuele denken, in de weg, en zo blijft het behelpen (zie https://en.wikipedia.org/wiki/Solomon_Shereshevsky).

Behalve je waarnemingen gaan ook je gedachten en gevoelens razendsnel grotendeels verloren. De meeste mensen weten binnen een minuut al niet meer wat er in ze omging, wat ze erover gezegd hebben, welke woorden ze daarbij precies gebruikten, laat staan na een dag of een jaar.

Na een halve eeuw duurt de bewustzijnsfilm van je leven al zowat een half miljoen uur. Het zou je moeite kosten om er een boek van 500 pagina's over te schrijven. Dat heb je in 50 uur uit. De meeste mensen die ik ken zijn na 50 anekdotes al uitgepraat. Zo dement is nou de gemiddelde geest.

Afbeelding: Heel klein, dun boekje waar de titel 'Autobiogr / van / Hans van Dam' niet eens op past. Bijschrift: Zo dement is de gemiddelde geest.

Beperkingen van het inzicht in je eigen beperkingen

Ontelbare keren heb je ondervonden, of had je kunnen ondervinden, hoe weinig je verstand voorstelt vergeleken met het volkomen verstand van de supermens. Zo weinig dat je verstand zich niet eens kan voorstellen hoe weinig het voorstelt.

Gebrek aan ziekte-inzicht heet anosognosie, van het Griekse a- (zonder) + nosos (ziekte) + gnosis (kennis).

Anosognosie is een veel voorkomend symptoom van klinische dementie.

Het is een vrijwel universeel symptoom van de dementie van alledag.

236. Dementie voor drie: dolende zielen

Eerste deel van een drieluik over mijn demente ouders.

Vlak voor haar dood zei mijn eenentachtigjarige moeder tegen me: 'Wil je geloven dat ik geen idee heb hoe ik hier gekomen ben?'

En mijn even oude vader: 'Ik ben helemaal kapotgeschoten. Begrijp je wat ik bedoel? Ik sta de hele dag versteld.'

Ik zei: 'Ik begrijp precies wat je bedoelt.'

Ton

Afgelopen donderdag is mijn vader gecremeerd.

Graag wil ik je iets vertellen over zijn laatste jaren, waarin hij alles kwijtraakte.

Zijn verstand.

Zijn zelfbeschikkingsrecht.

Zijn vrouw.

Zijn geheugen en daarmee zijn vrienden, zijn familie, zijn kennissen en van lieverlee zijn hele verleden.

Zijn huis.

Zijn spulletjes.

Zijn zelfredzaamheid.

Zijn gezondheid.

Zijn eetlust.

En ten slotte zijn leven.

Vriendin

Zijn vrouw raakte hij niet eenmaal kwijt maar vele malen.

Eerst aan hun dementie à deux, toen ze van de ene op de andere dag ophielden echtgenoten te zijn.

Mijn moeder werd zijn 'nieuwe vriendin', die hij 'ongeveer drie weken geleden had ontmoet' – 'ja, waar eigenlijk, Miep, weet jij het nog?' – en die nu bij hem 'ingetrokken was'.

Waar mijn moeder daarvoor had gewoond wist ze niet meer: 'Gek hè?'

Ik: 'Schalkwijk?'

Miep: 'Daar heb ik weleens van gehoord, ja.'

Ton: 'Hoe weet jij dat nou? Dat wist ik nog niet eens.'

Het klikte wonderwel tussen de tortelduifjes, 'alsof we elkaar al jaren kennen.'

Ze zaten voor het eerst sinds lange tijd weer naast elkaar op de bank, dicht tegen elkaar aan.

Ton iets dichter bij Miep dan zij bij hem.

Net als vroeger.

Duitsers

Content waren ze ook met hun 'vakantiewoning', het hoekhuis waar ze in mijn herinnering al sinds 1965 woonden.

Hoe ze wisten dat het een vakantiewoning was?

Doordat de zolder, de schuur, de garage en een paar kasten afgesloten waren.

'Daar bewaart de eigenaar natuurlijk zijn eigen spulletjes.'

Sleutels waren er nog genoeg, aan haakjes, in jaszakken, doosjes, potjes en blikjes, maar waar die voor waren?

De wijk waarin hun vakantiewoning stond, beviel best: 'Lekker weinig Duitsers'.

Ook dit feest mocht niet duren.

Muntjes

Ton en Miep deden nog steeds samen boodschappen, maar hun voorraad boterhamzakjes, groene thee, aspirientjes en pepermuntjes werd wel heel groot.

Regelmatig bleek de supermarkt gesloten, 'zonder enige reden, schandalig'. Zon- en feestdagen bestonden niet meer.

Waar ik vroeger nog weleens een bankbiljet toegestopt kreeg, trakteerde mijn vader mij nu op muntjes, handenvol, gloeiend van trots. Papiergeld was nu papier, maar metaal was nog altijd geld voor de man die een halve eeuw munten had verzameld.

Betalen deden mijn ouders met hun hele portemonnee.

Zo'n koffiepad, waar moest die nu ook alweer in?

Waarom is onze koffie nooit meer warm?

Telefoneren was ook niet meer wat het geweest was, vonden ze, je moest maar afwachten wie je aan de lijn kreeg tegenwoordig.

Aan welke kant van de hoorn moest je eigenlijk spreken?

Op een dag was de telefoondraad doorgeknipt. Ik vroeg wat er gebeurd was. 'O, is dat een telefoondraad?' Even later: 'Wie zou dat nu gedaan hebben?' Opgewekt: 'Maar de telefoon doet het nog gewoon, hoor.'

Medicijnen

De huisarts was kennelijk verhuisd, concludeerden ze, vandaar dat ze hem niet meer konden vinden.

Het tuindorp waar de huisarts altijd praktijk hield, was de laatste jaren sowieso onherkenbaar veranderd, maar niet getreurd, ze hadden lekker gewandeld en alles ging naar wens.

Of ze nog genoeg medicijnen hadden, vroeg ik.

'Waarvoor?'

'Hoge bloeddruk.'

'Wie?'

'Hoge oogboldruk, diabetes, botontkalking?'

'Wat?'

'Bloedverdunners pa, voor je TIA's.'

'Nee hoor, daar hebben wij allemaal geen last van.'

'Echt?'

'Stel je voor.'

Zelfs hun gebreken raakten ze kwijt.

Maart

Nadat de zomertijd was ingegaan liepen alle klokken en horloges ongelijk. Vooral de kleine wijzers.

Sommige toonden de tijd op de Azoren, andere die van Greenwich, Amsterdam, Israël of Moskou.

Op de kalender bevroor de tijd. Nooit zou er meer een einde komen aan de maand maart.

Mijn moeder werd op de vreemdste plaatsen teruggevonden. In de poort achter het huis, op blote voeten, beha over haar trui, cups op haar rug, helemaal in paniek.

Of in winkelcentrum Overvecht, waar ze wildvreemden trakteerde op verwarde verhalen en als een soort Ausweis haar portemonnee aanbood.

Dwangverpleging

Toen Miep haar voormalige echtgenoot ook niet meer herkende als haar nieuwe vriend, werd ze bang. Een wildvreemde in huis, wat moet dat hier. Ze schreeuwde tegen hem, sloeg naar hem.

Miep werd onvoorspelbaar, onberekenbaar, onhandelbaar, sloeg met de deuren, plaste waar ze stond, poepte waar ze liep en werd opgenomen in een psychiatrische inrichting voor crisisopvang.

Haldol en oxazepam maakten haar weer dociel.

Een maand later werd ze overgeplaatst naar de gesloten afdeling van verzorgingstehuis Tamarinde in Utrecht.

Weer een maand later trok mijn vader bij haar in met zijn eigen BOPZ Artikel 60-indicatie (dwangverpleging) en hielden ze weer zielsveel van elkaar.

Sleutels

Ton was nog geen week op de gesloten afdeling of hij was zijn trouwring kwijt.

Niet veel later had hij hem weer om. Een trouwring die ik nooit eerder had gezien. Hij slobberde een beetje. Er stond de naam van een onbekende in gegraveerd.

Niet veel later was hij ook deze trouwring kwijt. Hij zat er niet mee.

Waar hij wel mee zat, waren zijn sleutels. Zijn sleutelbos was zijn hele leven belangrijk voor hem geweest.

In Tamarinde had je geen sleutels nodig, deuren werden voor je geopend en gesloten, maar dat was het punt niet. Je hoort sleutels te hebben, welke dan ook, dat was het punt.

Hij bleef maar op zijn zakken kloppen op zoek naar zijn sleutels, honderden keren per dag, er was niets aan te doen. Zou je hem een nieuwe bos gegeven hebben dan was hij die dezelfde dag weer kwijt geweest. We hadden hem met een ketting aan zijn broekriem moeten bevestigen, bedenk ik nu het te laat is.

Ook zijn portemonnee miste hij verschrikkelijk. Er was niets te betalen, voor bewoners is alles op de afdeling en in de kantine gratis, maar dat was het punt niet. Er hoort een portemonnee in je zak.

En een kammetje natuurlijk, ook onmisbaar. Haren had hij haast niet meer, maar er hoort een kammetje in je zak.

Sleutels, portemonnee, kammetje – die zouden ze gratis moeten uitreiken. Op de afdeling en in de kantine. Op ieder uur van de dag.

Afbeelding: Kop van een bejaarde man met een ouderwetse sleutel in zijn voorhoofd.

Miep miep

Kort na zijn opname raakte mijn vader zijn vrouw opnieuw kwijt, ditmaal aan Magere Hein. Peilloos was zijn verdriet. Maar niet voor lang.

Tot zijn onuitsprekelijke geluk vond hij zijn liefste Miepje terug in een ziekbed in de huiskamer van zijn eigen afdeling nota bene. Hoe dat toch mogelijk was, vroeg hij zich geen moment af. Zijn liefde stroomde weer.

Inderdaad leek deze medepatiënte best wat op zijn vrouw. Ze had ook grijs haar. En net als mijn moeder had haar huid de gelige tint die duidt op leverfalen.

Wat een ongelukkige keuze. Binnen een week gaf mevrouw de geest en verloor Tonneman opnieuw zijn geliefde. Twee keer sterven kan best, voor hem was het toch steeds de eerste. Huilen, huilen, huilen.

Intussen vrat meneer Alzheimer of mevrouw Diabetes of wie of wat er ook aan zijn hersenen knaagde vrolijk verder.

Steeds minder wist mijn vader van welke Miep hij nu eigenlijk zo vol was. Ze kwam en ging, keerde in een andere gedaante terug en verdween. 'Miep, Miep... ja, dat is mijn zus, daar heb ik... een hele speciale band mee... geloof ik...'

Zo bleef hij haar maar kwijtraken.

Hongerstaking

De laatste maanden van zijn leven verloor Ton zijn eetlust.

De smulpaap van weleer had geen trek meer.

Brood werd vervangen door pap.

Pap werd appelmoes.

Appelmoes werd water.

Water werd bloedpoep.

Langzaam teerde hij weg. Een onvrijwillige hongerstaking.

Vroeger dacht je dan aan Auschwitz, tegenwoordig aan aids, ALS of Anorexia. Of aan Alzheimer natuurlijk. Als het maar met een A begint.

Of was het toch darmkanker?

De laatste maand kon hij niet meer staan.

De laatste week kon hij niet meer zitten.

De laatste dagen kon hij niets meer zeggen.

De laatste uren kon hij zijn ogen niet meer openen.

Hij kon zijn ogen niet meer sluiten.

Hij kon alleen nog maar ademen.

Hij kón niet meer.

Lijkvlekken

Op vrijdagavond 20 april hebben we uren bij hem gezeten.

Op zijn onderbenen en onderarmen bloeiden lijkvlekken op.

Zijn neus werd spits en wit.

Zijn handen namen de omgevingstemperatuur aan.

Zijn vingertoppen werden blauw, roze en weer blauw.

Hij hijgde als een pakpaard.

Zijn schedel met het zachte donshaar van een baby voelde merkwaardig koud en droog aan.

Zijn armen bleven maar werken.

Deken omhoog, deken omlaag, het liefst tegelijkertijd, in een laatste, onbewuste poging van het lichaam om zijn temperatuur weer op orde te krijgen?

Keer op keer sloeg hij, of het, met grootse gebaren zijn houten klauwen in zijn gezicht, in een vergeefse poging om in z'n uitdrogende ogen te wrijven.

Of was het een hartenkreet in de lichaamstaal van een stervende?

Ik dacht van niet.

Ik wist het niet.

Afscheid nemen ging niet meer.

Paarsgewijs dropen we af.

In afwezigheid van zijn naasten, mogelijk in afwezigheid van zichzelf, blies hij in het holst van de nacht zijn laatste adem uit.

237. Dementie voor drie: weet jij waar ik woon?

Tweede deel van een drieluik over mijn demente ouders.

Leugenfabriek

Sinds ik de jaren des onderscheids bereikte, heb ik nooit méér van mijn ouders gehouden dan in de laatste vijf jaar, en daarin nooit méér dan in hun laatste jaar.

De oude geschillen en verschillen waren vergeten, niemand deed zich nog groter voor dan hij was, en wie het toch nog eens probeerde maakte geen schijn van kans.

Vooral de wekelijkse ontmoetingen met mijn vader vond ik fijn; nu zijn brein haperde en zijn leugenfabriek overuren draaide voelde ik me dichter bij hem dan ooit.

Waar vroeger zijn weten in stelligheid dat van zijn bronnen (Het Beste, HP/De Tijd, Elsevier Weekblad, De Telegraaf, Utrechts Nieuwsblad, Brandpunt, Een Groot Uur U, Zembla) nog overtrof en zelfs zijn onwetendheid nog het karakter had van een wereldbeschouwing ('Het is nooit één ding hè, het is altijd een complex van factoren'), en sowieso alles wat hij beweerde of ontkende verzoop in een zee van bijzinnen zoals deze waarin hij steeds vaker de draad kwijtraakte, struikelde hij als demente bejaarde al over de eerste de beste – hoofdzin, bijzin, of onzin, dat viel ook al niet meer uit te maken.

Het leven is

Ton: Het leven is... Het leven is... hè, wat is het leven nou ook alweer.

Hans: Weet je het niet meer?

Ton: Wat niet meer?

Hans: Wat het leven is.

Ton: Hè?

Hans: Je zei 'Het leven is... het leven is...'

Ton: Waar heb je het over?

Hans: Ja, als ik dat eens wist.

Ton: Ja, wat dan.

Wat nu?

Ton: Het leven is... Het leven is...

Hans: Nou?

Ton: Ik snap er allemaal niks meer van.

Hans: Nee.

Ton: Snap jij het?

Hans: Vroeger dacht ik van wel.

Ton: Ik ook!

Hans: Maar nu?

Ton: Wát nu?

Hans: Ja, wat nú.

Ton: Ik zou het ook niet weten.

We schieten in de lach.

Ton: Stom hè.

Hans: Zeg dat wel.

Ton: Wat eigenlijk?

Hans: Ja, wat eigenlijk.

Ton: Waar hebben we het over?

Hans: Ik wou het net aan jou vragen.

Schaterlach.

De weg kwijt

Ton: Ik weet de weg niet meer.

Hans: Ik ook niet.

Ton: Hè?

Hans: Wat?

Ton: Jij ook niet?

Hans: Moet je ergens heen dan?

Ton: Naar huis.

Hans: O.

Ton: Weet jij waar ik woon?

Hans: Waar niet.

Ton: Hè?

Hans: Je vroeg waar je woont.

Ton: Weet jij het?

Hans: Waar je bent?

Ton: Waar?

Hans: Hier?

Ton: Echt waar?

Hans: Waar wou je anders heen?

Ton: Daar vraag je me wat.

Hans: Hoef je ook de weg niet te weten.

Ton: Handig.

Hans: Nog een kopje koffie?

Ton: Ik heb geen geld bij me.

Hans: Voor bewoners is het gratis.

Ton: En ik dan?

Zo ging het maar door dat laatste jaar. Het ene dwaalgesprek na het andere.

238. Dementie voor drie: de betovering van de eensluidendheid

Laatste deel van een drieluik over mijn demente ouders.

Geen idee

Wat mij achteraf misschien wel het meest verbaasd heeft aan mijn reactie op mijn vader's dementie is dat ik geen moment de behoefte voelde om zijn wereld voor hem te ordenen.

Mij maakte het niet uit dat zijn werkelijkheid van zin tot zin veranderde.

Woonde hij zelfstandig dan woonde hij zelfstandig.

Woonde hij een zin later in een bejaardentehuis dan woonde hij in een bejaardentehuis.

Woonde hij een zin later in bij mijn broer dan woonde hij in bij zijn zoon.

Woonde hij een zin later bij pa en moe dan was hij weer een kind van zijn ouders.

Mij maakte het niet uit dat mijn vader geen idee had wie hij was, of wie ik was – of eigenlijk het ene idee na het andere.

Was ik zijn kind, dan was ik zijn kind.

Was ik een zin later zijn jongste broer dan was ik zijn jongste broer.

Was ik een zin later zijn collega dan was ik zijn collega.

Was ik een zin later zijn vriend dan was ik zijn vriend.

Allemaal goed.

Als het erop aankwam had ik zelf ook geen idee wie en wat en of hij was.

Wie en wat en of ik was.

Had ik niet en heb ik niet.

En ook niet waar ik eigenlijk ben.

Wat thuis is en wat uit.

Wat eigen is en wat vreemd.

Wat ik hier doe.

Hoe ik hier gekomen ben.

Hoe het nu verder moet.

Ik had geen idee en het deed er niet toe.

Ons contact was er niet minder om.

Zap, zap, zap

Als je zozeer bij de gedachte leeft als ik, dan ben je door en door bekend met de schimmigheid van 'je' of 'de' 'werkelijkheid'.

Daardoor besef je dat de overeenkomsten tussen een gezonde geest en een demente veel groter zijn dan je op het eerste gezicht zou denken.

Die vluchtigheid.

Zap, zap, zap.

Van het ene fragment naar het andere.

Van de ene aanname naar de andere.

Van de ene overtuiging naar de andere.

Van het ene verleden naar het andere.

Van de ene dagdroom naar de andere.

Van het ene verhaal naar het andere.

Van de ene identiteit naar de andere.

Van het ene gevoel naar het andere.

Van het ene verlangen naar het andere.

Van de ene betekenis naar de andere.

Van de ene zin naar de andere.

Zap, zap, zap.

De hele dag door.

Bestendigheid is schijn, let maar eens op.

Een blinde vlek van de eenzijdig naar buiten gerichte geest.

Of is dat ook maar schijn?

Zap.

Afbeelding: Rommelige collage van doorzichtige, vlekkerige en korrelige oude en nieuwe foto's over en door elkaar. Bijschrift: Bestendigheid is schijn, let maar eens op.

De dementie van alledag

Als je maar vaak genoeg naar binnen kijkt zie je in dat je zelf behoorlijk dement bent.

Niet in de zin van een terminale ziekte, maar in de letterlijke zin van het woord de-ment: niet-denkend.

De dementie van alledag – je bent er zo aan gewend dat je er blind voor bent.

De hele dag zeg je maar wat, je denkt maar wat, je bent al bijna alles vergeten wat je in je leven gedaan en ondergaan hebt.

Je redeneert slordig, je maakt jezelf van alles wijs.

Je probeert anderen er voortdurend van te overtuigen dat jouw waarheid de waarheid is, de enige waarheid en niets dan de waarheid.

Net als zij jou.

Omdat ik als het erop aankomt geen idee heb hoe de wereld in elkaar steekt, had ik niet de behoefte om mijn verwarde vadertje eindeloos uit te leggen hoe het allemaal zat.

Ik had niet de behoefte om hem er voor de duur van mijn bezoek bij te halen en bij te houden.

Waarbij dan wel?

Waarom dan wel?

Voor hoelang dan?

Man, ik kan mezelf er niet eens bij houden.

Ik voelde me niet geroepen om als vertegenwoordiger van het gezond verstand op te treden, of van welk verstand of onverstand dan ook.

Dus konden we zomaar wat kletsen en hoefden we onze tijd niet zoals vroeger te verdoen met de heilige opdracht onze gedachten op elkaar af te stemmen, om door de betovering van de eensluidendheid de illusie van een bestendige, objectieve, coherente, begrijpelijke en beheersbare wereld in stand te houden.

Praten met mijn vader is nooit makkelijker geweest, bij gebrek aan een agenda hadden we de grootste pret.

Naschrift

Een lezer wist me te vertellen dat dementie in werkelijkheid een zelfgekozen spiritueel pad is waarin het ik en alle andere begrippen oplossen om plaats te maken voor de non-duale waarheid. Volgens haar is mijn weg weliswaar niet helemaal dezelfde als die van mijn ouders maar leidt hij ongetwijfeld naar dezelfde, de enige bestemming. Had ik het niet zelf geschreven? Agnose is advaita.

Een andere lezer waarschuwde me dat mijn drieluik misbruikt zou worden door nieuwetijdskinderen en andere non-dualisten die eropuit zijn een mensonterende en terminale aandoening van het centrale zenuwstelsel aan te prijzen als een zelfgekozen spiritueel pad waarin het ik en andere begrippen zouden oplossen om plaats te maken voor de non-duale waarheid.

Dan was er een lezer die vond dat ik niet diep genoeg inga op de fundamentele overeenkomsten tussen Alzheimer en agnose, en een andere lezer die vond dat ik niet diep genoeg inga op de fundamentele verschillen tussen Alzheimer en agnose, 'want daar gaat het toch om'.

Er was een lezer die vond dat ik mijn ouders zo lang mogelijk bij de les had moeten houden door ze consequent te herinneren aan wie ze zijn, wat ze zijn, waar ze zijn en wat hun relatie is tot hun bezoek; en een andere die aanraadt de eigen werkelijkheidsbeleving tijdelijk op te schorten en zo ver mogelijk mee te gaan in de actuele belevingswereld van de dementerende.

Ik had deze lezers twee aan twee met elkaar in contact kunnen brengen om hun inzichten te vergelijken, maar ik denk niet dat ze daarop zaten te wachten; ze hadden immers al gelijk.

239. Ook de eeuwigheid is zo voorbij

En het eeuwige heden al helemaal.

'Gecondoleerd met het verlies van je ouders, Hans.'

'Waar vind ik troost?'

'Bekijk het eens vanuit het oogpunt van de eeuwigheid.'

'Heb ik al geprobeerd.'

'En?'

'Het hielp maar even.'

240. Dooddoeners bij het overlijden van mijn ouders

Van levende doden en dode levenden.

1

'Gecondoleerd met je ouders, Hans'

'Dank je.'

'Troost je, de doden leven voort in onze gedachten.'

'Maar onze gedachten niet in de doden.'

2

'Gecondoleerd met je ouders, Hans'

'Dank je.'

'Troost je, de doden leven voort in onze gedachten.'

'Alsof die niet vergankelijk zijn.'

3

'Gecondoleerd met je ouders, Hans'

'Dank je.'

'Troost je, de doden leven voort in onze gedachten.'

'Ik benijd ze niet.'

241. Leven de doden voort in onze gedachten?

Waar ik mezelf mee troost.

'Gecondoleerd met je ouders, Hans.'

'Dank je.'

'Troost je, de doden leven voort in onze gedachten.'

'Hebben ze ooit ergens anders geleefd?'

'Wat een rare vraag.'

'Geef dan maar een raar antwoord.'

'In de wereld natuurlijk.'

'Heeft de wereld ooit ergens anders bestaan?'

'Bedoel je dat er geen wereld is buiten onze gedachten?'

'Dat is ook maar een gedachte.'

'Bedoel je dat we nooit aan onze gedachten kunnen ontsnappen?'

'Dat is ook maar een gedachte.'

'Het zijn allemaal maar gedachten.'

'Deze ook.'

'En gedachten zijn zo voorbij, wou je zeggen.'

'Deze ook.'

'Wat bedoel je dan?'

'Bedoelingen ook.'

'Deze zeker ook.'

'Kun je nagaan.'

'Waar troost jij jezelf dan mee?'

'Hiermee.'

242. Je kut voelen

Zeggen waar het op staat.

'Niets biedt ware troost, Hans.'

'Wat zeg je dat weer beschaafd.'

'Wat moet ik dan zeggen?'

'Waar het op staat.'

'Oké, ik voel me kut.'

'Mag ik ook eens voelen?'

'Wát?'

'Grapje.'

'Haha.'

'Lucht het op?'

'Net wat ik nodig had.'

'Waarom voel je je kut?'

'Omdat ik nooit meer beter zal worden.'

'Je kunt het niet aanvaarden.'

'Ik ben de hele dag kwaad.'

'En dat kun je ook niet aanvaarden.'

'En mediteren helpt ook niet.'

'Nee, daar moet je rustig voor zijn.'

'Ik wil dat het werkt.'

'Van willen word je echt niet rustiger.'

'Aan jou heb je ook niks.'

'Ik zeg liever waar het op staat.'

'Schrale troost.'

'Niets biedt ware troost.'

243. Vallen maakt je vrij

Meester Icarus geeft raad.

'Wat is levenskunst?'

'Vastklampen aan de neus van een vliegtuig...'

verschrikte vogel klemt zich vast aan de neus van een vliegtuig
^ Vastklampen aan de neus van een vliegtuig.

'Terwijl je gewoon kunt vliegen!'

'Terwijl je gewoon kunt vallen.'

244. Kun je ervoor kiezen om echt boos te zijn?

Over onopzettelijke opzet.

Leerling: Wat ik nog het ergste vind, ik wilde u echt pijn doen!

Meester: Waarom is dat erg?

Leerling: Het was boos opzet!

Meester: Maar was je ook opzettelijk boos?

Leerling: Wat?

Meester: Koos je ervoor om boos te zijn?

Leerling: Ik geloof het niet.

Meester: Koos je er dan misschien voor om toe te laten wat zich aan je opdrong?

Leerling: Ook niet.

Meester: Wat dan?

Leerling: Ik werd gewoon hartstikke boos.

Meester: Nou dan.

245. Doe je ooit iets expres expres?

Over opzettelijke opzet.

Leerling: En ik deed het nog expres ook!

Meester: Maar deed je het expres expres?

Leerling: Pardon?

Meester: Deed je het opzettelijk met opzet?

Leerling: Er was zeker opzet in het spel...

Meester: Maar niet opzettelijk?

Leerling: Ik geloof niet dat ik ervoor koos om het met opzet te doen.

Meester: Waarom verontschuldig je je dan?

Leerling: En als ik nu had gezegd dat ik het opzettelijk met opzet deed?

Meester: Dan had ik gevraagd of je het met opzet opzettelijk met opzet deed.

246. De PerongelukExpress

Tussen per ongeluk en expres vind je de deur naar dwijsheid.

Ene leerling: Ik deed het per ongeluk!

Andere leerling: Je deed het expres!

Ene leerling: Ik deed het per ongeluk!

Andere leerling: Je deed het expres!

Meester: Wat bedoel jij met per ongeluk?

Ene leerling: Dat ik er niets aan kon doen.

Meester: Wat bedoel jij met expres?

Andere leerling: Dat hij erop uit was.

Meester: En als je er nu eens niets aan kan doen dat je erop uit bent?

Ene leerling: Dan is expres een soort per ongeluk.

Andere leerling: Dan is per ongeluk een soort expres.

Meester: Dan zijn we eruit.

Afbeelding: Trein in de woestijn die van de rails wegrijdt. Bijschrift: De PerongelukExpress.

247. Wat heet gemeen

Twaalf voorbeelden, dertien uitzonderingen.

Leerling: Als ik ergens een hekel aan heb, zijn het gemeneriken.

Meester: Wat vind jij gemeen?

Leerling: Rotstreken uithalen.

Meester: Iemand onder bedreiging van een mes van zijn portemonnee beroven, bijvoorbeeld?

Leerling: Ja, dat mag zonder meer gemeen heten.

Meester: Ook als het slachtoffer een rijke stinkerd is die bestolen wordt door de mensen die hij zelf heeft uitgeperst?

Leerling: Dat is wat anders.

Meester: Hoe zou je het dan noemen?

Leerling: Gerechtigheid?

Meester: En als de dader Robin Hood heet en de buit verdeeld onder de armen?

Leerling: Dat is ook wat anders.

Meester: Hoe zou je het dan noemen?

Leerling: Solidariteit?

Meester: En als degene die jou berooft eerder op de dag door jou beroofd is?

Leerling: Dat is ook wat anders.

Meester: Hoe zou je het dan noemen?

Leerling: Een koekje van eigen deeg?

Meester: En als de dader een figurant is en jij een politieman-in-opleiding bent tijdens een arrestatie-oefening?

Leerling: Dat is ook wat anders.

Meester: Hoe zou je het dan noemen?

Leerling: Een simulatie?

Meester: En als het mes van plastic is, de portemonnee Monopoly-geld bevat en de dader een vriendje is waarmee je boefje speelt?

Leerling: Dat is ook wat anders.

Meester: Hoe zou je het dan noemen?

Leerling: Kinderspel?

Meester: En als het een scène in een misdaadfilm betreft?

Leerling: Dat is ook wat anders.

Meester: Hoe zou je het dan noemen?

Leerling: Amusement?

Meester: En als de beroving een grap is met een verborgen camera?

Leerling: Dat is ook wat anders.

Meester: Hoe zou je het dan noemen?

Leerling: Leedvermaak?

Meester: En als de dader het geld steelt als laatste redmiddel voor zijn doodzieke kind?

Leerling: Dat is ook wat anders.

Meester: Hoe zou je het dan noemen?

Leerling: Zorgzaamheid?

Meester: En als de beroving in scène is gezet om iemand van zijn naïviteit af te helpen?

Leerling: Dat is ook wat anders.

Meester: Hoe zou je het dan noemen?

Leerling: Een reality check?

Meester: En als de dader zelf is opgevoed met geweld en nooit geleerd heeft te werken voor zijn geld?

Leerling: Dat is ook wat anders.

Meester: Hoe zou je het dan noemen?

Leerling: Onwetendheid?

Meester: En als de dader wordt gechanteerd om te stelen voor een bende?

Leerling: Dat is ook wat anders.

Meester: Hoe zou je het dan noemen?

Leerling: Overmacht?

Meester: En als je het allemaal droomt?

Leerling: Dat is ook wat anders.

Meester: Hoe zou je het dan noemen?

Leerling: Een illusie?

Meester: Geef dan maar eens een voorbeeld van iets dat echt gemeen is.

Leerling: Dat is gemeen!

248. Is een boom toerekeningsvatbaar?

Samenloop van verstandigheden.

Meester: Stel dat er een tak bovenop je hoofd valt, sleep jij de boom dan voor de rechter?

Leerling: Natuurlijk niet.

Meester: Waarom niet?

Leerling: Omdat een boom niet toerekeningsvatbaar is.

Meester: Waarom niet?

Leerling: Omdat er geen boos opzet in het spel is.

Meester: Hoe weet je dat?

Leerling: Omdat ik... eh... dat veronderstel ik.

Meester: Waarom?

Leerling: Ik heb nog nooit een gewelddadige boom gezien.

Meester: Bomen produceren anders de meest afschuwelijke gifstoffen en hebben daarmee ontelbare slachtoffers gemaakt onder alle levensvormen.

Leerling: Het afbreken van de tak net als ik er onderdoor loop is gewoon een samenloop van omstandigheden.

Meester: En dat weet je zeker?

Leerling: Nee, dat geloof ik.

Meester: Wat voor omstandigheden?

Leerling: Natuurkrachten. Toevalligheden. Een windvlaag. Misschien is de tak wel beschadigd bij een aanrijding met een vrachtwagen eerder dat jaar. Het toenemend gewicht van de bladeren in combinatie met de zwaartekracht. Bezuinigingen bij de plantsoenendienst. Het feit dat ik me vanmorgen verslapen heb waardoor ik wat later dan gewoonlijk naar mijn werk ging. De omweg die ik nam om een beker meeneemkoffie te kopen. Dat soort dingen.

Meester: Stel dat een voorbijganger je met een eind hout voor je kop slaat, sleep je hem dan voor de rechter?

Leerling: Reken maar.

Meester: Waarom?

Leerling: Omdat er dan wel boos opzet in het spel is.

Meester: Hoe weet je dat?

Leerling: Waarom zou hij mij anders slaan?

Meester: Samenloop van omstandigheden. Je liep daar net op het verkeerde moment. Je droeg een rode jas net als degene...

Leerling: Een mens is geen boom.

Meester: O?

Leerling: Een dader heeft altijd een keuze.

Meester: Hoe gaat dat kiezen in zijn werk?

Leerling: Hij heeft allerlei gedachten die ertoe bijdragen dat hij iemand wil molesteren en uiteindelijk juist mij als slachtoffer uitkiest.

Meester: Zijn gedachten soms geen omstandigheden?

Leerling: Natuurlijk niet.

Meester: Waarom niet?

Leerling: Onder omstandigheden versta ik krachten die niemand beheerst.

Meester: Nou dan.

Leerling: Gedachten zijn een keuze.

Meester: Denk je dat of overkomt die gedachte je?

Leerling: Dat gedachten een keuze zijn?

Meester: Nou?

Leerling: Dat denk ik... Denk ik.

Meester: Is het denkbaar dat jij iemand die jou heeft gemolesteerd niet voor de rechter zou slepen?

Leerling: Nee, dat is ondenkbaar.

Meester: Nou dan.

Afbeelding: Boos boommens met een oude knoestige stam als romp en dito takken als armen en benen, de armen over elkaar en de benen uiteen, gezien vanuit een laag perspectief. Bijschrift: Gewelddadige boom.

249. Zijn we allen daders?

Of zijn we allen slachtoffers?

Leerling: Ik ben blij dat we in een rechtstaat leven.

Meester: Hoezo?

Leerling: Dan kunnen we de gemeneriken tenminste ter verantwoording roepen.

Meester: Als een tak van een boom afwaait en een voorbijganger velt, heeft de boom het dan gedaan?

Leerling: Sleep hem voor de rechter!

Meester: Zou je de boom gemeen noemen?

Leerling: Natuurlijk niet.

Meester: En als de tak op de houthakker valt?

Leerling: Dan nog niet.

Boom waarvan de takken bijlen zijn.
^ Vleesetende bijlboom (Guillotinix fragilis).

Meester: Als een dakdekker uitglijdt en op een voorbijganger valt, heeft de dakdekker het dan gedaan?

Leerling: Onzin.

Meester: Waarom niet?

Leerling: Omdat hij het niet expres deed.

Meester: Zou je hem gemeen noemen?

Leerling: Hij gleed toch uit?

Meester: En als hij zijn schoenen niet op tijd heeft laten verzolen?

Leerling: Dan was hij nalatig, niet gemeen.

Meester: Als iemand vanaf een viaduct een tegel op een passerende auto...

Leerling: Dat is gemeen!

Meester: Waarom?

Leerling: Omdat er boos opzet in het spel is.

Meester: Ook als de dader in een psychose handelt?

Leerling: Dat is wat anders.

Meester: Of om een andere reden echt niet anders kon?

Leerling: Zoals?

Meester: Bepaalde gevoelens, herinneringen of gedachten die hem onontkoombaar tot zijn daad aanzetten. Vrienden die dreigen hem in elkaar te slaan als hij niet meedoet.

Leerling: Tja.

Meester: Zou je hem dan nog steeds gemeen noemen?

Leerling: Nee.

Meester: Waarom niet?

Leerling: Omdat hij niet anders kon.

Meester: Weet je ooit of iemand anders kon?

Leerling: Nou...

Meester: Hoe stel je zoiets onomstotelijk vast?

Leerling: Eh...

Meester: Kun je iemand ooit met zekerheid een dader noemen?

Leerling: Ja, als we zo gaan redeneren...

Meester: Wat dan?

Leerling: Dan hebben we straks alleen nog maar slachtoffers.

Meester: Was het maar zo simpel.

Leerling: Hoe bedoel je?

Meester: Weet je ooit of iemand niet anders kon?

250. Gemoedsrust is... (2)

Gevleugelde woorden van Meester Icarus.

Wijsheidstegeltje: Gemoedsrust is vrede sluiten met je onvrede.

251. De vier seizoenen van het spirituele pad

Als de uitroeptekens van de daken vallen is het leed (zowat) geleden.

Lente

Weten!

Doen!

Vasthouden!

Zomer

Niet weten!

Niet doen!

Niet vasthouden!

Herfst

Niet weten van niet weten!

Niet doen aan niet doen!

Niet vasthouden aan niet vasthouden!

Winter

Tja

Tja

Tja

252. Aan blijde boodschappen hangt altijd een prijskaartje

Waarom de lege boodschap niet te koop is.

'Ik zoek de blijde boodschap, Hans.'

'Dan moet je niet bij mij zijn.'

'Waarvoor moet ik wel bij jou zijn?'

'De lege boodschap.'

'Heeft de lege boodschap iets te maken met onvoorwaardelijke liefde, blijvend geluk, universele wijsheid, duurzame vrede en eeuwig leven?'

'De lege boodschap heeft nergens mee te maken.'

'Waarom niet?'

'Omdat hij leeg is.'

'Wat kost hij?'

'Niets natuurlijk.'

'Waarom niet?'

'Omdat hij leeg is.'

'Waar kan ik terecht voor de blijde boodschap?'

'Ja, waar niet.'

'Bijvoorbeeld?'

'Bij een of andere kerk.'

'Hoe weet ik dat het daar over de blijde boodschap gaat?'

'Doordat er een prijskaartje aan hangt.'

'En als ik dat niet wil?'

'Dan ga je naar een of andere sekte.'

'Hoe weet ik dat het over de blijde boodschap gaat?'

'Doordat er een prijskaartje aan hangt.'

'En als ik dat niet wil?'

'Dan ga je naar een of andere therapeut.'

'Hoe weet ik dat het over de blijde boodschap gaat?'

'Doordat er een prijskaartje aan hangt.'

'En als ik dat niet wil?'

'Dan ga je naar een of andere coach.'

'Hoe weet ik dat het over de blijde boodschap gaat?'

'Doordat er een prijskaartje aan hangt.'

'En als ik dat niet wil?'

'Dan ga je naar een of andere sangha.'

'Hoe weet ik dat het over de blijde boodschap gaat?'

'Doordat er een prijskaartje aan hangt.'

'En als ik dat niet wil?'

'Dan ga je naar een of andere goeroe.'

'Hoe weet ik dat het over de blijde boodschap gaat?'

'Doordat er een prijskaartje aan hangt.'

'En als ik dat niet wil?'

'Dan koop je een of ander boek.'

'Hoe weet ik dat het over de blijde boodschap gaat?'

'Doordat er een prijskaartje aan hangt.'

'Misschien moet ik toch de lege boodschap eens proberen.'

'Zie hem eerst maar eens te vinden.'

'Is hij dan niet te koop?'

'Natuurlijk niet.'

'Waarom niet?'

'Omdat er geen vraag naar is.'

'Waarom is er geen vraag naar?'

'Omdat hij gratis is.'

'Dan kan het niet veel wezen.'

'Dat heb je goed gezien.'

Lijk met een prijskaartje van € 0,00 aan de grote teen.

253. Niet-weten als diep doorleefd onvermogen

Plaats maken voor wat is.

In de spirituele literatuur wordt niet-weten regelmatig in verband gebracht met wijsheid, openheid, liefde, mededogen, zachtmoedigheid, bescheidenheid, gemoedsrust en zo.

Ik vertrouw dat niet, want diezelfde woorden vind je in de verkooppraatjes van uitgevers, boekhandelaars, leraren, coaches die proberen een slaatje te slaan uit de geestelijke nood van de spiritueel-materialistische medemens. Maar helemaal uit de lucht gegrepen is het nu ook weer niet.

Ben je werkelijk weteloos, zoals ik, dan neem je jezelf en je gedachten met een kilootje zout, sta je minder op je strepen, schort je je oordeel op en bekijk je dingen van alle kanten, wat er ook van komt.

Op het eerste gezicht heeft dat inderdaad iets weg van wat mensen wijsheid noemen, maar in werkelijkheid is het een natuurlijk gevolg van een diep doorleefd onvermogen. Er komt geen greintje wijsheid aan te pas, integendeel.

Van spirituele of morele superioriteit kan in een radicaal niet-weten geen sprake zijn. Agnose leidt niet tot bescheidenheid, het ís bescheidenheid – de kleinheid van een denken dat zich kapot geschrokken is van zijn eigen hoogmoed en daar nooit meer van herstelt.

Door zo klein te worden als hij is, maakt de weetniet plaats voor wat er is. Dat is alles.

254. Grote boodschap grote tas, kleine boodschap kleine tas

Lege boodschap, geen tas.

Beste Hans,

Iedere religie heeft een blijde boodschap. Niet-weten heeft helemaal geen boodschap. Wat heb je er dan aan?

Beste Fenne,

Voor degenen die dat nodig hebben, heeft niet-weten een lege boodschap. Kom er maar eens om.

Fenne: Volgens mij heeft niemand daar een boodschap aan. Waarom jij dan wel? Geef me één goede reden.

Hans: Ik geef je er twee:

1. Een blijde boodschap maakt mij verdrietig en leeg.

2. De lege boodschap maakt mij leeg en blij.

Afbeelding: Iemand met een lege boodschappentas over zijn hoofd met het logo van de lege leer. Bijschrift: Leeg hoofd, lege boodschap.

255. Ik heb overal ruimte voor, ook voor bekrompenheid

Waarom ik niet zonder mijn beperkingen kan leven maar wel met.

'Heb jij overal ruimte voor, Hans?'

'Ook voor bekrompenheid.'

'Ik bedoel, sta jij echt overal voor open?'

'Ook voor geslotenheid.'

'Aanvaard jij werkelijk alles?'

'Ook afwijzing.'

'Heb je het nu over anderen of over jezelf?'

'Niemand uitgezonderd.'

'Begrijp ik het goed dat jij zelf niet vrij bent van bekrompenheid, geslotenheid en afwijzing?'

'Dat begrijp je goed.'

'Is dat een kwestie van keuze of van overmacht?'

'Ik heb overal ruimte voor.'

'Bedoel je daarmee dat het je niet uitmaakt, of dat je het niet weet?'

'Ik heb overal ruimte voor.'

'Wat is niet weten?'

'Hoeveel weegt een ons?'

'Overal ruimte voor hebben, zou ik zeggen.'

'Dan ook voor wel weten.'

'Maar jij bent toch van NietWeten.nl?'

'Ik ben nergens van.'

'Maar NietWeten.nl is toch van jou?'

'Niets is van mij.'

'Hè?'

'Alles dan?'

'Maar weten is toch juist...'

'Ik heb overal ruimte voor.'

'Jij hebt echt overal ruimte voor!'

'Ook voor bekrompenheid.'

256. Welkom in het Niemendal

Waar geen weg is. Te gaan.

Welkom in het Niemendal

Waar geen woorden zijn

Te wegen

Waar geen stellingen zijn

Te verdedigen

Waar geen oordeel is

Te staven

Waar geen reden is

Te redeneren

Waar geen wijsheid is

Over te dragen

Waar geen geheim is

Te ontraadselen

Waar geen verhaal is

Te halen

Waar geen hoofd is

Te foppen

Waar geen hart is

Te kloppen

Waar geen hartstocht is

Te blussen

Waar geen grond is

Te bezitten

Waar geen weg is

Te wijzen

Waar geen doel is

Te rechtvaardigen

Waar geen middel is

Te heiligen

Waar geen heiligen zijn

Te schenden

Waar geen zonde is

Te bekennen

Waar geen God is

Te herkennen

Waar geen ik is

Te vermoorden

Waar geen ego is

Te temmen

Waar geen zelf is

Te verheffen

Waar geen mens is

Te vatten

Waar geen Jezus is

Te volgen

Waar geen Boeddha is

Te doden

Waar geen vorm is

Te verhullen

Waar geen leegte is

Te vullen

Waar geen onderscheid is

Te ontkennen

Waar geen eenheid is

Te verdelen

Waar geen werkelijkheid is

Te realiseren

Waar geen illusie is

Te doorzien

Waar geen doen is

Te laten

Waar geen wezens zijn

Te bevrijden

Waar geen vrijheid is

Te vangen

Waar geen weten is

Te meten en

Niet weten is

Gezien

257. Waar Hisamatsu ging staan toen hij geen poot meer had om op te staan

Wat ga je doen als je niets meer kan doen? Oplossingen voor een koan van niets.

Leerling: Kent u de beroemde zenkoan van Hisamatsu?

Meester: Wacht, ik ga er even voor zitten.

Leerling: Hisamatsu vroeg waar je moet gaan staan als er geen plek meer is om te staan.

Meester: Dan blijf je toch lekker liggen.

Leerling: Ik denk niet dat hij het zo letterlijk bedoelde.

Meester: Dan neem je toch de benen.

Leerling: Waarheen?

Meester: Je neus achterna.

Leerling: Wat zou u doen als er geen plek meer was om te liggen, zitten, staan of heen te gaan?

Meester: Het probleem is nooit dat er geen plek is.

Leerling: Wat is het probleem dan wel?

Meester: Dat er dáár geen plek is.

Leerling: Waar niet?

Meester: Waar je heen wilt.

Leerling: Waar is dan wel plek?

Meester: Waar je bent natuurlijk.

Leerling: Hoe weet u dat?

Meester: Anders was je daar niet.

Leerling: Maar als je daar nou niet wilt zijn?

Meester: Dan is dat waar je bent.

Leerling: Ergens anders willen zijn maakt deel uit van waar je bent, wou u zeggen.

Meester: Waarvan anders.

Leerling: Dus dat is de oplossing.

Meester: Dus wat is het probleem.

Leerling: Wat zou Hisamatsu's oplossing zijn geweest?

Meester: Dat hangt af van zijn probleem.

Leerling: Ja, waar hebben we het nu over.

Meester: Dat zou ik ook weleens willen weten.

Leerling: Waar je moet gaan staan als er geen plek meer is om te staan.

Meester: Ik geloof dat hij zich heeft laten cremeren.

Leerling: Wat heeft dat er nou weer mee te maken.

Meester: Dan zit hij in een urn, waar die ook staat.

Leerling: Bent u wel goed bij uw hoofd?

Meester: Mocht het te krap worden dan kan hij zich laten uitstrooien.

Leerling: Nou ja zeg.

Meester: Daarvoor is altijd plaats.

Afbeelding: Groepje pinguïns dicht bij elkaar, en eentje bovenop de kop van een andere. Bijschrift: Waar je moet gaan staan als je nergens meer kunt staan.

258. Hoe Meester Icarus zijn vleugels verloor

Schijndilemma's in Vrijekeuzeland.

Leerling: Voor u staat iemand met een speer, achter u iemand met een mes, links iemand met een bijl en rechts iemand met een knots. Ze vragen hoe u wilt sterven. Wat zegt u tegen hen?

Meester: Wie zegt dat ik wil sterven?

Leerling: U moet sterven, u kunt alleen nog kiezen hoe.

Meester: Wie zegt dat ik kan kiezen?

Leerling: Als u weigert te kiezen, zal er voor u worden gekozen.

Meester: Wie zegt dat ik kan weigeren?

Leerling: Omdat u weigert te kiezen, snijdt de man met het mes uw vleugels eraf. Uw hele rug ligt open, het bloed gutst eruit, u schreeuwt het uit van de pijn. Hebt u nu uw zin?

Meester: Ik niet. Jij?

259. Waarzeggen voor iedereen

Het Orakel van Zelphi.

Leerling: Ik weet echt niet meer wat ik doen moet.

Meester: Maar ik kan je precies vertellen wat er gaat gebeuren.

Leerling: Kunt u nu ook al waarzeggen?

Meester: Iedereen kan waarzeggen.

Leerling: Wat gaat er dan gebeuren?

Meester: Je zult niets doen tot je in actie komt.

Leerling: Ja, zo kan ik het ook.

Meester: Dat zeg ik.

Leerling: Wat heb je daar nou aan.

Meester: Ik dacht dat het je misschien gerust zou stellen.

Leerling: Daar is heel wat meer voor nodig.

Meester: Wat dan?

Leerling: Ik wil weten waarom ik nu nog niet in actie kom.

Meester: Daar kun je alleen maar naar gissen.

Leerling: Ik wil weten wanneer het eindelijk zover zal zijn.

Meester: Daar kun je alleen maar naar gissen.

Leerling: Ik wil weten wat ik dan ga doen.

Meester: Daar kun je alleen maar naar gissen.

Leerling: Ik wil weten of ik juist zal handelen.

Meester: Daar kun je alleen maar naar gissen.

Leerling: En ik wil weten hoe het afloopt.

Meester: Daar kun je alleen maar naar gissen.

Leerling: Verdraaid.

Meester: Wat is er?

Leerling: Nou weet ik nog niets.

Meester: Je weet wat je moet weten.

Leerling: Wat dan?

Meester: Dat je niets zult doen tot je in actie komt.

Leerling: En dan?

Meester: Doe je iets tot je ophoudt.

Leerling: Ja, nogal wiedes.

Meester: Dat zeg ik.

Leerling: Bedoelt u dat ik alleen maar hoef af te wachten?

Meester: Alleen als je alleen maar hoeft af te wachten.

Leerling: Bedoelt u dat alles vanzelf gebeurt?

Meester: Alleen voor zover het vanzelf gebeurt.

Leerling: Bedoelt u dat alles op zijn pootjes terechtkomt?

Meester: Alleen voor zover het op zijn pootjes terechtkomt.

Leerling: Bedoelt u dat ik niet moet gaan zitten gissen?

Meester: Alleen zolang je niet gaat zitten gissen.

Leerling: Nou weet ik nog niet wat ik doen moet.

Meester: Maar je weet precies wat er gaat gebeuren.

Afbeelding: Droste-effect van een tovenaar die in een glazen bol kijkt waarin een tovenaar in een glazen bol kijkt. Bijschrift: Waarzegger die het waarzeggen voorziet terwijl het geschiedt.

260. Salomonsoordelen voor rekenaars

Hoe je ideeën in tweeën hakt.

Leerling: Stel, iemand betwist het voogdijschap over uw kind. De rechter dreigt het kind in tweeën te hakken als jullie het onderling niet eens worden. Wat nu?

Meester: Ik ben het met niemand eens of oneens.

Leerling: Uit principe?

Meester: In de praktijk.

Leerling: Maar het is toch zeker uw kind?

Meester: Een kind is van niemand.

Leerling: Bedoelt u dat u het kind zonder strijd zult afstaan?

Meester: Dat is een mogelijkheid.

Leerling: Bedoelt u dat u misschien toch de strijd zult aangaan?

Meester: Dat is een andere mogelijkheid.

Leerling: Hoe kunt u strijd rechtvaardigen als kinderen inderdaad van niemand zijn?

Meester: Strijd is ook van niemand.

Leerling: Wat als de rechter het kind aan een onafhankelijke partij toewijst?

Meester: Dan hoeft hij het niet in tweeën te hakken.

Leerling: Bent u het daar dan wel mee eens?

Meester: Ik ben het met iedereen eens en oneens.

Leerling: Uit principe?

Meester: In de praktijk.

Leerling: Maar wat volgt daar dan uit?

Meester: Dit.

Afbeelding: Twee halve kinderen met kleren aan en in goede gezondheid. Bijschrift: Hoe je ideeën in tweeën hakt.

261. Waar ga je heen als je niet meer weet waar je heen moet?

Sporen aan je voeten.

Leerling: Wat doe je als je niet meer weet waar je het moet zoeken?

Meester: Dan wacht je tot je eerste stap een richting voor je kiest.

Leerling: En dan?

Meester: Wacht je tot je eerste stap een richting voor je kiest.

Leerling: En dan?

Meester: Wacht je tot je eerste stap een richting voor je kiest.

Leerling: Enzovoort.

Meester: Nou, voort.

Leerling: Wat anders.

Meester: Voor hetzelfde geld doe je een pas op de plaats.

Leerling: Dat kan ook nog.

Meester: Voor hetzelfde geld doe je een stap terug.

Leerling: Daar had ik nog niet bij stilgestaan.

Meester: Voor hetzelfde geld loop je een rondje.

Leerling: Verdraaid.

Meester: Of wat het ook kost.

262. Over de illusies dat er iets of niets te doen valt

Het wanenmeer.

Leerling: Sommige mensen verkeren in de waan dat er iets te doen valt.

Meester: Sommige mensen verkeren in de waan dat er niets te doen valt.

Leerling: Bedoelt u dat iedereen in een waan verkeert?

Meester: Sommige mensen verkeren in de waan dat alles een illusie is.

Leerling: Bedoelt u dat niet iedereen in een waan verkeert?

Meester: Sommige mensen verkeren in de waan dat ze de werkelijkheid zien.

Leerling: Bent u zo iemand?

Meester: Sommige mensen verkeren in de waan dat ze iemand zijn.

Leerling: Bedoelt u dat we niemand zijn?

Meester: Sommige mensen verkeren in de waan dat ze alles zijn.

Leerling: Maar wat is nu de waan, dat er iets te doen valt of dat er niets te doen valt?

Meester: Dat je daartussen moet kiezen.

263. De ethiek van niet weten

En hoe je die in de praktijk brengt.

'Wat betekent ethiek voor jou, Hans?'

'Geen moralisme, geen immoralisme, geen amoralisme.'

'Wat betekent democratie voor jou?'

'Niet voor zijn, niet tegen zijn, niet neutraal zijn.'

'Wat betekent kiezen voor jou?'

'Niet stemmen, niet blanco stemmen, niet thuisblijven.'

'Hoe breng je dat in de praktijk?'

'Het is de praktijk die het in mij brengt.'

'Maar waar ga je dan vanuit?'

'Waar ik niet vanuit ga.'

'Maar hoe werkt dat dan?'

'Zo werkt dat.'

264. Waarom een agnost best kan stemmen

Niet-weten is geen fatalisme.

'Ga jij weleens stemmen, Hans?'

'Soms.'

'Maar jij weet toch niks?'

'Weet ik dat.'

'Hoe kun je dan stemmen?'

'Is niet stemmen soms beter dan wel stemmen?'

'Dat weet ik niet.'

'Nou, ik ook niet.'

'Dus jij gaat stemmen omdat er geen reden is om niet te stemmen?'

'Ik weet niet of dat de reden is.'

'Wat is dan de reden?'

'Ik weet niet of er een reden is.'

'Dus je zou net zo goed niet kunnen gaan stemmen?'

'Niet stemmen is ook stemmen.'

'Het is een wonder dat jij nog in beweging komt.'

'Beweging is niet wonderlijker dan stilstand.'

'Van jou word je ook niet wijzer.'

'En een moeite dat het kost.'

Stemvakje waarin met verschillende kleurpotloden in primaire kleuren flink buiten de lijntjes is gekleurd.
^ Kleur bekennen.

265. Meester tussen illusie en werkelijkheid

Over de twijfelachtige aannames die ten grondslag liggen aan activisme en fatalisme.

Leerling: Wat is activisme?

Meester: De overtuiging dat je iets moet doen om de wereld te verbeteren.

Leerling: Wat is fatalisme?

Meester: De overtuiging dat je niets kunt doen om de wereld te verbeteren.

Leerling: Wat is beter?

Meester: Eerst maar eens vaststellen of je kunt kiezen.

Leerling: Hoezo?

Meester: Zonder keuzevrijheid heb je er niets aan om te weten wat beter is.

Leerling: Kun je kiezen?

Meester: Eerst maar eens vaststellen of je echt bent.

Leerling: Hoezo?

Meester: Wat heb je eraan om te kunnen kiezen als je een illusie bent?

Leerling: Ben ik echt?

Meester: Eerst maar eens vaststellen of de wereld echt is.

Leerling: Hoezo?

Meester: Wat heb je eraan om een illusie te verbeteren?

Leerling: Is de wereld echt?

Meester: Hoe stel je zoiets vast?

Leerling: Dit schiet niet op.

Meester: Activist.

Leerling: Ik geef het op.

Meester: Fatalist.

Leerling: Waar staat u voor?

Meester: Hier sta ik voor en achter.

266. Het problematische geheim van Thomas Merton

Over de oppervlakkigheid van diepzinnigheid.

1

Leerling: Volgens Thomas Merton is het leven geen probleem dat opgelost moet worden maar een geheim dat geleefd moet worden.

Meester: Waarom verklapt hij het dan?

2

Leerling: Volgens Thomas Merton is het leven geen probleem dat opgelost moet worden maar een geheim dat geleefd moet worden.

Meester: Stel dat het leven inderdaad een geheim is.

Leerling: Stel.

Meester: Weet jij het dan te leven?

Leerling: Tot nog toe niet.

Meester: Stel nu eens dat het leven toch een probleem is.

Leerling: Oké.

Meester: Weet jij het dan op te lossen?

Leerling: Tot nog toe niet.

Meester: Wat maakt het dan uit?

3

Leerling: Volgens Thomas Merton is het leven geen probleem dat opgelost moet worden maar een geheim dat geleefd moet worden.

Meester: Het wat?

Leerling: Ik denk dat Merton bedoelde dat het probleem van het leven onoplosbaar is...

Meester: Van het wat?

Leerling: En dat we daarmee moeten leren leven.

Meester: Waarmee?

Leerling: Dat we daarnaar moeten leven.

Meester: Waarnaar?

Leerling: Ja, waar hebben we het nu over.

Meester: Ja, dat zou ik ook weleens willen weten.

Leerling: Het leven, man.

Meester: Wat als 'het leven' alleen maar een woord is?

Leerling: O, op die manier.

Meester: Zoals de nominalisten en de analytische wijsgeren beweren.

Leerling: Nou?

Meester: Dan komt er vanzelf wel weer iemand die roept, 'Het leven is geen probleem dat opgelost moet worden en geen geheim dat geleefd moet worden maar een woord dat doorzien moet worden.'

Leerling: Mooi.

Meester: Die nieuwe kooi.

Leerling: En als ik dat tegen u had gezegd?

Meester: Dat weet ik pas als je het tegen me zegt.

Leerling: Het leven is geen probleem dat opgelost moet worden en geen geheim dat geleefd moet worden maar een woord dat doorzien moet worden.

Meester: Door wie?

267. Is het leven er om begrepen of geleefd te worden?

Het diepste begrip is onbegrip.

1

Leerling: Het leven is er niet om begrepen te worden maar om geleefd te worden.

Meester: Toch weer iets begrepen?

2

Leerling: Het leven is er niet om begrepen te worden maar om geleefd te worden.

Meester: Begrijpen is ook een vorm van leven.

3

Leerling: Het leven is er niet om begrepen te worden maar om geleefd te worden.

Meester: Leven is ook een vorm van begrijpen.

4

Leerling: Het leven is er niet om begrepen te worden maar om geleefd te worden.

Meester: Onbegrip is ook een vorm van begrijpen.

Leerling: Een randvorm dan toch.

Meester: De oervorm.

268. Meester tussen geluk en wijsheid

Gevleugelde woorden van Meester Icarus.

Wijsheidstegeltje: wijsheid is geen geluk.

Wijsheidstegeltje: geluk is geen-wijsheid.

269. Illusie is een bron van lijden, vreugde en wijsheid

Of je wilt of niet.

Vals lijden

Illusie is een bron van lijden.

Het lijden is reëel, de aanleiding niet.

De illusie doorzien maakt een eind aan dit lijden.

Wie wil dat nu niet.

Valse vreugde

Illusie is een bron van vreugde.

De vreugde is reëel, de aanleiding niet.

De illusie doorzien maakt een eind aan deze vreugde.

Wie wil dat nu.

Valse wijsheid

Illusie is een bron van wijsheid.

Die wijsheid is al even irreëel als de illusie.

De illusie doorzien maakt een eind aan deze wijsheid.

De wijsheid doorzien maakt een eind aan deze illusie.

Of je wilt of niet.

270. Hoe je problemen zonder oplossing oplost

Vier tips van Meester Makkie.

Problemen kun je oplossen door onder ogen te zien dat iedere oplossing nieuwe problemen geeft.

Dan ben je meteen klaar.

Problemen kun je oplossen door ze niet langer als probleem te zien maar als gegeven.

Dan ben je ook meteen klaar.

Problemen kun je oplossen door onder ogen te zien dat je ze niet kunt oplossen.

Ook dan ben je meteen klaar.

Problemen kun je niet oplossen door ze niet onder ogen te zien.

Dan kom je nooit klaar.

271. Meester tussen vandaag en morgen

Gevleugelde woorden van Meester Icarus.

Wijsheidstegeltje: de oplossing van vandaag is het probleem van morgen.

Wijsheidstegeltje: het probleem van vandaag is de oplossing van morgen.

272. Neem jij iemand of jezelf weleens iets kwalijk?

De overeenkomst tussen gelijkhebbers en ongelijkhebbers.

Leerling: Neemt u iemand weleens iets kwalijk?

Meester: O, zo vaak.

Leerling: Ik ook!

Meester: Mezelf ook.

Leerling: Ik ook!

Meester: Wie niet.

Leerling: Wat is dan het verschil tussen ons?

Meester: Twee verschillen.

Leerling: Wat is het eerste verschil?

Meester: Dat jij weleens denkt dat je gelijk hebt.

Leerling: Ik denk ook weleens dat de ander gelijk heeft, hoor.

Meester: Dat is het tweede verschil.

273. Hoe je vergevingsgezind wordt zonder iets te hoeven vergeven

En zonder naar je hart te hoeven luisteren.

Leerling: Wat moet ik doen om net zo vergevingsgezind te worden als u?

Meester: Ik vergevingsgezind?

Leerling: Wat ik ook doe, u vergeeft het mij.

Meester: Welnee.

Leerling: Zelfs als ik zweer dat ik iets met opzet deed, vergeeft u het me nog.

Meester: Dat lijkt maar zo.

Leerling: Hoe bedoelt u?

Meester: Ik heb je nog nooit iets vergeven.

Leerling: Maar ik dacht...

Meester: Ik neem alleen niet aan dat jij jezelf in de hand hebt.

Leerling: U neemt aan dat ik mezelf niet in de hand heb.

Meester: Ook niet.

Leerling: En anderen?

Meester: Ik neem niet aan dat anderen zichzelf in de hand hebben.

Leerling: U neemt aan dat ze zichzelf niet in de hand hebben.

Meester: Ook niet.

Leerling: En uzelf?

Meester: Ik neem niet aan dat ik mezelf in de hand heb.

Leerling: En ook niet dat u zichzelf niet in de hand hebt, zeker.

Meester: Mij niet gezien.

Leerling: U neemt niet aan dat mensen toerekeningsvatbaar zijn.

Meester: Of ontoerekeningsvatbaar.

Leerling: Waar gaat u dan van uit?

Meester: Ik ga nergens van uit.

Leerling: Behalve dat u nergens van uitgaat, zeker?

Meester: Dat ook niet.

Leerling: U gaat er niet van uit dat u nergens van uitgaat?

Meester: Anders ging ik toch weer ergens van uit.

Leerling: En daarom vergeeft u zo gemakkelijk?

Meester: Met vergeving heeft het dus niets te maken.

Leerling: Het is niet zo dat u voortdurend uw hart laat spreken?

Meester: Wie luistert er nou naar zijn hart.

Leerling: Hoe bedoelt u?

Meester: Dat obstinate gebonk.

Leerling: Ik bedoel natuurlijk je gevoel.

Meester: Als ik daarnaar moest luisteren...

Leerling: Wat dan?

Meester: Dan waren er al duizend doden gevallen.

Afbeelding: Hart waarvan de aorta de loop van een geweer vormt, of waarvan ieder bloedvat uitmondt in een geweerloop. Bijschrift: Dan waren er al duizend doden gevallen.

Leerling: Wat?

Meester: Dan had ik al duizend keer mijn geld weggegeven.

Leerling: Echt?

Meester: Dan was ik al duizend keer vader geweest.

Afbeelding: Hart waarvan de aorta een fallus vormt, of waarvan ieder bloedvat uitmondt in een fallus. Bijschrift: Dan was ik al duizend keer vader geweest.

Leerling: Waar luistert u dan wel naar?

Meester: Overal naar, zou ik zeggen.

Leerling: Hoe bedoelt u?

Meester: Nergens naar, dan?

Leerling: Ik geloof niet dat ik u kan volgen.

Meester: Dan kunnen we elkaar de hand schudden.

Leerling: Het is dus geen goedheid van uw kant.

Meester: Wat is dat?

Leerling: En ik maar denken dat u een soort heilige was.

Meester: En jij maar denken.

274. Meester tussen geloof en ongeloof

Hoe het (on)geloof in de vrije wil je vrijheid aantast.

Leerling: Als de vrije wil niet bestaat kun je iedere aansprakelijkheid afwijzen.

Meester: Met welk excuus?

Leerling: Dat alles gebeurt zoals het moet gebeuren.

Meester: Als de vrije wil niet bestaat kun je er niet voor kiezen wat dan ook af te wijzen met welk excuus ook.

Leerling: Maar als iemand met dat soort excuses komt, wat moet je dan?

Meester: Het hangt ervan af of je in de vrije wil gelooft of niet.

Leerling: Als je erin gelooft?

Meester: Dan moet je dat soort excuses wel afwijzen.

Leerling: En als je er niet in gelooft?

Meester: Dan moet je ze wel aanvaarden.

275. Meester tussen verantwoordelijkheid en onverantwoordelijkheid

Leven in de paradox.

Leerling: Als je een vrije wil hebt ben je overal voor verantwoordelijk.

Meester: Nou, overal.

Leerling: Als je geen vrije wil hebt, ben je nergens voor verantwoordelijk.

Meester: En als je het niet weet?

Leerling: Goeie vraag.

Meester: Dan leef je alsof het allebei waar is.

Leerling: Waarom niet alsof het allebei onwaar is?

Meester: Dat komt op hetzelfde neer.

Leerling: Of waar én onwaar?

Meester: Dat komt op hetzelfde neer.

Leerling: Of waar noch onwaar?

Meester: Dat komt op hetzelfde neer.

Leerling: En als je ook dat niet meer weet?

Meester: Dat komt op hetzelfde neer.

Leerling: Maar zijn we nu wel of niet verantwoordelijk?

Meester: Daar komt het wel op neer.

276. Meester tussen dankbaarheid en ondankbaarheid

Meester tussen vrijheid en onvrijheid, 1.

Leerling: Als mensen niets uit vrije wil doen, waarom zou je ze dan nog bedanken?

Meester: Omdat je ze dan niet uit vrije wil bedankt.

Leerling: Ik vind dat we dan consequent moeten zijn en op moeten houden met het betuigen van onze dankbaarheid.

Meester: Niet zolang we inconsequent moeten zijn en door moeten gaan met het betuigen van onze dankbaarheid.

277. Kun je iemand opvoeden zonder vrije wil?

Meester tussen vrijheid en onvrijheid, 2.

Leerling: Zonder vrije wil kun je niet eens tegen een ander zeggen 'doe dit' of 'laat dat' of 'je moet' of 'je mag niet'.

Meester: Zonder vrije wil kun je het ook niet tegengaan.

Leerling: Maar zonder vrije wil kan de ander het niet ter harte nemen.

Meester: Zonder vrije wil kan hij dat ook niet voorkomen.

278. Kun je nog trots zijn op jezelf zonder vrije wil?

Meester tussen vrijheid en onvrijheid, 3.

Leerling: Als de vrije wil een illusie is, heb ik niets over mezelf te zeggen.

Meester: Als de vrije wil een illusie is, kun je dat niet zelf vaststellen.

Leerling: Hoe kan ik dan nog trots zijn op mijn prestaties en op mezelf als alles me overkomt?

Meester: Hoe kun je dan niet trots zijn op je prestaties of op jezelf als dat je overkomt?

Leerling: Zonder keuzevrijheid valt er geen eer meer te behalen.

Meester: Zonder keuzevrijheid valt dat niet tegen te gaan.

279. Kun je laf zijn zonder vrije wil?

Meester tussen vrijheid en onvrijheid, 4.

Leerling: Als de vrije wil een illusie is kan niemand mij meer laf noemen.

Meester: Als de vrije wil een illusie is kan niemand zich daarvan weerhouden.

Leerling: Maar dan hoef ik me er niets van aan te trekken, ik heb immers geen keus.

Meester: Maar dan heb je ook geen keus meer of je je er iets van aantrekt.

Leerling: Belangrijker nog, dan hoef ik mezelf ook niet meer laf te vinden.

Meester: Ook daar heb je dan niets over te zeggen.

280. Geeft het rust als de vrije wil niet bestaat?

Meester tussen vrijheid en onvrijheid, 5.

Leerling: Als de vrije wil een illusie is valt er niets meer te kiezen.

Meester: In ieder geval niet uit vrije wil.

Leerling: Dan kun je voortaan rustig afwachten tot de keuze zichzelf maakt.

Meester: Alsof je dan nog kunt kiezen om rustig af te wachten.

Leerling: Volgens mij heeft het veel voordelen om te geloven dat de vrije wil een illusie is.

Meester: Alsof je dan nog kunt kiezen waar je in gelooft.

Leerling: U gelooft niet dat je zelf kunt kiezen waar je in gelooft?

Meester: Wat maakt het uit wat ik daarover geloof als ik er niet zelf voor gekozen heb?

281. Wordt het een jungle als we het idee van de vrije wil opgeven?

Voor achteruitdenkers.

Geachte heer van Dam,

Twijfel zaaien over de vrije wil vind ik een zeer kwalijke zaak.

Geachte heer Teunissen,

Kan ik het helpen.

Teunissen: Als we het idee van de vrije wil opgeven, gaat de verantwoordelijkheid mee. Als we de verantwoordelijkheid kwijtraken, gaat de aansprakelijkheid mee. Als we de aansprakelijkheid kwijtraken gaat de rechtspraak mee. Als we de rechtspraak kwijtraken gaat de moraal mee. Als we de moraal kwijtraken, gaat de beschaving mee. Als we de beschaving kwijtraken, wordt het een jungle.

Van Dam: Zonder vrije wil kan niemand ervoor kiezen iets op te geven.

Teunissen: Het zou een chaos worden als niemand meer in de vrije wil gelooft.

Van Dam: Tenzij het een chaos is geworden omdat iedereen in de vrije wil gelooft.

Teunissen: Twijfel zaaien over de vrije wil vind ik een zeer kwalijke zaak.

Van Dam: Zegt u dat uit vrije wil of moest u wel?

Afbeelding: Man in een pak met aktetas, hangend aan een liaan in de jungle. Bijschrift: Een zeer kwalijke zaak.

282. Vergeving is niet moeilijk in een wereld zonder vrije wil

Sorry van deze tekst, hij drong zich aan me op.

Dader: Sorry dat ik je verkrachtte, ik moest wel.

Slachtoffer: Snap ik toch. Sorry dat ik je gezicht open krabde, het was een reflex.

Dader: Geen probleem hoor. Sorry dat ik je neus dichtkneep en mijn stijve in je mond stak, ik was het niet van plan.

Slachtoffer: Al goed. Sorry dat ik je lul afbeet, ik kon het ook niet helpen.

Dader: Kan gebeuren joh. Sorry dat ik je tepels afsneed, dat doe ik anders nooit.

Slachtoffer: Beter dan mijn lippen, haha. En sorry dat ik je ogen uitstak, mijn vingers waren sneller dan mijn verstand.

Agent: Sorry van die onnodige knuppelslagen, ik had mezelf niet in de hand.

Dader: Is gewoon een dienstwapen hoor. Sorry van die kopstoot, je kwam ook zo dichtbij.

Agent: Risico van het vak. En sorry dat ik in je knieën schoot, ik dacht niet na.

Bewaarder: Sorry dat ik de arts tegenhield, ik kon even niet anders.

Dader: Ik weet hoe het gaat. Sorry dat ik je neus eraf beet, het was gebeurd voor ik er erg in had.

Bewaarder: Alle begrip. En sorry dat ik je gezin voorloog dat je al dood was, ik was een beetje van slag.

Rechter: Sorry dat ik de jury heb beïnvloed, dat overkomt me maar zelden.

Dader: Maakt niet uit. Sorry dat ik uw vrouw heb laten vermoorden, dat was nergens voor nodig.

Rechter: Ach ja. En sorry dat ik het hoger beroep heb verhinderd, ik was mezelf niet.

Bewaker: En sorry dat ik in je galgenmaal heb gekakt, ik had me toch een aandrang.

Beul: Sorry van al die brandwonden man. Ik had je in één keer moeten doden maar ik was benieuwd naar het effect.

Dader: Even goede vrienden hoor. Doe er gerust duizend volt bij, voel je vrij. En sorry voor al die verontschul...

Afbeelding: Exploderende atoombom. Bijschrift: Sorry nog van die atoombom, hè, ineens drukte ik toch op die knop.

283. Wat is de wijsheid?

Te waar om mooi te zijn, 1.

Op de spirimarkt staat een mimemeester achter een leeg kraampje.

Hij roept: 'Antwoorden op al uw levensvragen! Helemaal voor niets! De waarheid voorbij de woorden! Komt dat zien!'

Je loopt naar hem toe, maakt een gassho en zegt: 'Wat is wijsheid?'

De meester zet zijn duim op zijn neus en beweegt zijn vingers heen en weer.

Je haalt je schouders op.

De meester zegt: 'Dat komt op hetzelfde neer.'

Hij roept: 'Antwoorden op al uw levensvragen! Helemaal voor niets! De waarheid voorbij de woorden! Komt dat zien!'

284. Wat is je Oorspronkelijke Gezicht?

Te waar om mooi te zijn, 2.

Op de spirimarkt staat een mimemeester achter een leeg kraampje.

Hij roept: 'Antwoorden op al uw levensvragen! Helemaal voor niets! De waarheid voorbij de woorden! Komt dat zien!'

Je loopt naar hem toe, maakt een gassho en zegt: 'Wat is mijn Oorspronkelijke Gezicht?'

De meester kijkt je stomverbaasd aan.

Je zegt: 'Op die manier.'

De meester zegt: 'Ziet u het ook eens bij een ander.'

Hij roept: 'Antwoorden op al uw levensvragen! Helemaal voor niets! De waarheid voorbij de woorden! Komt dat zien!'

285. Waarheid is een koe

Gevleugelde woorden van Meester Icarus.

Wijsheidstegeltje: waarheid is een koe, ze laat zich door iedereen melken.

286. De Hartmantra

Generale repetities.

❤️

het

❤️

hart

❤️

klopt

❤️

even

❤️

vaak

❤️

als

❤️

het

❤️

stopt

287. Wat je van niet-weten mag verwachten

Waarom ik niet gehecht ben aan onthechting.

'Hecht jij aan het leven, Hans?'

'Van mij mag het nog wel even doorgaan.'

'O?'

'Maar het mag ook wel ophouden.'

'Nu meteen?'

'Meteen, vannacht, volgende week, volgend jaar...'

'Komt dat door het niet-weten?'

'Wat?'

'Dat het leven van jou zowel mag doorgaan als ophouden?'

'Ik weet niet wat voor ellende mij nog boven het hoofd hangt; dat verzwakt het verlangen om door te leven. Ik weet niet wat voor heerlijks er nog uit die ellende voortvloeit; dat verzwakt het verlangen om uit het leven te stappen. Zoals ik ook niet weet wat voor ellende er weer uit dat heerlijks voortvloeit enzovoort.

Los daarvan heb ik altijd een doodswens gehad, als kind al. Het leven komt bij mij binnendenderen als een kudde olifanten. Dat is me weleens teveel en dan verlang ik ernaar niet meer te zijn.'

'Kom je ooit in de verleiding om dat voor onthechting door te laten gaan?'

'Waarom zou ik? Voor wie?'

'Zodat iedereen denkt dat jij verlicht bent.'

'Alsof mij dat wat kan schelen.'

'Sereen, zelfs in het aangezicht van de dood.'

'Het idee van verlichting is mij volkomen duister. Duister als het niet-weten zelf. Ik zie er niets in.'

'En onthechting?'

'Daar hecht ik niet aan en heb ik nooit aan gehecht.'

'Jij vindt het niet erg om aan het leven te hechten?'

'Of aan de dood. Of aan het leven én de dood. Of afwisselend aan het leven en aan de dood. Allemaal goed.'

'Komt dat dan wel door het niet-weten?'

'Ik zou in elk geval niet weten waarom onthechting te verkiezen is boven gehechtheid of andersom.'

'Er is voor allebei wat te zeggen.'

'En tegen allebei.'

'Wie niet weet heeft geen voorkeur voor onthechting.'

'Niet dat ik weet, al zou ik geen bezwaar hebben tegen voorkeur.'

'En sereniteit?'

'Dan moeten die olifanten spontaan in vlinders veranderen, en dat zie ik nog niet gebeuren.'

'Geen verlichting, geen onthechting, geen sereniteit...'

'Valt dat even tegen.'

'Ik probeer erachter te komen wat ik van niet-weten verwachten mag.'

'O, zeg dat dan meteen.'

'Wat mag ik van niet-weten verwachten?'

'Geen idee.'

'Bedoel je dat je van niet-weten geen ideeën mag verwachten of dat je geen idee hebt wat je van niet-weten mag verwachten?'

'Dat bedoel ik.'

'En daar neem jij genoegen mee?'

'Als het even kan.'

'En anders?'

'Neem ik genoegen met mijn ongenoegen.'

'Wat heb je daar nou aan.'

'Als je genoegen neemt met je ongenoegen is je ongenoegen geen reden meer voor ongenoegen.'

'Is dat alles?'

'Je moest eens weten.'

'Nu weet ik nog niet wat ik van niet-weten mag verwachten.'

'Dan weet je precies wat je van niet-weten mag verwachten.'

288. Niet-weten is nergens voor instaan

Ook hiervoor niet.

'Ben jij gehecht aan het leven, Hans?'

'Zo voelt het niet, maar wie weet.'

'Wat als je ineens ontdekt dat je er toch aan gehecht bent?'

'Kan maar zo.'

'In een noodsituatie bijvoorbeeld, waarin je tot je eigen verbazing voor je leven vecht of hals over kop op de vlucht slaat.'

'Vechten en vluchten zijn normale reacties onder abnormale omstandigheden.'

'Daar zou jij niet mee zitten?'

'Op dit moment niet.'

'Maar op dat moment misschien wel?'

'Of achteraf.'

'Zou je ermee zitten als je in een noodsituatie niets deed om je eigen leven te redden?'

'Op dat moment misschien wel, of achteraf, maar nu niet.'

'Zou je ermee zitten als je in een noodsituatie niets deed om andermans leven te redden?'

'Zelfde antwoord.'

'Zou je ermee zitten als je er in een noodsituatie alles aan deed om andermans leven te redden?'

'Idem.'

'Zelfs als je daarbij gehandicapt raakte of om het leven kwam?'

'Dito, behalve dat er dan misschien geen achteraf meer is.'

'Riskant spelletje.'

'Ik doe geen spelletje, ik doe een voorspelling.'

'Het enige wat je voorspelt is dat alles kan.'

'Je weet maar nooit. Ook niet of alles kan.'

'Als je je niets voorneemt, hoe hou je dan je roer recht?'

'Ik neem me best weleens iets voor. Ik ga er alleen niet vanuit dat ik me aan mijn voornemen zal weten te houden.'

'Waarom zou je je niet aan je voornemen houden?'

'Omdat de situatie weer eens anders is dan ik dacht, bijvoorbeeld. Omdat ik mezelf of de situatie weer eens niet in de hand heb. Omdat ik me weer eens bedenk. Heb jij dat nooit?'

'Dan sta je dus nergens voor in.'

'Ergens voor instaan, dat is pas riskant. Jezelf van tevoren vastzetten. Jezelf vooraf rijk of arm rekenen. Ik heb het te vaak zien mislukken, bij anderen en bij mezelf.'

'Dus dat doe je niet meer.'

'Ook daar sta ik niet voor in.'

289. Lijden, is er een einde aan? Euthanasie en antinatalisme

Om ergens vrij van te kunnen zijn moet je er zijn.

'Denk jij dat we onszelf kunnen bevrijden van het lijden, Hans?'

'Het is denkbaar.'

'Hoe dan?'

'Door onszelf te doden of te laten doden, bijvoorbeeld.'

'De dood is het einde van het lijden?'

'Aangenomen dat je dan niet meer bestaat of niet meer kunt lijden.'

'En mijn kinderen, kan ik die behoeden voor het lijden?'

'Waarom niet.'

'Behalve dat ik geen kinderen heb.'

'In dat geval kun je eerst proberen ze niet te verwekken.'

'Als ze niet verwekt zijn, kunnen ze ook niet lijden natuurlijk.'

'Aangenomen dat ze vóór hun verwekking nog niet bestaan of nog niet lijden.'

'Hoe kan iemand die niet verwekt is, of al overleden, nog lijden?'

'Doordat hij ergens anders of op andere wijze nog of al bestaat.'

'Hoe kan iemand ergens anders of op andere wijze nog of al bestaan?'

'Als lichaam in een andere wereld? Als geest of ziel in een andere dimensie? Op een voor ons onvoorstelbare wijze?'

'Maar om iemand te behoeden voor het lijden op aarde kun je hem doden of laten doden of voorkomen dat hij verwekt wordt.'

'Aangenomen dat hij niet meteen weer reïncarneert.'

'Denk jij dat alle voelende wezens uit het verleden en het heden lijden?'

'Dat moet je alle voelende wezens uit het verleden en het heden vragen.'

'Heb jij het lijden overwonnen?'

'Nee. Al lijd ik geestelijk veel minder dan toen ik jong was, vol dwaze ideeën en idealen.'

'Ken jij iemand die het lijden heeft overwonnen?'

'Alleen uit verhalen. Iedereen die ik ken of ooit gekend heb, lijdt, zowel lichamelijk als geestelijk.'

'En volgens jou is het onzeker of iemand voor zijn geboorte of na zijn dood vrij van lijden is.'

'Sommigen denken van wel. Sommigen denken van niet. Sommigen denken dat het afhangt van je zonden in dit leven of van je karma uit al je levens. Sommigen denken dat er geen leven is voor je verwekking of na je dood. Het is maar net aan wie je het vraagt.'

'En als je het jou vraagt?'

'Dan krijg je dit soort gesprekken.'

'Als je niet meer bestaat ben je toch zeker vrij van lijden?'

'Zeker niet.'

'Waarom niet?'

'Om ergens vrij van te kunnen zijn moet je er zijn. Als persoon, als geest, als ziel, als universeel bewustzijn, als gedachte in god, als god als vonk, verzin maar wat.'

'Wie niet bestaat rust niet in vrede.'

'Een lijk is gewoon een lijk, dat ligt niet bij te komen van het leven, kijk maar in een graf. As is as en niet herrijzende, kijk maar in een urn.'

'Nu weet ik nog niet of we ons kunnen bevrijden van het lijden.'

'Dan weet je evenveel als ik.'

Lees ook https://en.wikipedia.org/wiki/Antinatalism

290. Lijden, is er een einde aan? Het is maar net aan wie je het vraagt

Is er een einde aan het lijden?

Het is maar net aan wie je het vraagt.

Er is alleen een einde aan geestelijk lijden, beweert de een.

Er is alleen een einde aan lichamelijk lijden, beweert de ander.

Alleen voor boeddha's is er een einde aan het lijden.

Alleen voor verlichten is er een einde aan het lijden.

Alleen voor gelovigen is er een einde aan het lijden.

Alleen voor christenen is er een einde aan het lijden.

Alleen voor katholieken is er een einde aan het lijden.

Alleen voor protestanten is er een einde aan het lijden.

Alleen voor moslims is er een einde aan het lijden.

Alleen voor joden is er een einde aan het lijden.

Alleen voor stoïcijnen is er een einde aan het lijden.

Alleen voor sannyasins is er een einde aan het lijden.

Alleen voor mystici is er een einde aan het lijden.

Alleen voor sceptici is er een einde aan het lijden.

Alleen in sprookjes is er een einde aan het lijden.

Alleen tussen incarnaties in is er geen lijden.

De dood is het einde van het lijden.

Is er een einde aan het lijden?

Het is maar net wie je gelooft.

Wie geloof jij?

Wijsheidstegeltje: Het is maar net aan wie je het vraagt.
Lijden, is er een eind aan? Het is maar net aan wie je het vraagt.

291. Wat veroorzaakt lijden en wat kun je eraan doen?

Lijden in het christendom, het boeddhisme, het non-dualisme, de filosofie en de psychologie – een beknopt overzicht.

Lijden volgens de christen

Het christendom leert dat de mens gedoemd is tot lijden doordat de eerste vrouw, Eva, in het paradijs een hapje nam van een appel van de boom van de kennis van goed en kwaad, terwijl God dat nog zo verboden had.

Onze Lieve Heer was daar zo boos over dat hij Adam en Eva met schaamte sloeg en uit het paradijs verdreef. Ze mochten er nooit meer in en hun nakomelingen ook niet, vandaar dat de zonde van Eva in de Hof van Eden bekend staat als de erfzonde.

Een einde aan het lijden tijdens dit leven zit er voor christenen dus niet in, maar als ze zich christelijk gedragen, gaat na hun overlijden hun geestelijk overschot, de ziel, naar de hemel waar het met gouden bestek geestelijke spijzen mag nuttigen.

Hebben christenen zich niet christelijk gedragen dan gaat hun geestelijk overschot naar de hel voor een eeuwigdurend en verschrikkelijk lichamelijk afzien. Alle ongedoopte christenkindjes en alle niet-christenen wacht hetzelfde lot, want God is wel goed maar niet gek.

Lijden volgens de boeddhist

Het boeddhisme is een reïncarnatie- en heilsleer. Aan het menselijk lijden komt met het overlijden geen einde want ieder mens die niet het pad van de Boeddha gaat wordt steeds opnieuw geboren voor nog een rondje in de mallemolen van het leven.

Er is maar één uitweg uit de kringloop van geboorte en dood (samsara), en die uitweg is vervat in de vier Edele Waarheden:

1. Er is lijden.

2. Het lijden heeft een oorzaak.

3. De oorzaak van het lijden kan opgeheven worden.

4. Door het achtvoudige pad te volgen wordt het lijden beëindigd.

Degene die naar het einde van het lijden streeft (of anderen daarbij helpt) heet een bodhisattva.

Degene voor wie het lijden beëindigd is, heet een boeddha. Hij is ontsnapt aan samsara en verblijft voorgoed in nirwana.

Het achtvoudige pad is en lang en zwaar. Het vergt volledige inzet gedurende vele levens. Slechts een enkele bodhisattva bereikt het einde van het lijden nog in dit leven.

Lijden volgens de non-dualist

Het non-dualisme leert dat er geen lijden is, alleen een moeiteloos zien van ogenschijnlijk lijden.

Deze visie is gebaseerd op de gedachte dat wij niet de persoon zijn die we denken te zijn, maar maar de kenner van het gekende, het doek waarop de film van onze persoon wordt geprojecteerd, het universele bewustzijn waarin alle verschijnselen zich manifesteren, inclusief de persoon die zich 'ik' noemt, en zijn eeuwige leed.

Door je aandacht te verleggen van het lijden naar het zien van het zogenaamde lijden, kun je er afstand van nemen. Door je niet langer te vereenzelvigen met je leed maar met het ene bewustzijn waarvan het een manifestatie is en waarin jijzelf een manifestatie bent, doet het niet meer zo zeer.

De non-dualistische goeroe en kettingroker Sri Nisargadatta Maharaj, die aan het eind van zijn leven keelkanker in een vergevorderd stadium had, zei: 'Hier is verschrikkelijk veel pijn, daar niet.'

Radicale non-dualisten wijzen psychotherapie af als een vorm van eigenwilligheid die het geloof in de persoon bestendigt in plaats van ondermijnt.

Een kritische benadering van het non-dualisme vind je in het Witboek Advaita.

Lijden volgens de filosoof

Filosofieën die nog in dit leven een einde aan het lijden in het vooruitzicht stellen of troost bieden voor het onvermijdelijke lijden, vind je al bij de oude Grieken: hedonisme, pythagorisme, stoïcisme.

Filosofie die een beetje helpt relativeren is van alle tijden: van het antieke subjectivisme, scepticisme en pyrronisme tot het twintigste-eeuwse postmodernisme.

Utopistische filosofieën, zoals het dialectisch materialisme, het communisme, het socialisme, het existentialisme, het kapitalisme, het socialisme en het fascisme claimen door een omwenteling van de wereldorde het lijden van de mensheid te kunnen verminderen of beëindigen.

Of ze hun belofte hebben waargemaakt, laat ik aan je eigen oordeel over.

Lijden volgens de psycholoog

In de filosofie is mentalisme de opvatting dat gedachten en gevoelens geen bijverschijnselen zijn van lichamelijke processen, maar zelf geestelijke en gedragsmatige veranderingen kunnen veroorzaken.

In de psychologie is mentalisme de opvatting dat we niet lijden onder wat er gebeurt maar door hoe we ernaar kijken en ermee omgaan. Deze opvatting ligt ten grondslag aan de verschillende vormen van cognitieve therapie, waaronder RET.

Rationeel-emotieve therapie (RET) werkt met het ABC-model: er is een Aanleiding, een Bril waardoor je ernaar kijkt, en dat heeft Consequenties. Door een andere Bril op te zetten kunnen we ons denken en daarmee onszelf en de wereld veranderen.

Neuro Linguïstisch Programmeren (NLP) maakt gebruik van een keur aan mentalistische technieken. Een daarvan heet herkaderen, wat net zoiets is als het opzetten van een andere bril in RET. Biologische groenten zijn niet slecht voor je portemonnee maar goed voor het milieu. Het leven is geen aaneenschakeling van problemen maar van uitdagingen.

Verder lezen:

https://nl.wikipedia.org/wiki/Mentalisme_(filosofie)

https://nl.wikipedia.org/wiki/Probleem_van_mentale_oorzakelijkheid

Lijden volgens Byron Katie

De Amerikaanse zelfhulpgoeroe en cognitief therapeute Byron Katie is net als veel psychotherapeuten van mening dat lijden veroorzaakt wordt door onjuiste of onrealistische gedachten. Volgens haar kun je een eind maken aan je verdriet, angst en boosheid door jezelf vier standaardvragen te stellen over iedere pijnlijke gedachte die er in je opkomt:

1. Is dat waar?

2. Kan ik dat wel weten?

3. Wat gebeurt er als ik dat geloof?

4. Wie zou ik zijn zonder die gedachte?

Dit gedachteonderzoek noemt Byron Katie Het Werk. Als je maar hard genoeg werkt, komt er volgens haar vanzelf een einde aan je lijden. Dat kan lang duren; naar eigen zeggen is Byron Katie na dertig jaar nog steeds niet uitgewerkt.

Een kritische benadering van Het Werk vind je in Byron Katie voor Workaholics.

292. Gouden bergen, gebakken licht

Deel 1 van een 10-delig dwaalgesprek over lijden, geluk, levenskunst en niet-weten

Noor: Veel spirituele leraren en schrijvers beloven gouden bergen. Een einde aan het lijden. Het hoogste geluk. Onvoorwaardelijke liefde. Universeel mededogen. De wijsheid voorbij alle wijsheid. Jij belooft niets, en daar ben je heel gewetensvol in.

Hans: Gouden bergen, zeg dat wel. Eenheid, harmonie, onverstoorbaarheid, innerlijke vrede, volmaaktheid, spontaniteit, authenticiteit, waarheid, onsterfelijkheid, onbevreesdheid, zorgeloosheid – het kan niet op.

Noor: Wat is daarop tegen?

Hans: Niets. Ik gun iedereen zijn gouden berg. Ik gun iedereen zijn zoektocht naar een gouden berg. Ik gun iedereen die een afkeer heeft van gouden bergen zijn kruistocht. Maar: geen vulkaan zonder krater en geen roes zonder kater.

Noor: Wat voor kater?

Hans: Als je op de top van de gouden berg meent te staan, heb je veel te verliezen. Is het wel goud wat er blinkt? Misschien is je berg alleen maar verguld, heb je klatergoud voor edelmetaal aangezien.

Wie het licht meent te hebben te zien kan zomaar tegen de lamp lopen. Bestaat verlichting (realisatie, ontwaken) eigenlijk wel of heb je jezelf maar wat wijsgemaakt of wijs laten maken? Of bestaat verlichting inderdaad maar stelt het niet veel voor en blijft het leven je voor problemen stellen?

Ik ken mensen die verlichting een afknapper vinden. Ik ken mensen die hebben geconcludeerd dat dit het niet kon zijn, dat ze er toch nog niet waren, nog een stap te gaan hadden, een heel andere kant op moesten. Ik ken mensen die terugkijken op hun verlichting als de volgende illusie, op hun ware gezicht als het volgende masker, op hun geweldige goeroe als de volgende oplichter.*

* Zie ook Halfway Up the Mountain: The Error of Premature Claims to Enlightenment van Mariana Caplan.

Naakte vrouw op een klein gouden eiland middenin de oceaan.
^ Gouden bergen

Noor: En de zoeker?

Hans: Arme jij. Waarom ga je op pad? Omdat het leven je niet bevalt. Het kan beter, denk je, jij kunt beter. Leven is een kunst en jij gaat je die eigen maken. Het leven is maakbaar, jij bent maakbaar, maar je hebt het nog niet gemaakt. Dus zoek je je heil in een of andere traditie die een uitweg belooft, een manier om boven jezelf uit te stijgen, van een rups een vlinder te worden, van een loser een winnaar.

Zo naar je leven kijken doet zeer en alles inzetten op één traditie maakt je onzeker. Heb je je wel bij de juiste club aangesloten? Weet je leraar wel waar hij het over heeft? Ben je wel zuiver in de leer? Doe je je oefeningen wel goed? Zullen je inspanningen ooit beloond worden? Wat als er helemaal geen gouden bergen zijn?

Want dat weet je allemaal niet, dat kun je niet weten, je vaart blind op andermans kompas. Terwijl er net zoveel kompassen als mensen zijn, die allemaal hun eigen kant op wijzen. Dat kun je overal om je heen zien, als je het wilt zien, maar je wilt het niet zien want je mocht je geloof in je eigen traditie, in een betere toekomst, eens kwijtraken.

Noor: En de scepticus?

Hans: Die is er niet veel beter aan toe. Als je gelooft dat gouden bergen luchtspiegelingen zijn, moet je dat steeds voor jezelf bewijzen, want de gedachte dat je in dit korte en misschien wel enige leventje het mooiste misloopt wat het bestaan te bieden heeft, is nauwelijks te verdragen.

Dus ga je verhalen verzamelen over malafide meesters, kan niet missen, speur je spirituele teksten na op tegenstrijdigheden, altijd prijs, en word je lid van de Vereniging tegen Spirituele Kwakzalverij in de hoop je wankele scepsis te bolsteren met een al even ongefundeerd geloof in andermans ongeloof – een kansloze missie. En ben je nog steeds in de ban van de heilige graal, maar nu als tegenstander, klokkenluider, ontmaskeraar.

Noor: En jij? Heb je gevonden, ben je zoekende of voer je een kruistocht?

Hans: Nee, nee en nee.

Noor: Wat dan wel?

293. Maakt niet-weten een einde aan het lijden?

Deel 2 van een 10-delig dwaalgesprek over lijden, geluk, levenskunst en niet-weten

Hans: Waarom hebben wij dit gesprek? Wat hoop je van me te horen? Wat is je meest brandende vraag?

Noor: Of er gouden bergen zijn, natuurlijk. Of jaag ik schimmen na?

Hans: Ik kan niet zeggen dat er gouden bergen zijn, ik kan niet zeggen dat ze er niet zijn. Dat moet je voor jezelf uitmaken. Tenzij je een ander wilt napraten.

Noor: Heb jij het voor jezelf uitgemaakt?

Hans: Ja, ik ben eruit.

Noor: En?

Hans: Ik kan niet zeggen dat er gouden bergen zijn, ik kan niet zeggen dat ze er niet zijn. Dat moet je voor jezelf uitmaken. Tenzij je een ander wilt napraten.

Noor: Dat zei je al.

Hans: Ik ken de berg niet van het dal, maar jodelen kun je overal.

Noor: Wat?

Hans: Jodelahiti.

Noor: Je weet niet of er gouden bergen zijn, je hoeft het niet te weten en je blijft er nog vrolijk onder ook?

Hans: Weteloosheid is mijn gouden berg.

Noor: Mij lijkt het meer een gouden put.

Hans: Al was het een roestig blik.

Noor: Jij liever dan ik.

Hans: Wat is jouw gouden berg?

Noor: Een einde aan het lijden. Boeddha worden. Nirwana.

Hans: Welja, doe meteen de Mount Everest maar.

Noor: Maakt niet-weten een einde aan het lijden?

Hans: De dood maakt een einde aan het lijden, zeggen ze.

Noor: Weteloosheid niet?

Hans: Niet dat ik weet.

Noor: Ik bedoel, maakt het jou...

Hans: Nee.

Noor: Wat nee?

Hans: Niet-weten maakt me niets.

Noor: Niets?

Hans: Het maakt me niet positief, zacht, heel, harmonieus, goddelijk, liefdevol, dankbaar, luchtig, optimistisch, extatisch, dynamisch of onkwetsbaar.

Het maakt me niet neutraal, onverstoorbaar, gelijkmoedig, onpartijdig, open, onbevangen, ontvankelijk, verdraagzaam, wijs, realistisch of stoïcijns.

Het maakt me niet negatief, opstandig, defaitistisch, fatalistisch, wanhopig, dwaas, rusteloos, cynisch, onverschillig, pessimistisch, moe, melancholiek, verdrietig of gelaten.

Excuses voor deze opsomming, dan hebben we het meteen maar gehad.

Noor: Wat maakt niet-weten je dan wel?

Hans: Iets weten maakt je iets, niets weten maakt je niets.

Noor: Dit klinkt niet als het einde van het lijden.

Hans: Het klinkt niet als wat dan ook. Niet-weten lijkt nergens op.

294. Is niet-weten onvoorwaardelijke liefde?

Deel 3 van een 10-delig dwaalgesprek over lijden, geluk, levenskunst en niet-weten

Noor: Sommige advaitaleraren zien niet-weten als onvoorwaardelijke liefde. Wat vind jij daarvan?

Hans: Ik ken die gedachtegang. Je weet het niet, dus je oordeelt nergens over, dus je bent alles keuzeloos gewaar, zonder voorwaarden te stellen. Alles mag er zijn van het Bewustzijn dat je bent, en dat is onvoorwaardelijke liefde.

Noor: Mooi toch?

Hans: Mij te mooi, en het zit nog vol verborgen aannames ook.

Noor: Welke aannames?

Hans: Dat iemand die niet weet niet meer oordeelt, dat wie niet oordeelt geen keuzes maakt, dat voor iemand die niet kiest alles er mag zijn, dat er zoiets is als Bewustzijn, dat jij dat bent en dat Bewustzijn onvoorwaardelijke liefde is omdat het nooit wegkijkt. Ik zou dat geen niet-weten noemen, jij?

Noor: Hoe zou jij het noemen?

Hans: Een verhaal.

Noor: Een mooi verhaal.

Hans: Vol verborgen voorwaarden.

Noor: Welke voorwaarden?

Hans: Mag je ineens nergens meer over oordelen, moet je ineens keuzeloos zijn, mag je geen voorwaarden meer stellen, moet alles er maar mogen zijn. Als dat al liefde is, dan voorwaardelijke.

Noor: Voor jou is weteloosheid geen onvoorwaardelijke liefde?

Hans: En ook niets anders.

Noor: Waarom niet?

Hans: Weteloosheid betekent gewoon dat je het allemaal niet meer weet. Dat is alles.

Noor: Geen onvoorwaardelijke liefde dus. Wat nog meer niet?

Hans: Je vraagt naar de negatieve weg, de via negativa. Zeggen wat iets is door te zeggen wat iets niet is. Daar is geen einde aan.

Noor: Je kunt allicht een beginnetje maken.

Hans: Ik kan nog wat gouden bergen benoemen. Zo is niet-weten geen vriendelijkheid, geen mededogen. Het is geen zachtheid, geen tederheid, geen intimiteit. Het is geen kwetsbaarheid, geen onkwetsbaarheid. Het is geen nederigheid, geen bescheidenheid, geen deemoed.

Niet-weten is geen groot vertrouwen, geen diepste grond of laatste zekerheid. Het is geen onschuld, geen spontaniteit, geen authenticiteit. Het is geen openheid, geen vrijheid, geen kunst, geen weg, geen bestemming. Het is geen keuze, geen overgave, geen genade.

Niet-weten is geen onbemiddelde blik op de werkelijkheid zelf, geen zelfverwerkelijking, geen eenwording met de of het absolute. Het is niet het zijn of het leven zelf, niet het einde van de werkelijkheid. Het is niet de leegte, niet het niets.

Niet-weten is geen hemel, geen nirwana, geen paradijs. Het is geen onzekerheid en geen zekerheid. Het is geen bevrijdend inzicht, geen hoogste waarheid, geen eeuwige wijsheid, geen wijsheid voorbij alle wijsheid, geen onwetendheid en geen dwaasheid.

Noor: Een heleboel leraren beweren dat niet-weten...

Hans: Iedere bewering over niet-weten is het einde van niet-weten, maakt van een blanco bladzijde weer een verhaal met een moraal.

Noor: Niet-weten is einde verhaal.

Hans: Als je daar maar geen moraal van maakt.

295. Was Osho onverstoorbaar of deed hij maar alsof?

Deel 4 van een 10-delig dwaalgesprek over lijden, geluk, levenskunst en niet-weten

Noor: Heb je weleens iemand ontmoet die vrij van lijden was? Vrij van pijn, zorgen, angsten, verlangens, voorkeur en afkeer?

Hans: Nee. Niemand heeft ooit tegen me gezegd dat hij vrij van lijden was. Niemand heeft me ooit die indruk gegeven, ook de mensen die voor ontwaakt doorgaan niet.

Ik kan me er ook niets bij voorstellen. Wie niets wil en nergens bang voor is haalt het einde van de dag niet. Totale zorgeloosheid, totale onbevreesdheid, totale onverstoorbaarheid en totale onthechting zijn totaal onverenigbaar met het leven.

Noor: Osho maakte op mij een totaal serene indruk.

Hans: Op het podium misschien. Hij was een groot acteur voor licht-gelovigen. In het middelpunt van de belangstelling voelde hij zich thuis als een narcist in een spiegelpaleis. Overal zag hij zichzelf. Hij omringde zich met mensen die op hem leken of wilden lijken.

Achter de schermen woonde nog altijd het jochie Rajneesh Chandra Mohan. Een lichtgeraakt ventje dat kon kibbelen als een oud wijf, sla de biografieën er maar op na. Een gelijkhebber die genoot van het debat omdat hij er zo goed in was. Uit zijn leer blijkt zonneklaar hoe onhebbelijk en hooghartig hij was. Zoals iedereen met een leer, die precies weet wat waar en waardevol is en verder alles voor onwaar en waardeloos houdt.

De gewone mens was voor Osho niet te verdragen, daarom noemde hij hem de oude mens en verzon hij de nieuwe mens – Zorba de Boeddha, de onthechte hebberd, naar zijn evenbeeld, of naar het evenbeeld van zijn zorgvuldig opgebouwde imago, wie zal het zeggen. Zo schiep hij ruimte voor zijn eigen verslavingen: aan macht, geld, bezit, seks, lachgas.

Onder invloed van zijn idolate volgelingen die hem als levende voetstukken op handen droegen, werd Osho steeds megalomaner. In zijn laatste decennium kreeg de onthechte paranoïde trekjes. Zoals elke zelfverklaarde revolutionair was hij chronisch woedend op de gevestigde orde, op alle regeringen die het ontwaken van de mensheid, lees het vestigen van Osho's Oranje Orde, in de weg stonden.

Ook leed Osho aan een breed spectrum van kwalen die we tegenwoordig eufemistisch psychosomatisch noemen, en van overgevoeligheden die we tegenwoordig eufemistisch HSP noemen. Was deze man werkelijk het lijden voorbij? Volledig vrij van pijn, zorgen, angsten, verlangens, voorkeur en afkeer? Wat denk jij?

Noor: Oké, Osho is misschien niet zo'n goed voorbeeld, maar zenmeesters staan er toch om bekend dat ze onder alle omstandigheden...

Hans: Haha, zeker nooit een zenmeester ontmoet. Ga daar maar eens mee praten en vraag vooral goed door.

Noor: Wat dan?

Hans: Onder zenboeddhisten vind je minstens zoveel neuroten als onder normale mensen. Meer nog, is mijn indruk. Niet voor niks zijn ze zen gaan doen. Niet voor niks houden ze het decennialang vol.

Zenboeddhisten hebben structuur nodig. Vaste waarden, vaste regels, vaste gewoontes. Een traditioneel verhaal met een traditionele moraal over iets absoluuts dat door geen Nietzsche doodverklaard kan worden.

Noor: Het ware zelf.

Hans: Jan-Willem van de Wetering vertelt in een van zijn zenboeken over een congres voor zenmeesters in Japan dat door een tyfoon werd getroffen. De boeddha's schrokken zo van het natuurgeweld dat ze de eerste trein naar huis namen om daar in hun vertrouwde omgeving op hun vertrouwde kussentje weer gauw het ware zelf te gaan zitten belichamen.

Hoe nu? Is de verstoorde wellicht onverlicht? Is de verlichte toch verstoorbaar? Speelt zijn onverstoorbaarheid zich af op een dieper niveau, blijft hij rustig onder zijn onrust of wat?

296. Maakt niet-weten je onverstoorbaar?

Deel 5 van een 10-delig dwaalgesprek over lijden, geluk, levenskunst en niet-weten

Noor: Hoe onverstoorbaar ben jij?

Hans: Probeer mijn ogen maar eens uit te steken, dan zal ik je een levendige demonstratie van mijn onverstoorbaarheid geven.

Noor: Wat gebeurt er dan?

Hans: Dat weet ik pas als het gebeurt.

Noor: Raad eens.

Hans: Ik zal mezelf verdedigen of meteen aanvallen, uitwijken, terugslaan of allebei. Ik zal boos worden of bang, gillen of lachen van schrik of opwinding. Misschien reageer ik helemaal niet, of niet zichtbaar, ik heb geen idee.

Noor: Zou jij in een neerstortend vliegtuig...

Hans: Zet mij in een vallend vliegtuig, in een stadion vol vechtlustige hooligans of op een plein vol panikerende pelgrims en er zal pure adrenaline door mijn aderen vloeien, net als bij de meeste mensen onder die omstandigheden.

Bij een ongetraind iemand als ik veroorzaakt een overdosis adrenaline meestal een ondoordachte reactie waarvan de gevolgen niet te overzien zijn. Daarna trek ik wit weg en begin ik te bibberen, en dan duurt het nog een hele tijd voor ik een beetje ben bijgekomen. In de uren en jaren erna zal ik me nog vaak afvragen wat er nu precies gebeurde en wat ik anders had kunnen doen.

Noor: Ja, dat herken ik wel.

Hans: En echt niet alleen bij rampen of de dreiging daarvan, hoor. Ik lijk kalm, maar dat is een pose, jong geleerd, nooit afgeleerd. Een poging om mijn omgeving te bezweren, en mezelf natuurlijk, door rust uit te stralen. Soms werkt het nog ook.

Noor: Je klinkt nogal schrikachtig.

Hans: Zeg dat wel. Er hoeft maar een baby te janken, een mens te schreeuwen, een hond te blaffen, een uitlaat te knallen of ik schiet subiet in een staat van paraatheid. Ernstige aandachtsvernauwing, tot het janken, schreeuwen, blaffen, knallen voorbij is, en nog een poosje daarna, tot alle opwindstofjes en afleidgedachten helemaal zijn afgebroken. Het zit hem niet in de decibellen; ook zachte geluiden kunnen compleet met me aan de haal gaan.

Noor: Geen toonbeeld van onverstoorbaarheid, dus.

Hans: Je kunt zonder overdrijving zeggen dat ik totaal verstoorbaar ben. Mijn filters werken niet, of ze zeven het verkeerde weg. Zo ben ik geboren, zo ben ik altijd geweest, zo zal ik wel blijven. Of meneer Alzheimer en consorten moeten nog wat draadjes doorknippen die ze tot nog toe over het hoofd hebben gezien, zoals ze ook bij mijn ouders zo bekwaam hebben gedaan.

Vrij van honger, dorst, pijn, vermoeidheid, frustratie en, o ja, verveling, ben ik ook al niet, om maar eens wat voorbeelden van 'klein' leed te noemen.

297. Huilt de verlichte nog weleens?

Deel 6 van een 10-delig dwaalgesprek over lijden, geluk, levenskunst en niet-weten

Noor: Huil jij weleens?

Hans: Als het even kan slik ik het weg. Meestal lukt dat wel.

Noor: Waarom slik je het weg?

Hans: Huilen doet zeer. Mijn ogen, mijn neus, mijn keel – alles prikt en trekt, wordt rood, zwelt op. Sommigen schijnt het op te luchten, mij maakt het overstuur. Liever overdenk ik rustig wat er gebeurt is of praat ik erover, dan is het leed meestal snel geleden.

Noor: En andere sterke emoties?

Hans: Zelfde verhaal. Ik probeer ze te vermijden.

Noor: Waarom?

Hans: Zwakke zijn mij krachtig genoeg. Alles komt hard binnen, alsof er een versterker zit tussen mij en de wereld. Familietrekje, van opa op vader op zoon. Het heeft lang geduurd voordat ik doorhad dat niet iedereen zo in elkaar zit als ik.

Noor: Ik had eerlijk gezegd niet verwacht dat iemand die zo vol is van niet-weten als jij nog steeds snel van slag raakt. Betekent dat niet...

Hans: Voor mij niet.

Noor: Maar...

Hans: Voor jou kennelijk wel. Is goed hoor. Je mag ervan vinden wat je wilt.

Noor: Ze zeggen dat U.G. Krishnamurti nooit om zijn overleden zoon heeft gehuild.

Hans: Is dat iets goeds of iets slechts?

Noor: Byron Katie heeft naar eigen zeggen vredig glimlachend vastgesteld dat haar pasgeboren kleinzoon niet ademde.

Hans: Ze zeggen ook dat Nisargadatta regelmatig om zijn overleden vrouw huilde. Nou en?

Noor: Misschien was Nisargadatta er nog niet helemaal.

Hans: Misschien waren Byron Katie en Krishnamurti er nog niet helemaal. Misschien zijn Nisargadatta. Byron Katie en Krishnamurti er allemaal helemaal op hun manier. Misschien zijn ze er geen van alle helemaal of helemaal niet. Misschien is niemand ergens helemaal of is er helemaal geen ergens om helemaal te zijn.

Noor: Wat denk jij?

Hans: Dat denk ik.

Noor: Op die manier.

Hans: Ik ben Krishnamurti niet, ik ben Byron Katie niet en ik ben Nisargadatta niet. Ik ben niet op zoek naar een leraar, verlosser of rolmodel, verlang er niet naar net als zij te worden of net als wie dan ook, als dat al zou kunnen.

Ik moet er niet aan denken hun leven te moeten leiden of hun lijden te moeten dragen. Ik heb geen boodschap aan hun boodschap, trek geen lering uit hun lering, niet uit hun gedrag.

Het enige verlangen dat mensen met wijsheidspretenties nog in me wekken is mijn vingers in mijn oren te stoppen. Ik heb genoeg aan de lege leer en ook daar zweer ik niet bij.

298. Leven zonder pijn is dodelijk

Deel 7 van een 10-delig dwaalgesprek over lijden, geluk, levenskunst en niet-weten

Noor: Geloof jij dat er een einde is aan het lijden, zoals het boeddhisme verkondigt?

Hans: Ik geloof het niet, maar ik geef geen cent om wat ik wel en niet geloof.

Noor: Waarom niet?

Hans: Wat ik ook geloof, weten doe ik het niet. Daarom heet het geloof.

Noor: Volgens de vier edele waarheden van de Boeddha is er lijden, heeft dat lijden een oorzaak, kan die oorzaak opgeheven worden en wordt het lijden beëindigd door het achtvoudige pad te volgen. Dat lijkt me toch duidelijk genoeg.

Hans: Lijkt, zeg dat wel. Want wat versta je precies onder lijden? Daar is het boeddhisme niet duidelijk over. Zolang je dat begrip niet afbakent, lijkt het net of het over alle mogelijke vormen van lijden gaat.

Noor: En dat gaat het niet.

Hans: Op het vlak van lichamelijke lijden heeft het achtvoudige pad niets wezenlijks te bieden. Andere spirituele en religieuze heilswegen ook niet.

Ik ken tenminste geen enkele grote traditie die claimt een eind te kunnen maken aan pijn en andere lijfelijke ellende, zoals misselijkheid, duizeligheid, griep, ontstekingen, constipatie, diarree, jeuk, eczeem, spataderen en oedeem, hartfalen, nierfalen, vaatziekten, kanker et cetera, terwijl dat toch een enorme bron van lijden is. Het is trouwens maar de vraag of je helemaal van je pijn af moet willen, als het al zou kunnen.

Noor: Hè? Waarom zou je dat niet willen? Ik denk dat iedereen wel vrij van lichamelijke pijn zou willen zijn.

Hans: De natuur heeft dat experiment al voor ons uitgevoerd. Er lopen miljoenen mensen rond met een hele hoge pijndrempel en sterk verminderde pijnsensatie. En duizenden mensen die helemaal geen pijn kennen.

Noor: Echt? Daar heb ik nog nooit van gehoord.

Hans: Weinig pijn voelen heet hypoalgesie. Nooit pijn voelen heet analgesie. Pijndoofheid, zeg maar.

Noor: Ik zou er een moord voor doen.

Hans: Weet wat je wenst.

Noor: Hoezo?

Hans: Mensen die geen pijn voelen leren nooit om voorzichtig met hun lichaam om te gaan.

Ze nemen krankzinnige risico's, springen onbekommerd van trappen, muurtjes en daken, breken een voet, been, pols of sleutelbeen en lopen of strompelen vrolijk verder.

Ze gaan onbevreesd het gevecht in, het strijdgewoel, de scrum, en incasseren lachend vernietigende klappen.

Ze kauwen zonder het door te hebben hun lippen stuk, hun wangen, hun tong, en soms zit er niets anders voor ze op dan al hun gebitselementen te laten trekken, verdoving niet nodig, en voortaan tandeloos door het leven te gaan.

Ze voelen geen hitte en geen koude, hebben geen terugtrekreflex en lopen verschrikkelijke brandwonden en bevriezingen op.

Ze snijden net zo makkelijk in hun vingers als in een lap vlees en hebben het pas in de gaten als er bloed vloeit of een pink tussen de peentjes ligt.

Ziektes merken ze door hun ongevoeligheid later op dan anderen, waardoor ze niet op tijd of helemaal niet behandeld worden.

Analgeten gaan vroeg dood, vaak al voor ze volwassen zijn. Pijndoofheid is een ernstige, levensbedreigende aandoening, niet het einde van het lijden, nirwana of verlichting.

Noor: Jammer.

Hans: Weer een illusie armer.

Monnik die op zijn buik ligt met zijn kin op een spijkerkussen.

299. Maakt verlichting een einde aan je pijn?

Deel 8 van een 10-delig dwaalgesprek over lijden, geluk, levenskunst en niet-weten

Noor: Volgens het non-dualisme bestaat je lichaam alleen maar uit gedachten.

Hans: Hun leer bestaat ook alleen maar uit gedachten.

Noor: Als ze gelijk hebben bestaat lichamelijke pijn ook alleen maar uit gedachten.

Hans: Wat maakt het uit als je crepeert van de pijn.

Noor: Mensen die verlicht zijn zeggen dan: er is wel pijn, maar die is niet van mij.

Hans: Kan best wezen, maar zeer doet het evenzeer. Pijn is pijn, of je je er nu mee identificeert of van distantieert.

Noor: Nisargadatta had keelkanker in een vergevorderd stadium. Hij zei: Hier is verschrikkelijk veel pijn, daar niet.

Hans: Maar hij was niet alleen maar daar, hè. Anders had hij nooit geweten dat er hier verschrikkelijk veel pijn is.

Noor: Daar zit wat in.

Hans: Wat heb je eraan om met één been aan gene zijde te staan, in de non-dualiteit, in het absolute, in het bewustzijn, in het ene, in de bron of hoe het ook allemaal mag heten, gesteld dat er zoiets is, zolang je met je andere been, natuurlijke net het zere, nog steeds aan deze zijde staat, in de wereld, in het relatieve, in de dualiteit, in het weten of hoe het ook allemaal mag heten, gesteld dat er zoiets is. Zie eerst maar eens met beide benen aan gene zijde te komen voor je begint te juichen.

Noor: Hoe dan?

Hans: Misschien door zelfdoding.

Noor: Misschien?

Hans: Misschien ja, want ik weet niet of je er wel voor kunt kiezen om jezelf te doden, want ik weet niet of je wel een vrije wil hebt.

Misschien, want ik weet niet of je na je overlijden nog wel bent.

Misschien, want ik weet niet of er zoiets is als gene zijde.

Misschien, want ik weet niet of je daar na je heengaan heen gaat.

Misschien, want ik weet niet of er aan gene zijde geen pijn is.

Misschien, want ik weet niet of je voor altijd aan gene zijde blijft.

Noor: Misschien word je wel wedergeboren, bedoel je.

Hans: En misschien, want ik weet niet of er daar geen alternatieve vormen van lijden bestaan waarvan we nog nooit gehoord hebben.

Noor: Kan ik me niets bij voorstellen.

Hans: Pijndoven kunnen zich niets voorstellen bij pijn, maar daarom bestaat die nog wel.

En heb je er weleens bij stil gestaan dat dit al het leven na de dood zou kunnen zijn? Of het leven voor je geboorte? Of voor je volgende geboorte? Dat je er zo meteen misschien in sterft of uit geboren wordt?

Noor: Geloof je dat echt?

Hans: Nee.

Noor: Waarom zeg je het dan?

Hans: Omdat het zou kunnen. Omdat ik het niet weet.

300. Niet-weten is geen kunst, dus ook geen levenskunst

Deel 9 van een 10-delig dwaalgesprek over lijden, geluk, levenskunst en niet-weten

Noor: Sta jij als agnost met één been aan gene zijde?

Hans: Ik heb het verschil met deze zijde nooit begrepen.

Noor: Bedoel je dat deze zijde al gene zijde is?

Hans: Hoe moet ik dat weten?

Noor: Vorm is leegte. Samsara is nirwana. Het relatieve is het absolute.

Hans: Je kunt me nog meer vertellen.

Noor: Er is geen onderscheid. Alles is één.

Hans: Ik heb geen idee.

Noor: Dat is niets om trots op te zijn.

Hans: Geen idee hebben is niets om je voor te schamen.

Noor: Zie je het niet-weten als een inzicht?

Hans: Het lege inzicht dan toch. Het inzicht voorbij alle inzichten voorbij. Ik hou wel van dat soort formuleringen, maar het zit tegen dikdoenerij aan als je er, zoals ik, niet meer mee bedoelt dan dat je geen idee hebt, of teveel ideeën waaruit je niet kan kiezen.

Noor: Zie je het niet-weten als een kunst? De kunst van het leven, ars vivendi? De kunst van het sterven, ars moriendi?

Hans: Ik zie het niet-weten als een onvermogen, meer niet. Maar het is een hele kunst om je onvermogen onder ogen te zien en ernaar leven.

Noor: De kunst van het niet kunnen.

Hans: En van het niet kennen.

Noor: 'Leven is geen kunst.'

Hans: Geen kunstje en geen kunde.

Noor: 'Levenskunst is vliegwerk.'

Hans: En vrij alleen je val.

Noor: Ik begin zo langzamerhand te begrijpen waarom je geen gouden bergen wilt beloven.

Hans: Gouden bergen beloven is makkelijk. Niets beloven, dat is pas moeilijk. Niet-weten is een lege belofte. Die ik iedere dag afleg.

Noor: 'Afleg' in de zin van 'bevestig' of in de zin van 'terugneem'?

Hans: Voor lege beloftes komt dat op hetzelfde neer.

Noor: Voor jou is spiritualiteit gebakken lucht.

Hans: Gebakken licht.

Noor: Haha.

Hans: Zwaarte uit je hoofd, klaarte in je ogen. Niets zo licht als de lege leer.

301. Niet-weten is het einde van het geloof in het einde van het lijden

Slot van een 10-delig dwaalgesprek over lijden, geluk, levenskunst en niet-weten

Noor: Weteloosheid is niet het einde van het lijden, dat is me nu wel duidelijk.

Hans: Niet het einde van het lijden, nee.

Wel het einde van het heilige geloof in het einde van het lijden.

En het einde van het heilige ongeloof in het einde van het lijden.

En het einde van het streven naar het einde van het lijden, zowel dat van jezelf als dat van anderen.

En het einde van het streven naar het einde van het geloof in het lijden, als je me nog kunt volgen.

Weteloosheid is het einde van het heilige geloof in al je gedachten over het einde van het lijden en over wat dan ook. Inclusief deze gedachte, anders zit je daar weer in vast.

Ach, ik zou je zo graag eens laten voelen hoe het is om losgezongen te zijn van alle gedachten groot en klein, om jezelf telkens weer los te zingen of losgezongen te zien raken, maar ik weet niet hoe.

Noor: Weteloosheid is voor jou het hoogste geluk.

Hans: Niet het hoogste geluk, nee.

Wel het einde van het heilige geloof in het hoogste geluk.

En het einde van het heilige ongeloof in het hoogste geluk.

En het einde van het streven naar het hoogste geluk, zowel voor jezelf als voor anderen.

En het einde van het streven naar het einde van het streven naar het hoogste geluk, als je me nog kunt volgen.

Weteloosheid is het einde van het heilige geloof in al je gedachten over het hoogste geluk en over wat dan ook.

Noor: Inclusief deze gedachte, anders zit je daar weer in vast.

Hans: Nee maar.

Noor: Inclusief alle gedachten over onvoorwaardelijke liefde, universeel mededogen, liefdevolle vriendelijkheid, sereniteit, de wijsheid voorbij alle wijsheid, de kunst van het leven, de kunst van het sterven enzovoort.

Hans: Hoera.

Noor: Klaar ben je ermee.

Hans: Volgens mij is er een kwartje gevallen.

Noor: Welk kwartje dan?

Hans: Dat we voor een dubbeltje geboren zijn.

Noor: Niet-weten is geen gouden berg.

Hans: Niet-weten is een eindeloze vlakte.

Noor: Hoogvlakte, laagvlakte?

Hans: Vlak is vlak.

Noor: Hoger kun je niet klimmen.

Hans: Dieper kun je niet vallen.

Noor: Schrale troost.

Hans: Je moest eens weten.

302. Gemoedsrust is... (3)

Gevleugelde woorden van Meester Icarus.

Wijsheidstegeltje: Gemoedsrust is niet oordelen over je oordelen.

303. Vrije wil, vrije geest of vrij bewustzijn?

De doener, de denker en de kenner.

Leerling: Hoeveel soorten vrijheid zijn er?

Meester: Zoveel als je er kunt bedenken.

Leerling: Bijvoorbeeld?

Meester: Vrije wil, vrije geest en vrij bewustzijn.

Leerling: Wat moet ik me voorstellen bij een vrije wil?

Meester: Doen wat je wilt.

Leerling: Wat moet ik me voorstellen bij een vrije geest?

Meester: Denken wat je wilt zonder zeggenschap over je doen.

Leerling: Wat moet ik me voorstellen bij een vrij bewustzijn?

Meester: Kijken wat je wilt zonder zeggenschap over je denken en doen.

Leerling: Hoe heet degene met een vrije wil?

Meester: De dader, de doener, de persoon.

Leerling: Hoe heet degene met een vrije geest?

Meester: De denker, de verslaggever, de commentator.

Leerling: Hoe heet degene met een vrij bewustzijn?

Meester: De kenner, de waarnemer, de getuige.

Leerling: Non-dualisten en dzogchenboeddhisten geloven dat wij slechts de kenner zijn, ook al houden we onszelf voor de doener.

Meester: Dat zegt niks.

Leerling: Waarom niet?

Meester: Zij kunnen de gedachte dat wij slechts waarnemen slechts waarnemen. Hij zou net zo goed waar kunnen zijn als onwaar.

Leerling: De vrije wil en de vrije geest zijn in hun optiek illusies.

Meester: Misschien is dat ook maar een illusie. Hoe maak je als zuivere waarnemer onderscheid tussen werkelijkheid en illusie? Getuigen zijn volledig gebonden aan hun waarnemingen, ze kunnen er naar eigen zeggen niet zelfstandig over nadenken. Waarom zouden wij dan naar ze luisteren?

Leerling: De doener heeft een vrije wil, de denker heeft een vrije geest, de kenner heeft een vrij bewustzijn. Wie is het vrijst?

Meester: Ze zijn alle drie gebonden.

Leerling: Waaraan?

Meester: Aan hun geloof in een vrije wil, een vrije geest of een vrij bewustzijn.

Leerling: En u gelooft dat we geen vrije wil, geen vrije geest en geen vrij bewustzijn hebben.

Meester: Wie dat denkt is nog steeds gebonden.

Leerling: Waaraan?

Meester: Aan je ongeloof natuurlijk.

Leerling: Ongeloof is toch geen geloof?

Meester: Dat lijkt maar zo, vanwege dat 'o-'. Ongeloof is het geloof in het tegendeel.

Leerling: Of je nu iets gelooft of juist niet gelooft, je bent eraan gebonden.

Meester: Alleen voor wie dat gelooft.

304. Kwadratuur van de twijfel

Een moeras van veronderstellingen.

Leerling: Hebben wij volgens u een vrije wil?

Meester: Ik betwijfel of de wil vrij is.

Leerling: Bedoelt u dat de wil onvrij is?

Meester: Ik betwijfel of de wil onvrij is.

Leerling: Het enige waar u niet aan twijfelt is de wil zelf.

Meester: Ik betwijfel of we een wil hebben.

Leerling: Denkt u dan dat we geen wil hebben?

Meester: Ik betwijfel of we er geen hebben.

Leerling: Wou u beweren dat ik...

Meester: Ik betwijfel of er een ik is.

Leerling: Bedoelt u dat ik niet besta?

Meester: Ik betwijfel of er geen ik is.

Leerling: Maar we leven toch in een wereld waarin...

Meester: Ik betwijfel of er een wereld is.

Leerling: Bedoelt u dat alles een illusie is?

Meester: Ik betwijfel of alles een illusie is.

Leerling: Bedoelt u dat er een hogere realiteit is?

Meester: Ik betwijfel of er een hogere realiteit is.

Leerling: U twijfelt overal aan.

Meester: Zeker weten.

Leerling: Nu weet ik nog niks.

Meester: Zeker weten?

Leerling: In ieder geval twijfel ik nu aan de vrije wil.

Meester: Ik allang niet meer.

Leerling: Bedoelt u dat we toch een vrije wil hebben?

Meester: Ik bedoel dat ik niet meer twijfel.

Leerling: Bedoelt u dat de vrije wil niet bestaat?

Meester: Ik bedoel dat ik niet meer twijfel.

Leerling: Maar als je niet meer twijfelt dan weet je toch hoe het zit?

Meester: Of het interesseert je niet meer.

Leerling: Op die manier.

Meester: Of je gelooft niet meer in de vraag.

Leerling: Dat kan ook nog.

Meester: Of in de begrippen waarop de vraag is gebaseerd.

Leerling: Dat kan ook nog.

Meester: Of in de aannames die aan de vraag ten grondslag liggen.

Leerling: Dat kan ook nog.

Meester: Of in de mogelijkheid van een eenduidig antwoord.

Leerling: Dat kan ook nog.

Meester: Of in het nut daarvan.

Leerling: Dat kan ook nog.

Meester: Of zelfs maar in niet-geloven.

Leerling: U twijfelt nergens meer aan.

Meester: Zeker weten.

Leerling: Nu weet ik het helemaal niet meer.

Meester: Ik betwijfel dat.

305. Over het verschil tussen de vrije wil en de onvrije wil

Eigenmacht of overmacht?

Leerling: Wat is de wil?

Meester: Welke wil?

Leerling: De vrije wil.

Meester: Een innerlijke eigenmacht die je in staat stelt iets te doen of te laten.

Leerling: Is er dan nog een andere wil?

Meester: De onvrije wil.

Leerling: Wat is dat?

Meester: Een innerlijke overmacht die je dwingt iets te doen of te laten.

Leerling: Welke wil is de sterkste?

Meester: Verschillende namen voor hetzelfde.

Leerling: Wanneer gebruik je de ene naam en wanneer de andere?

Meester: Als je je ermee identificeert noem je het de vrije wil, als je je ervan distantieert de onvrije.

Leerling: Hoe noemt u het?

Meester: Hoe noem ik wat?

Leerling: Ik bedoel, identificeert u zich ermee of distantieert u zich ervan?

Meester: Wie?

Leerling: Hè?

Meester: Waarmee?

Leerling: Nou ja.

Meester: Waarvan?

Leerling: De wil, man, de wil.

Meester: Wat is de wil?

306. Meester tussen de vrije wil en de onvrije wil

Leerling: Wat is de vrije wil?

Meester: Het grootste idool van de moderne mens.

Leerling: Wat is het tegenovergestelde van de vrije wil?

Meester: De onvrije wil natuurlijk.

Leerling: Wat is de onvrije wil?

Meester: Het grootste idool van de spirituele mens.

Leerling: Waar neigt u naar, de vrije wil of de onvrije wil?

Meester: Ik neig naar niet neigen.

Leerling: Uit vrije wil of uit onvrije wil?

Meester: Niet dat ik weet.

307. Hoe gedraagt iemand zonder vrije wil zich volgens jou?

Meester: Geloof jij in de vrije wil?

Leerling: Zeker.

Meester: Waarom?

Leerling: Ik heb nog nooit iemand zonder vrije wil gezien.

Meester: Hoe gedraagt iemand zonder vrije wil zich volgens jou?

Leerling: Hij neemt niemand iets kwalijk. Hij probeert niemand op te voeden. Hij bedankt niemand en neemt geen bedankjes in ontvangst. Hij heeft geen eergevoel en eert niemand. Hij probeert zichzelf niet te verbeteren. Hij onderneemt niets. Hij heeft geen moraal en geen geweten. Hij doet niet aan complimentjes. Hij heeft geen schuldgevoel en kent geen schaamte.

Meester: Is dat hoe iemand zonder vrije wil zich gedraagt of hoe jij denkt dat iemand zonder vrije wil zich zou gedragen?

Leerling: Het lijkt me nogal logisch.

Meester: Is dat hoe jij je zou gedragen als je geen vrije wil had of hoe jij zou proberen je te gedragen als je dacht dat je geen vrije wil had?

Leerling: Nou...

Meester: Hebben romanfiguren volgens jou een vrije wil?

Leerling: Natuurlijk niet.

Meester: Waarom niet?

Leerling: Omdat ze een verzinsel van de auteur zijn.

Meester: En toch gedragen ze zich alsof ze een vrije wil hebben.

Leerling: Daarom heet het fictie.

Meester: Als jij geen vrije wil had, zou jij je dan kunnen gedragen zoals jij meent dat iemand zonder vrije wil zich zou gedragen?

Leerling: O.

Meester: Wat?

Leerling: Alleen als het vanzelf gebeurde.

Meester: Waarom?

Leerling: Omdat ik het dan niet voor het zeggen had natuurlijk.

Meester: Nou dan.

308. Hoe je van jezelf leert houden

Meester Icarus stelt een diagnose.

Leerling: Ik wil van mezelf leren houden.

Meester: Eerst maar eens jezelf zien te vinden.

Leerling: Ik weet anders donders goed wie ik ben.

Meester: Dan zal dat het probleem wel zijn.

309. Wil je van jezelf houden of wil je jezelf verbeteren?

Leerling: Ik wil van mezelf leren houden.

Meester: Ook als iemand die zichzelf soms haat?

Leerling: Nee, als iemand die altijd van zichzelf houdt.

Meester: O, je wilt jezelf verbeteren.

Leerling: Ja, stom hè.

Meester: Hoezo?

Leerling: Ware liefde is onvoorwaardelijk.

Meester: O, je wilt de liefde verbeteren.

310. Waarom je niet weet wat liefde is

Leerling: Waarom weet ik niet wat liefde is?

Meester: Omdat je niet wilt weten wat haat is.

311. Waarom je niet weet wat haat is

Leerling: Waarom weet u niet wat haat is?

Meester: Omdat ik niet weet wat liefde is.

312. Liefde is kinderlijk eenvoudig

Leerling: Waarom weet ik niet wat liefde is?

Meester: Hou je dan helemaal nergens van?

Leerling: Jawel, maar...

Meester: Dan weet je genoeg.

313. Het masker van de Liefde

Leerling: Wat is Liefde?

Meester: Daar gaan we weer.

Leerling: Liefde is het allerbelangrijkste wat er is.

Meester: Voor jou misschien.

Leerling: Ik noem de Liefde wáár.

Meester: Dan noem ik het handelswaar

Leerling: Liefde het allerhoogste.

Meester: Velen gaan eronderdoor.

Leerling: Wij zijn de Liefde zelf.

Meester: Liefde maakt blind

Leerling: Liefde is wat overal voor openstaat.

Meester: Zei de put tegen het kalf.

Leerling: En daarom is Liefde het allerbelangrijkste wat er is.

Meester: We zijn er weer.

314. Meester Icarus over Onvoorwaardelijke Liefde

Telkens wanneer mensen tegen hem beginnen over Onvoorwaardelijke Liefde zegt Meester Icarus:

Gaan we nog voorwaarden stellen aan de liefde ook?

315. Liefde zonder liefde

Leerling: Wat is onvoorwaardelijke liefde?

Meester: Niet weten wat liefde is?

Leerling: Alweer geen antwoord.

Meester: Onvoorwaardelijker kan niet.

316. Morgen is niet nu, maar de angst voor morgen wel

Hans: Morgen moet ik gadverdamme weer naar de tandarts.

Wieke: Je gaat me toch niet vertellen dat je daar bang voor bent?

Hans: Nou en of.

Wieke: Dat is anders nergens voor nodig.

Hans: Waarom niet?

Wieke: Morgen is alleen maar een gedachte.

Hans: Dat morgen alleen maar een gedachte is ook.

Wieke: Maar morgen is toch niet nu?

Hans: Maar de angst voor morgen is wel nu.

Wieke: Maar angst heeft toch helemaal geen zin?

Hans: Een blindedarm heeft ook helemaal geen zin.

Wieke: En?

Hans: Toch heb ik hem.

Wieke: Een blindedarm?

Hans: En angst voor de tandarts.

Wieke: Ik eerlijk gezegd ook.

Hans: Wat?

Wieke: Een blindedarm en angst voor de tandarts.

Hans: Nou dan.

Wieke: Maar ik wil het niet weten.

Hans: Ben jij soms bang voor angst?

Wieke: Het is zo irrationeel.

Hans: Ben je bang voor irrationaliteit?

Wieke: Ja, dat ben ik.

Hans: Ik eerlijk gezegd ook.

Wieke: Voor angst of voor irrationaliteit?

Hans: Ook.

Wieke: Als in 'onder andere'?

Hans: Ken je die van die vent die met zijn blindedarm naar de oogarts ging?

Wieke: Ja, hou maar op.

Hans: Hoezo?

Wieke: Straks durf ik daar ook niet meer heen.

317. Leven is ook bang zijn

Het volle leven is meer dan zweven.

Leerling: Het leven begint waar de angst eindigt.

Meester: De angst begint waar het leven begint.

Leerling: En de angst eindigt waar het leven begint.

Meester: En de dood begint waar de angst eindigt.

Leerling: Want leven is niet bang zijn.

Meester: Want leven is ook bang zijn.

Leerling: Dus wees niet bang voor het leven.

Meester: Dus wees niet bang voor de angst.

Leerling: Want de angst eindigt waar het leven begint.

Meester: Want de angst eindigt waar het leven eindigt.

318. De gevangenis van het hier en nu

'Ramses Shaffy leefde helemaal in het heden, Hans!'

'Zelfs hij wist er niet aan te ontsnappen.'

'Wat heeft die man genoten!'

'Wat heeft die man geleden.'

'Hij sleepte iedereen mee!'

'Hij sleepte iedereen mee in zijn val.'

'Hij was altijd bedwelmend!'

'Hij was altijd bedwelmd.'

'Ik noemde hem koning Ramses!'

'Ik noemde hem koning Korsakov.'

'Zelfs het verpleeghuis vulde hij met zijn aanwezigheid!'

'Zelfs het verpleeghuis had zijn handen vol aan hem.'

'Hij leefde helemaal in het heden!'

'Jij leeft helemaal in het verleden.'

319. Al is de wijsheid nog zo snel

Meester Icarus zegt:

Onwetendheid is stilstand.

Kennis is beweeglijker dan onwetendheid.

Wijsheid is beweeglijker dan kennis.

Niet-weten is beweeglijker dan wijsheid.

Al hoeft het dan nergens meer heen.

320. Niet-weten voor boogschutters

'Waarmee kun je weten vergelijken?'

'Pijlen op je boog.'

Naakt mannetje dat als boog fungeert; hij kijkt verschrikt naar de pijl die door zijn lijf steekt.
^ Een pijl op je boog.

'Waarmee kun je niet-weten vergelijken?'

'Een pijl uit een boog.'

321. 'Het leven' is geen onderdeel; waarvoor zou het zin moeten hebben?

Leerling: Volgens mij heeft het leven geen enkele zin.

Meester: Hoe bedoel je?

Leerling: Dat lijkt me nogal duidelijk.

Meester: Heeft een letter zin?

Leerling: Als onderdeel van een woord.

Meester: Heeft een woord zin?

Leerling: Als onderdeel van een zin.

Meester: Heeft een zin zin?

Leerling: Als onderdeel van een tekst.

Meester: Heeft een tekst zin?

Leerling: Als onderdeel van het vertoog.

Meester: Heeft het vertoog zin?

Leerling: Die vraag heeft geen betekenis.

Meester: Waarom niet?

Leerling: Het vertoog is nergens onderdeel van. Waarvoor zou het zin moeten hebben?

Meester: Waarvan is het leven onderdeel?

Leerling: Het leven is nergens onderdeel van. Het omvat alles.

Meester: Nou dan.

322. Iedere vraag berust op drijfzand

Leerling: Wat is de zin van het leven?

Meester: Zou er maar eentje zijn?

Leerling: Wat is een zin van het leven?

Meester: Zou er wel eentje zijn?

Leerling: Wat zou een zin van het leven kunnen zijn, als er een was?

Meester: Eerst maar eens vaststellen wat het leven is.

Leerling: Wat is het leven?

Meester: Eerst maar eens vaststellen of het is.

Leerling: Wou u beweren van niet?

Meester: Alsof ik iets wou beweren.

Leerling: Waar bent u dan mee bezig?

Meester: Jou iets laten zien.

Leerling: Wat dan?

Meester: Dat iedere vraag berust op aannames.

Leerling: Wat is de zin daarvan?

Meester: Zou er maar eentje zijn?

Leerling: Wat is een zin ervan?

Meester: Zou er wel eentje zijn?

Leerling: Wat is de zin van dit gesprek?

Meester: Misschien wel de zin van het leven.

323. Het leven heeft steeds een andere zin

Leerling: Het leven heeft geen enkele zin.

Meester: Integendeel.

Leerling: Pardon?

Meester: Het heeft steeds een andere.

Leerling: Het leven heeft steeds een andere zin?

Meester: Jij zegt het.

Leerling: Maar wat is dan de ware zin van het leven?

Meester: Dat zeg ik.

Leerling: Wat?

Meester: Steeds een andere.

Leerling: Maar ik wil eenduidigheid.

Meester: Heb ik ook voor je.

Leerling: Wat is volgens u de enige ware zin van het leven?

Meester: Steeds een andere.

324. Iedereen weet wat de zin van het leven is

Leerling: Niemand weet wat de zin van het leven is.

Meester: Iedereen weet wat de zin van het leven is.

Leerling: O ja?

Meester: We zijn het er alleen niet over eens.

Leerling: Met elkaar niet?

Meester: En met onszelf niet.

Leerling: Daar ben ik het niet mee eens.

Meester: Zie je wel?

Leerling: Hoe kun je het nu oneens zijn met jezelf.

Meester: Soms vind je dit, soms dat, nu eens dit en dat, dan weer dit noch dat. Vroeger vond je andere dingen zinvol dan nu, en dat gaat maar door van de box tot de urn.

Leerling: Vandaar dat ik zeg, niemand weet wat de zin van het leven is.

Meester: Vandaar dat ik zeg, iedereen weet wat de zin van het leven is.

Leerling: Daar ben ik het niet mee eens.

Meester: We zijn het er alleen niet over eens.

325. Vijf redenen om (niet) bij de pakken neer te zitten

Meester Icarus ziet het probleem niet.

1

Leerling: Als alles een illusie is, waarom zou je dan nog wat doen?

Meester: Als alles een illusie is, waarom niet?

2

Leerling: Als alles een illusie is, waarom zou je dan nog wat doen?

Meester: Als alles een illusie is, dan ook het niet-doen.

3

Leerling: Als alles een illusie is, waarom zou je dan nog wat doen?

Meester: Als alles een illusie is, dan ook de illusie.

4

Leerling: Als alles een illusie is, waarom zou je dan nog wat doen?

Meester: Als alles een illusie is, dan ook mijn antwoord.

5

Leerling: Als alles een illusie is, waarom zou je dan nog wat doen?

Meester: Als alles een illusie is, dan ook jouw vraag.

326. Liefde is geen doen

Raar vind ik het dat je thuis en op school wel leert wat je zult tegenkomen als je naar het noorden rijdt of naar het zuiden, naar het oosten of naar het westen, maar niet wat je allemaal in de krochten van je geest kunt aantreffen, laat staan hoe je daarmee om moet gaan.

(Deel 1 van een dwaalgesprek in 6 delen over de liefde.)

Jane: Graag zou ik je interviewen voor ... over het thema 'Liefde is de Weg'. Voel je daar wat voor?

Hans: Wat is liefde?

Is liefde?

Heb jij een liefde?

Wat is de weg?

Is er een weg?

Waar wil je weg?

Jane: Het is de bedoeling dat ik de vragen stel.

Hans: O, dat wist ik niet.

Wiens bedoeling eigenlijk?

Waarom?

Jane: Mijn bedoeling. De reden dat ik je benader, bedoel ik. Voel je er wat voor om een gesprek aan te gaan over Liefde en de Weg?

Hans: Ik dacht dat we al begonnen waren.

Jane: Nou?

Hans: Over de liefde en de weg in het algemeen heb ik helaas niets te melden, of je moet dat vermeldenswaardig vinden.

Maar er komen in weerwil van jouw bedoeling wel spontaan allerlei vragen in me op, die ik nog even gauw stel voor ik me door jou in de hoek van geïnterviewde laat schilderen.

Wat betekent het thema voor jou persoonlijk?

Zit het je hoog of ben je eruit?

Als je eruit bent, waarom wil je er dan nog over praten?

Als het je hoog zit, ben ik dan wel de juiste persoon om mee te praten?

Waarom niet met je partner, als je die hebt, of met je beste vriend, als je die hebt, of met je leraar, als je die hebt?

Of zit de redactie weer eens verlegen om kopij?

Jane: Je begrijpt het niet. Dit is een kans. Ik bied jou een platform om over jezelf te praten.

Hans: En jij dan? Wil je zelf soms buiten schot blijven?

Jane: Zondag ben ik de hele dag in Amsterdam. Zullen we wat afspreken? Zeg maar waar en wanneer, ik trakteer.

Hans: Waarom wachten? Brand maar los.

327. Wie is er bang voor een echt gesprek?

(Deel 2 van een dwaalgesprek in 6 delen over de liefde.)

Jane: Waarom doe je zo moeilijk? Ben je bang voor een echt gesprek?

Hans: Nee hoor. Ik voer iedere dag echte gesprekken, urenlang.

Ook correspondentie kan een echt gesprek zijn, al lijkt het een uitstervende kunst.

Ben jij bang voor een echte correspondentie?

Jane: Ben jij soms bang voor mensen?

Hans: Nou en of. Jij niet?

Jane: Interessant. Ik dacht dat jij nergens bang voor was. Waar ben je bang voor?

Hans: Voor mensen die denken dat ik nergens bang voor ben.

Voor mensen die geloven dat er mensen zijn die nergens bang voor zijn.

Voor mensen die zeggen dat ze nergens bang voor zijn.

Voor mensen die dingen doen die ze niet willen omdat anderen zeggen dat ze niet durven.

Voor mensen die nooit antwoord geven.

Voor mensen die nooit een vraag stellen.

Voor mensen die iedere vraag met een wedervraag beantwoorden.

Voor mensen die overal een mening over hebben,

Voor mensen die hun zin doordrijven.

Voor mensen die zich verschansen in een rol – teveel om op te noemen.

Jane: Waaronder een echt gesprek.

Hans: Nee, ik ben niet bang voor een echt gesprek.

Niet voor intimiteit.

Niet voor vertrouwelijkheid.

Maar des te meer voor afstandelijkheid, vormelijkheid, omzichtigheid.

Het zijn de spelletjes waar je zomaar in verzeild kunt raken die ik vrees.

Het doen alsof.

De beleefdheden, de vleierij, de gelijkhebberij, de machtsstrijd, de schijnheiligheid, de rituelen.

Ik net zo goed als jij hoor, dat zit heel diep.

Niet kunnen zeggen wat je voelt, overal omheen draaien.

Over het weer moeten praten terwijl ik misschien met mijn neus in je kruis wilt duiken.

Al die omtrekkende bewegingen.

Dáár ben ik bang voor.

Maar niet voor een echt gesprek.

Jij?

328. Vraag niet hoe het kan

(Deel 3 van een dwaalgesprek in 6 delen over de liefde.)

Jane: Wat versta jij dan onder een echt gesprek?

Hans: Dat is niet zo moeilijk.

Toevallig ben ik gezegend met een intense relatie met iemand met een – voor mij – volkomen open geest aan wie ik me helemaal bloot durf te geven en die zich voor zover ik weet helemaal aan mij bloot durft te geven.

Zonder touwtrekkerij, zonder terughoudendheid, zonder doel, zonder wil.

Een dynamische uitwisseling waarvan de afloop niet van tevoren vaststaat.

Dat is voor mij een echt gesprek.

Het loopt al zowat dertig jaar van hot naar haar en het gaat maar door.

Jane: Hoe doen jullie dat?

Hans: Vraag niet hoe het kan, ik snap er ook niks van.

Het is geen vaardigheid, gesprekstechniek, talent, houding of levenservaring.

Niet iets waarover we vrij kunnen beschikken en dat ons in onze andere contacten goed van pas komt.

Het was er vanaf de eerste dag.

Geen van beiden zijn we er ooit in geslaagd die sfeer van vertrouwelijkheid met iemand anders op te bouwen en vast te houden.

Het is dus niet onze verdienste dat het tussen ons zo goed marcheert en het is niet andermans tekortkoming wanneer het met een van ons weer eens hapert of stokt.

329. Van allemansvrienden, eenmansvrienden en kluizenaars

(Deel 4 van een dwaalgesprek in 6 delen over de liefde.)

Jane: Gaat al dat praten met dezelfde persoon op den duur niet vervelen?

Hans: Tot nog toe niet.

Terwijl we heus niet van die slimme of diepe gedachten hebben.

Maar ze komen wel uit onze tenen.

Weet je dat ik sinds ik Lucienne ken niet meer eenzaam ben geweest, maar dan ook helemaal niet meer?

Ongelofelijk.

Eenzaamheid is alleen nog maar een herinnering.

Terwijl ik altijd dacht, nee, wist, dat het bij het bestaan hoorde, dat iedereen diep vanbinnen eenzaam was.

Allemaal projectie, zeg ik achteraf.

Als je niet meer eenzaam bent, hoef je ook niet zo nodig met Jan en alleman te gaan rollebollen.

Door dat eeuwigdurende dwaalgesprek met Lucienne is mijn behoefte aan intimiteit met anderen sterk gedaald.

Daar heb ik me lang tegen verzet, maar het viel niet te ontkennen.

Zo vreemd is het nu ook weer niet; als je thuis genoeg eet, hoef je niet meer zo nodig iedere dag naar een restaurant.

Wat jij?

Jane: Ik trakteer.

Hans: Doe maar het Amstelhotel.

Jane: Haha.

Hans: Vroeger smeerde ik mezelf uit over tientallen mensen, zoals zij zich op hun beurt uitsmeerden over tientallen, soms honderden anderen.

Een netwerk, dat was en is de norm.

Intimi, vrienden, kennissen, bekenden in uitdijende kringen – een heel circus, al had je toen nog geen sociale media.

Met de een ging ik hardlopen, met de ander dansen.

Met de een kon ik over seks praten, met de ander over de dood.

Toch was ik eenzaam.

Ik voelde me door niemand werkelijk gezien en er was niemand die zich werkelijk aan mij liet zien.

Alleen maar stukjes.

Nu zijn die tientallen mensen verenigd in een en dezelfde persoon, in wie ik alle afwisseling vind die ik nodig heb.

Jane: Sommigen noemen dat eenkennigheid.

Hans: Er zijn allemansvrienden, er zijn eenmansvrienden, er zijn kluizenaars.

Waarom zou iedereen hetzelfde moeten zijn?

Waarom zou je je hele leven hetzelfde moeten zijn?

Misschien smeer ik me straks weer uit over tientallen mensen, eet ik iedere dag in een ander restaurant en roem ik de variatie.

Jane: Maar op dit moment heb jij geen behoefte om alles met iedereen te delen.

Hans: Mijn behoefte om alles wat er in me omgaat met iemand op deze aardbol te delen is onverminderd groot.

Mijn behoefte om het nog een keer te delen met iemand anders is evenredig klein.

Het is niet anders.

Alleen niet-weten wil ik met iedereen delen.

Voor zolang het duurt.

Daarom schrijf ik nu ook met je.

Al verstaan we elkaar niet.

330. Niemand is gek of normaal

(Deel 5 van een dwaalgesprek in 6 delen over de liefde.)

Jane: Waarom kun je wel met je vrouw praten, maar niet met mij?

Hans: Die geeft tenminste antwoord.

Jane: Dat is toch geen reden om een gesprek met mij uit de weg te gaan?

Hans: Wat zijn we nu aan het doen dan?

Jane: Ik vraag maar een uur, geen dertig jaar.

Hans: Dat uur is allang op.

Jane: Wat is dat toch, die behoefte om alles met iemand te delen?

Hans: Wat is dat toch, die behoefte om mensen te interviewen?

Jane: Jij vind het niet raar om almaar je diepste gedachten op tafel te gooien voor je partner.

Hans: Ik vind het raar om almaar je diepste gedachten onder tafel te houden voor je partner, en zelfs voor wildvreemden zoals jij, al doe ik dat wel.

Ik vind het raar om je hele leven met geheimen rond te lopen en voortdurend op je woorden te moeten passen.

Raar vind ik het dat je in de eenentwintigste eeuw van onze jaartelling nog steeds niet vrijuit kunt spreken over je abortus of over je angst dat je van het balkon zult springen of over je behoefte om op iemand te pissen of over je incestueuze fantasieën of over je pedofiele of necrofiele neigingen of over je stille wanhoop of over je brandende jaloezie of over het gevoel dat je in een verkeerd lichaam zit of over je verlangen om onmogelijk dun te worden of onzichtbaar te zijn of er niet meer te zijn of wat er ook maar in je leeft.

Raar vind ik het dat je thuis en op school wel leert wat je zult tegenkomen als je naar het noorden rijdt of naar het zuiden, naar het oosten of naar het westen, maar niet wat je zoal in de krochten van je geest kan aantreffen, laat staan hoe je daarmee om moet gaan.

Jane: Niemand bereidt je voor op je eigen gekte.

Hans: Met gekte heeft het niets te maken.

Dat lijkt maar zo, omdat iedereen doet of hij normaal is.

Jane: Iedereen is gek.

Hans: 'Gek' is een stigma en 'normaal' is een stigma.

Stigma's zijn dooddoeners, vraag maar aan Jezus.

Daarmee beëindig je een gesprek zelfs al lekken de woorden nog na.

Voor mij is niemand gek of normaal.

Zo begint een gesprek dat nergens heen gaat en nooit eindigt, zelfs als er even geen woorden zijn.

331. Sangha voor twee, satsang privé, wei wuwei, holadiee

(Deel 6 en slot van een dwaalgesprek in 6 delen over de liefde.)

Jane: Wat is dan het punt?

Hans: Het punt is dat niemand je voorbereidt op je innerlijke leven.

Ook religies niet.

Die leren je denken in termen van goed en kwaad, juist en onjuist, schuld en boete, werkelijkheid en illusie, relatief en absoluut, ego en zelf, atman en anatman, gebod en gebed, onderdrukken en sublimeren en meer van dat moois.

Maar luisteren, ho maar.

Heb je rare gedachten?

Ga maar op je kussentje zitten.

Heb je het moeilijk?

Ga maar op je adem letten.

Ben je boos?

Ga maar mettameditatie doen.

Bij Leven in Aandacht van Thich Nhat Hanh mag je bij de gratie Boeddha's even dharma delen met de groep zonder dat iemand iets terugzegt.

In de katholieke kerk mag je bij de gratie Gods vijf minuten biechten bij iemand die een toonbeeld van vroomheid lijkt maar dat waarschijnlijk helemaal niet is.

Bij de Quakers mag je tijdens de unprogrammed worship eventjes iets delen met je zwijgende geloofsgenoten.

Maar ik moet de eerste christelijke of boeddhistische priester nog tegenkomen die toegeeft dat hij na zijn bezegeling nog altijd, zeg, geil, drankzuchtig, hebzuchtig, heerszuchtig is, dat hij onverminderd geniet van de aandacht van al die goedgelovigen om hem heen, dat hij zich iedere dag opnieuw beter, groter, kalmer, wijzer en interessanter voordoet dan hij is.

Ik moet de eerste christelijke of boeddhistische priester nog tegenkomen die, al is het maar één keer, publiekelijk erkent dat hij ook maar een mens is, nog steeds een mens is, altijd een mens zal blijven, net als iedereen.

Die dát tot het speerpunt van zijn onderricht maakt.

Maar nee, liever prevelt hij tienduizend keer het Onze Vader of de bodhisattvageloften die zijn verlossersrol rechtvaardigen en zijn heiligheid onderstrepen.

Wat voor voorbeeld geef je dan?

Jane: Nou nou.

Hans: De wereld is tot op de decimeter in kaart gebracht met gps, Google Maps wijst je overal de weg, maar niemand bereidt je voor op je innerlijk leven, niet echt.

Niemand vertelt je hoe je al die gedachten en gevoelens en verlangens en fantasieën en stemmen moet duiden en dulden en doden.

Samen met iemand die je liefhebt en vertrouwt je geest verkennen is dan een groot goed.

Al je gedachten delen, al je geheimen prijsgeven, wat er ook van komt.

Een heerlijke, eerlijke, spontane, vrije vorm van spiritualiteit, die ik te allen tijd verkies boven voorgeschreven vormen van meditatie, recitatie, ritueel en gebed.

Saampjes alle spoken van alle kanten belichten, keer op keer, tot ze hun massa verliezen en doorzichtig worden.

Je gedachten net zolang tegen het licht houden tot je er dwars doorheen kijkt.

Ook door deze.

Sangha voor twee, satsang privé, wei wuwei, holadiee.

Jane: En waar leidt dat toe? Waarheid? Non-dualiteit? Nirwana?

Hans: Als het ergens toe moet leiden, is het geen dwaalgesprek meer.

Delen is geen weg.

Liefde is geen doen.

Denk ik weleens.

En zie die gedachten meteen weer doorzichtig worden.

Jane: Oké. Mocht je toch nog een echt gesprek over het thema 'Liefde is de Weg' willen, laat het me dan weten. De deadline is half november. Ik trakteer.

332. Spreken is...

Gevleugelde woorden van Meester Icarus.

Wijsheidstegeltje: spreken is voorkomen dat de ander het woord neemt.

333. Luisteren is...

Gevleugelde woorden van Meester Icarus.

Wijsheidstegeltje: luisteren is nadenken over wat je zelf gaat zeggen.

334. Een verstand dat op een standpunt staat

Meester Icarus zegt:

Een verstand dat ergens voor staat is een verstand dat nergens achter komt.

Hij zegt ook:

Een verstand dat ergens voor staat is een verstand dat nergens binnen komt.

335. De mythe van de eenvoud

Auteur: Als je erover spreekt, wordt zelfs het eenvoudigste meteen ingewikkeld en onbegrijpelijk.*

(* uitspraak van Hermann Hesse)

Meester: Als je erover zwijgt ook.

Auteur: Hoe verklaart u dat?

Meester: Doordat zelfs het eenvoudigste ingewikkeld en onbegrijpelijk is.

Auteur: Dat ik daar nu nooit op gekomen ben.

Meester: Of is dat te simpel gedacht?

Auteur: Ik ben schrijver geworden om orde te scheppen in de chaos.

Meester: Niet om het ingewikkelde en onbegrijpelijke eenvoudiger voor te stellen dan het is?

Auteur: Zo had ik het nog niet bekeken.

Meester: Of is dat weer te simpel gedacht?

Auteur: Daar ga ik eens rustig over nadenken.

Meester: Zou u dat nu wel doen?

Auteur: Hoezo?

Meester: Als je erover denkt, wordt zelfs het eenvoudigste meteen ingewikkeld en onbegrijpelijk.

336. De niet-weg naar niet-weten

Gevleugelde woorden van Meester Icarus.

Wie een kuil graaft voor zijn wijsheid, valt er zelf in.

337. Een verloren race

Gevleugelde woorden van Meester Icarus.

Al is de wijsheid nog zo snel, het leven achterhaalt haar wel.

338. Valse meesters

Gevleugelde woorden van Meester Icarus.

Wijzen en dwazen leren het leven uit boeken en glazen.

339. Aforisme, wijze

Gevleugelde woorden van Meester Icarus.

aforisme

kei in de hand van een dwaas

wijze

iemand die niet meer met aforismen gooit

340. Over de sterfelijkheid van lijfspreuken

Holle vaten klinken maar door.

1

Leerling: Leven is voortdurend afscheid nemen.

Meester: Ook van je lijfspreuken.

2

Leerling: Leven is voortdurend afscheid nemen, ook van je lijfspreuken.

Meester: Ook van je lijfspreuken.

3

Leerling: Leven is voortdurend afscheid nemen, ook van je lijfspreuken over lijfspreuken.

Meester: Ja, daag.

341. Wijs omgaan met wijsheid

Gevleugelde woorden van Meester Icarus.

Wijsheidstegeltje: wijsheid, maak er geen tegeltje van.

Wijsheidstegeltje: maak geen tegeltje van 'wijsheid, maak er geen tegeltje van.

342. Mag iedereen er zijn?

Leerling: Wat is liefde?

Meester: Zeg jij het maar.

Leerling: Dat ik er mag zijn.

Meester: Dat valt op geen enkele manier te onderbouwen.

Leerling: Dat we er allemaal mogen zijn.

Meester: Dat valt op geen enkele manier te onderbouwen.

Leerling: Bedoelt u dat ik er niet mag zijn?

Meester: Dat valt op geen enkele manier te onderbouwen.

Leerling: Dat we er geen van allen mogen zijn?

Meester: Dat valt op geen enkele manier te onderbouwen.

Leerling: Basta met wel en niet mogen zijn, wou u zeggen.

Meester: Dat valt op geen enkele manier te onderbouwen.

Leerling: Niets valt op welke manier dan ook te onderbouwen, zou ik zeggen.

Meester: Dat valt op geen enkele manier te onderbouwen.

Leerling: Wat is liefde voor u?

Meester: Dit is liefde voor mij.

343. Meester tussen ware liefde en valse liefde

Leerling: Ware liefde heeft plaats voor iedereen!

Meester: Ook voor mensen die dat niet hebben?

Leerling: Wat zegt u?

Meester: Je hoorde me wel.

Leerling: Ik... eh...

Meester: Ook voor mensen die geen plaats voor jou hebben?

Leerling: ...

Meester: Iemand thuis?

Leerling: Wat is ware liefde voor u?

Meester: Onder ogen zien dat niet iedereen plaats heeft voor iedereen?

Leerling: Dat vind ik toch...

Meester: Onder ogen zien dat je zelf niet voor iedereen plaats hebt?

Leerling: Toegegeven...

Meester: Onder ogen zien dat misschien wel niemand plaats heeft voor iedereen?

Leerling: Ik ben ervan overtuigd dat Jezus en Boeddha...

Meester: Onder ogen zien dat je de groten der aarden alleen uit verhalen kent?

Leerling: Maar iedereen is het er toch over eens dat je bij ware liefde...

Meester: Onder ogen zien dat niemand het erover eens is wat ware liefde is?

Leerling: Ik weet niet of...

Meester: Onder ogen zien dat je jezelf met het begrip 'ware liefde' boven anderen verheft, wiens liefde daardoor zomaar onwaar of vals is geworden?

Leerling: Het was niet mijn bedoeling om...

Meester: Onder ogen zien dat je dat niet allemaal of allemaal niet onder ogen kunt zien?

Leerling: Waarom maakt u alles zo vreselijk klein?

Meester: Waarom maak jij alles zo vreselijk groot?

344. Een vervreemdbaar recht

Leerling: Ik mag er zijn! U mag er zijn! Iedereen mag er zijn!

Meester: Van wie?

Leerling: Iedereen krijgt bij zijn geboorte een vrijkaart voor het leven!

Meester: Behalve de misgeboortes zeker.

Leerling: Leven is een onvervreemdbaar recht zodra en zolang je leeft!

Meester: Voor sommigen blijkt het een vervreemdbaar recht.

Leerling: Dat is nog steeds een recht.

Meester: Wie of wat verleent dat recht?

Leerling: Er is een instantie groter dan u en ik...

Meester: Ken jij die instantie?

Leerling: Natuurlijk niet.

Meester: Hoe komt dat?

Leerling: Omdat hij groter is dan u en ik.

Meester: Hij of zij?

Leerling: Dat weet ik niet.

Meester: Hoeveel groter?

Leerling: Dat weet ik niet.

Meester: Waarom niet?

Leerling: Omdat ik zijn of haar grenzen niet ken.

Meester: Ken je zijn of haar inhoud?

Leerling: Ook niet.

Meester: Ben je absoluut zeker van zijn of haar bestaan?

Leerling: Eerlijk gezegd niet.

Meester: Wat weet je eigenlijk wel van die instantie?

Leerling: Eigenlijk niets.

Meester: Volgens mij zeg je maar wat.

Leerling: Dat is te zeggen...

Meester: Nou?

Leerling: Eigenlijk wel.

Meester: Ach, wie niet.

Leerling: Ik doe maar alsof.

Meester: Alsof wat?

Leerling: Alsof ik het allemaal wel doorheb.

Meester: Maakt niet uit.

Leerling: Ik schaam me dood.

Meester: Mag dat er soms niet zijn?

Leerling: Nou u het zegt.

Meester: Wat?

Leerling: Ook dat mag er zijn!

Meester: Begin je nu weer?

Leerling: Ik mag er zijn! U mag er zijn! Iedereen mag er zijn!

345. Waarom niet alles er mag zijn

Leerling: Alles mag er zijn!

Meester: Dan ook het gevoel dat iets of iemand er niet mag zijn.

Leerling: Wát?

Meester: En ook het gevoel dat niets of niemand er mag zijn.

Leerling: Jeetje.

Meester: Aangenomen dat alles er mag zijn.

Leerling: Daar ben ik ineens niet meer zo zeker van.

Meester: En?

Leerling: Wat?

Meester: Mag die twijfel er wel zijn?

346. Waardigheid is een onwaardig woord

Leerling: Ik ben het leven niet waardig.

Meester: Wat dat aangaat zijn er wel tienduizend standpunten mogelijk.

Leerling: Welke dan bijvoorbeeld?

Meester: Dat alleen gezonde mensen het leven waardig zijn. Dat alleen slimme mensen het leven waardig zijn. Dat alleen anderen het leven waardig zijn. Dat alleen ik het leven waardig ben.

Dat iedereen het leven waardig is. Dat niemand het leven waardig is. Dat je het soms wel waardig bent en soms niet. Dat je het tegelijk waardig en onwaardig bent, of waardig noch onwaardig.

Dat alleen ariërs, Israëlieten, Roma, indianen, negers, agrariërs, stedelingen het leven waardig zijn.

Dat alleen edelen, arbeiders, rijkaards, vrijdenkers, christenen, moslims, boeddhisten, Hutu's, Tutsi's, Ajacieden, Feyenoorders het leven waardig zijn.

Dat alleen filantropen, kinderen, ouden van dagen, harde werkers, levensgenieters, dieren, aliens het leven waardig zijn enzovoort, enzovoort.

Je kunt het zo gek niet bedenken of iemand vindt het wel.

Leerling: Nou u het zegt...

Meester: Of ik het nou zeg of niet.

Leerling: Eigenlijk wist ik dat allang.

Meester: Maar je hebt het nooit met je gevoel van minderwaardigheid in verband gebracht?

Leerling: Nee.

Meester: Vanuit welk standpunt ben jij het leven niet waardig?

Leerling: Ik ben geen productief lid van de maatschappij.

Meester: Werkeloos?

Leerling: Ik haat dat woord.

Meester: Vanuit het standpunt dat je je plekje met werken moet verdienen is je leven inderdaad niet te rechtvaardigen.

Leerling: Wát?

Meester: Maar hoe rechtvaardig je dat standpunt?

Leerling: Het valt goed te verdedigen dat...

Meester: Op welke gronden berust die zienswijze?

Leerling: Uitgaand van de gedachte dat...

Meester: Op welke gronden berusten die gronden?

Leerling: Gezien het feit dat...

Meester: En die?

Leerling: ...

Meester: Daar heb je het al.

Leerling: Misschien zijn standpunten het leven niet waardig.

Meester: Dat is gewoon het volgende standpunt.

347. Was ik maar verlicht, dan was mijn bestaan gerechtvaardigd

Meester: Waar ben je toch steeds zo druk mee?

Leerling: Verlicht worden.

Meester: Waarom in godsnaam?

Leerling: Dan zal ik eindelijk het leven waardig zijn.

Meester: Als verlichte zul je het verschil tussen waardig en onwaardig niet meer weten.

Leerling: Des te beter.

Meester: Noch het verschil tussen beter en slechter.

Leerling: Maakt niet uit.

Meester: Noch het verschil tussen verlicht en onverlicht.

Leerling: Als ik maar geen loser meer ben.

Meester: Noch het verschil tussen winnen en verliezen.

Leerling: Maar mijn leven...

Meester: Noch het verschil tussen leven en dood.

Leerling: Maar mijn...

Meester: Noch het verschil tussen mijn en dijn.

Leerling: Zal ik dan niets meer weten?

Meester: Noch het verschil tussen weten en niet-weten.

Leerling: Maar als ik verlicht wordt...

Meester: Noch het verschil tussen worden en zijn.

Leerling: Maar als je nou in eenheid verkeert...

Meester: Noch het verschil tussen eenheid en verdeeldheid.

Leerling: Dan weet ik niet of ik nog wel verlicht wil worden.

Meester: Dan heb je de eerste stap gezet.

348. Levenskunst? Je moet er niet aan denken

Gevleugelde woorden van Meester Icarus.

Wijsheidstegeltje: levenskunst, je moet er niet aan denken, dan pas krijg je vleugels.

Wijsheidstegeltje: Wijsheidstegeltje: vleugels, je moet er niet aan denken, dan pas kun je vliegen.

Wijsheidstegeltje: vliegen, je moet er niet aan denken, dan pas ga je zweven.

349. Vier sleutels tot het geluk

Streven naar geluk is ook een juk.

Klavertje 1

Leerling: Wat is de sleutel tot het geluk?

Meester: De sleutel tot het ongeluk.

Klavertje 2

Leerling: Wat is de sleutel tot het geluk?

Meester: Niet weten of er een sleutel tot het geluk is.

Klavertje 3

Leerling: Wat is de sleutel tot het geluk?

Meester: Niet weten wat de sleutel tot het geluk is.

Klavertje 4

Leerling: Wat is de sleutel tot het geluk?

Meester: Niet weten wat geluk is.

350. Verdwalen in het grote sleutelbos

Een slot is geen luchtkasteel.

Leerling: Wat is de sleutel tot het geluk?

Meester: Wie zegt dat die bestaat?

Leerling: Wat is de sleutel tot het geluk, als die bestaat?

Meester: Wie zegt dat er maar één is?

Leerling: Wat zijn de sleutels tot het geluk?

Meester: Wie zegt dat die er zijn?

Leerling: Wat zijn de sleutels tot het geluk, als die er zijn?

Meester: Al je gelukssleutels weggooien, als je die hebt?

Leerling: Dan is er toch een sleutel tot het geluk.

Meester: Dan heb je hem nog niet weggegooid.

351. Wat er achter de poort tot het geluk zit

En of je dat wel wilt weten.

1

Leerling: Niet-weten is de sleutel tot het geluk.

Meester: Kan best wezen.

Leerling: Maar?

Meester: Waar is nou het slot?

2

Leerling: Niet-weten is de sleutel en het slot tot het geluk.

Meester: Kan best wezen.

Leerling: Maar?

Meester: Waar is nou de poort?

3

Leerling: Niet-weten is de sleutel, het slot en de poort tot het geluk.

Meester: Kan best wezen.

Leerling: Maar?

Meester: Wat er nou achter zit?

4

Leerling: Achter de poort van niet-weten vind je het geluk.

Meester: Dat denk jij.

Leerling: Wat denkt u dat er achter de poort van niet-weten zit?

Meester: Niet-weten natuurlijk.

Leerling: Niet-weten is de poort tot niet-weten?

Meester: Ik zou het anders ook niet weten.

Leerling: En wat is het geluk?

Meester: En dat is het geluk.

352. Geluk is een bloem plukken waar je net niet bij kunt

Gevleugelde woorden van Meester Icarus.

Leerling: Geluk is de kunst een boeket te maken van de bloemen waar je bij kunt.

Meester: Wie zegt dat?

Leerling: Het spreekwoord.

Meester: Hm.

Leerling: Wat zou u zeggen?

Meester: Geluk is geen boeket maken.

Leerling: Waarom niet?

Meester: Geluk is geen boeket.

Leerling: Geluk is een bloem plukken waar je bij kunt, wou u zeggen.

Meester: Ook niet.

Leerling: Geluk is een bloem, punt.

Meester: Welnee.

Leerling: Wat is het dan wel?

Meester: Het is maar net aan wie je het vraagt.

Leerling: Als je het u vraagt.

Meester: Geluk is een bloem plukken waar je net niet bij kunt

Leerling: Mooi.

Meester: En als je het de bloem vraagt?

Leerling: Nou?

Meester: Geluk is net niet geplukt worden.

Wijsheidstegeltje: geluk is een bloem plukken waar je net niet bij kunt.

353. Geluk is nooit meer de Happinez lezen

Een lege agenda voor een leeg hoofd.

'Wat is geluk, Hans?'

'Nooit meer de Happinez lezen.'

'Wat is de Happinez?'

'Een glossy over geluk.'

'Wat is daar mis mee?'

'Geluk is niet glossy.'

'Waarom zou je nooit meer een glossy over geluk lezen?'

'Omdat die de weg naar geluk wijst.'

'Mooi toch?'

'Zo blijf je onderweg.'

'Wat als je onderweg blijft?'

'Glossy na glossy. Boek na boek. Lezing na lezing. Workshop na workshop. Retraite na retraite. Evenement na evenement. Euro na euro.'

'Een volle agenda.'

'Voor een vol hoofd.'

'Als je dat nou leuk vindt.'

'Zo kom je nooit aan.'

'Ben jij aangekomen?'

'Ik ben voorgoed de weg kwijt.'

'Wat als je voorgoed de weg kwijt bent?'

'Dan hoef je nergens meer heen.'

'Wat als je nergens meer heen hoeft?'

'Dan taal je niet meer naar geluk.'

'Wat noem jij geluk?'

'Dat noem ik geluk.'

354. Meester Icarus over de weg naar geluk

Weer zo'n cliché; weg ermee.

Leerling: Er is geen weg naar geluk. Geluk is de weg.

Meester: Geluk is zo weer weg.

Leerling: En dan?

Meester: Komt het zomaar terug.

Leerling: En dan?

Meester: Is het zo weer weg.

Leerling: En dan?

Meester: Komt het zomaar terug.

Leerling: Enzovoort?

Meester: Nou, voort...

Leerling: Dan zal dat de weg wel zijn.

Meester: Nou, weg...

355. Gemoedsrust is... (4)

Gevleugelde woorden van Meester Icarus.

Wijsheidstegeltje: Gemoedsrust is aanvaarden dat je iets niet kunt aanvaarden.

356. Hoe je je met je lot verzoent

Leerling: De opdracht van het leven is je met je lot te verzoenen.

Meester: En als onverzoenlijkheid je lot is?

Leerling: O... tja... dan... eh...

Meester: Gevangen.

Leerling: Zou de opdracht van het leven dan niet zijn om je te verzoenen met je onverzoenlijkheid?

Meester: En als onverzoenlijkheid met je onverzoenlijkheid je lot is?

Leerling: O... eh... dan...

Meester: Enzovoort.

Leerling: Wat is volgens u de opdracht van het leven?

Meester: Uitzoeken of wij een opdracht hebben?

Leerling: En anders?

Meester: Je verzoenen met een leven zonder opdrachten?

Leerling: Is dat een vraag of een antwoord?

Meester: Wat jij wilt.

Leerling: Nou weet ik nog niets.

Meester: Misschien is dat wel je lot.

Leerling: Dan weet ik wat me te doen staat.

Meester: Hoezo?

Leerling: De opdracht van het leven is je met je lot te verzoenen.

357. Over de opdracht om alle opdrachten achter je te laten

Leerling: De opdracht van het leven is alle opdrachten achter je laten.

Meester: Behalve deze zeker.

Leerling: Welke?

Meester: De meta-opdracht om alle opdrachten achter je te laten.

Leerling: O... tja... dan... eh...

Meester: Gevangen.

Leerling: Zou de opdracht van het leven kunnen zijn om alle opdrachten achter je te laten, inclusief de meta-opdracht om alle opdrachten achter je te laten?

Meester: Dat is gewoon de volgende opdracht.

Leerling: Wat als je alle opdrachten en meta-opdrachten achter je hebt gelaten?

Meester: Dan kun je met een schone lei beginnen.

Leerling: Waarom?

Meester: Omdat je dan geen enkel probleem meer hebt met welke opdracht ook.

Leerling: Dan weet ik precies wat me te doen staat.

Meester: Hoezo?

Leerling: De opdracht van het leven is alle opdrachten achter je laten.

358. Alle idealen achter je laten is ook niet ideaal

Leerling: Mijn ideaal is het alle idealen achter me te laten.

Meester: Behalve deze zeker.

Leerling: Welke?

Meester: Het meta-ideaal om alle idealen achter je te laten.

Leerling: O... tja... dan... eh...

Meester: Gevangen.

Leerling: Ik bedoelde natuurlijk, mijn ideaal is het om alle idealen achter met te laten, inclusief het meta-ideaal om alle idealen achter me te laten.

Meester: Dat lijkt me ideaal.

Leerling: Wat als je alle idealen en meta-idealen achter je hebt gelaten?

Meester: Dan kun je met een schone lei beginnen.

Leerling: Waarom?

Meester: Omdat je dan geen enkel probleem meer hebt met welk ideaal ook.

Leerling: Dan weet ik precies wat me te doen staat.

Meester: Hoezo?

Leerling: Mijn ideaal is het alle idealen achter me te laten.

359. Woordenboek niet-weten: amor fati

Amor fati betekent liefde voor het lot.

Latijn, liefde (amor) voor het lot (fati).

Tegen het lot kunnen we ons niet verzetten, daarom heet het het lot; we kunnen ons alleen maar voegen. Wie het lot liefheeft, geeft zich er van harte aan over: amor fati.

Het idee van amor fati tref je aan in allerlei religies. Bij de christenen heet het: 'Uw wil geschiede', bij moslisms: 'Inshallah'. In het boeddhisme heet het lot 'afhankelijk ontstaan' en het amor fati 'nirwana'.

Nietzsche zei: 'Ik wil leren om het noodzakelijke van de dingen als het schone te zien', maar dat hij het wilde geeft al aan dat hij het niet kon. Hij had liefde voor de liefde voor het lot (amor amor fati) maar geen liefde voor het lot, en dat was zijn lot.

En het onze? Kunnen wij zelf bepalen of we het lot liefhebben of wordt dat ook bepaald door het lot?

Waarom moeten we eigenlijk vrede sluiten met ons lot? Is dat niet de volgende strijd. Wat is er mis met gelatenheid of verzet?

Is amor fati wel meer dan een gedachte, een verlangen gevangen in woorden, net als degene die erin gelooft?

Ik heb geen idee en daar heb ik vrede mee, zoals ik er ook vrede mee heb dat ik niet altijd vrede heb met mijn lot. Heb ik er eens een keer geen vrede mee, dan heb ik dáár wel vrede mee, en anders maar niet.

Intussen weet ik nog steeds niet of weteloosheid nou een lot uit de loterij is of een noodlot of beide of geen van beide. Vanzelfsprekend: daar is het weteloosheid voor.

360. Niet-weten is geen fatalisme

Als je niets meer weet zijn conclusies ver te zoeken.

1

'Als je niets meer weet, waarom zou je dan nog ergens naar streven?'

'Als je niets meer weet, waarom niet?'

2

'Als je niets meer weet, waarom zou je dan nog willen leven?'

'Als je niets meer weet, waarom niet?'

361. Leven is verstoorbaar zijn

Onverstoorbaar zijn alleen de doden.

'Heeft niet-weten jou rust gebracht, Hans?'

'Niet-weten heeft mij niets gebracht.'

'Heeft dat niets het karakter van onverstoorbaarheid?'

'Van onverstoorbaarheid weet ik niets.'

'Jij bent dus niet onverstoorbaar?'

'Integendeel, zou ik haast zeggen.'

'Integendeel?'

'Ik ben compleet verstoorbaar.'

'Maar jij bent toch...'

'Net als jij.'

'Maar sereniteit is...'

'Net als iedereen.'

'Maar er zijn toch mensen...'

'Zijn is verstoorbaar zijn.'

'Maar...'

'Verstoorbaar zijn is reageren op prikkels van binnenuit of van buitenaf.'

'Ik snap het niet.'

'Een waarneming is een verstoring van de vorige waarneming of van de stilte tussen twee waarnemingen.

Een gedachte is een verstoring van de vorige gedachte of van de stilte tussen twee gedachten.

Een gevoel is een verstoring van het vorige gevoel of van de stilte tussen twee gevoelens.

Een beweging is een verstoring van de vorige beweging of van de stilte tussen twee bewegingen.

Weten is een verstoring van een ander weten of van een niet-weten dat eraan vooraf ging.

Slaap is een verstoring van de waaktoestand en omgekeerd.

Honger is een verstoring van verzadiging en omgekeerd.'

'Niet-weten betekent dus niet dat je onverstoorbaar bent?'

'Onverstoorbaar zijn alleen de doden.'

362. Niet-weten als apatheia en ataraxia

Het stoïsche woord apatheia (Grieks, a, niet + pathè, emotie) betekent letterlijk emotieloos, zonder gevoel zijn.

Nederlandstaligen verstaan onder apathie een ongewenste staat van onverschilligheid, afstomping of lusteloosheid, maar dat is niet wat hier bedoeld wordt. Apatheia is een gewenste staat van onbewogenheid, gelatenheid, zorgeloosheid, berusting, kalmte, harmonie en gemoedsrust.

De cerebrale variant van apatheia is ataraxia (Grieks, a, niet + tarassoo, verwarren, woelig maken). Ataraxie is letterlijk een toestand van onverwardheid, helderheid van geest, maar in het oud-Griekse spraakgebruik was het ook een vorm van a-pathische onverstoorbaarheid.

Borstbeeld met een hoofd dat rood is van ergernis omdat er een meeuw op zijn hoofd schijt.
^ Een vorm van a-pathische onverstoorbaarheid.

Filosofie: fatalisme en scepticisme

Het belangrijkste verschil tussen apatheia en ataraxia is misschien niet de gemoedstoestand die ermee aangeduid wordt, maar de weg ernaartoe. Apatheia is een term uit het stoïcisme, ataraxia uit het scepticisme.

Stoïcisme is de deterministische en fatalistische leer dat wat je overkomt helemaal bepaald wordt door de omstandigheden. Alleen het oordeel dat je erover velt bepaal je zelf. In een deterministisch universum er maar één juist oordeel mogelijk, namelijk dat alles op ieder moment precies is zoals het zijn moet. Door dit constant voor ogen te houden bereikt de stoïcijn apatheia.

Scepticisme is de leer dat je nergens zeker van kunt zijn. Als je overal aan kunt twijfelen, is geen enkel oordeel definitief. In een onzeker universum is er maar één houding mogelijk, namelijk ieder oordeel voor onbepaalde tijd op te schorten. Deze houding heet in het Grieks epoché. Ataraxia bereikt de scepticus door niet meer te oordelen.

Boeddhisme: nirwana en moksha

Apatheia en ataraxia zijn Griekse woorden, maar dat betekent niet dat het streven naar onverstoorbaarheid typisch Grieks of westers is. Boeddhistische beschrijvingen van nirwana (uitdoving) en moksha (bevrijding van samsara, de cyclus van geboorte, lijden en dood) komen op hetzelfde neer.

Wanneer een boeddhist spreekt van 'opperste gelukzaligheid' en 'volkomen harmonie' bedoelt hij daarmee geen euforie, verrukking, vervoering of extase, want gevoelens zijn van voorbijgaande aard en een bron van lijden. De boeddhistische praktijk is gericht op een duurzame staat van aanvaarding, onthechting en innerlijke rust.

Advaita vedanta: de kenner en het gekende

In advaita komt het er niet op aan emoties uit te bannen en oordelen op te schorten, zoals in de sceptische, stoïsche en epicuristische filosofieën en in het boeddhisme. Het komt erop aan ze onaangedaan te ondergaan.

Rustig beziet de non-dualist zelfs zijn heftigste emoties, zoals een professioneel acteur zijn eigen toneelspel gadeslaat. Hij weet dat hij het onveranderlijke en onvergankelijke Bewustzijn zelf is, waarin alle verschijnselen maar rimpels zijn, en niet de persoon die daarin verschijnt als 'ik'.

Het is alsof de advaitavadin zichzelf heeft verdubbeld in een waarnemer en een deelnemer, en zich in de eerste heeft teruggetrokken. Uiterlijke en innerlijke verschijnselen trekken voorbij als wolken aan de hemel zonder deze te verstoren, als een storm die aan de oppervlakte van de oceaan grote golven opstuwt maar de diepzee onberoerd laat.

Immanentie en transcendentie

Het idee dat de veranderlijke wereld zich voltrekt in een onveranderlijk medium, kom je tegen in verschillende tradities onder verschillende namen.

Zo spreekt men in het hindoeïsme van atman, brahman of parabrahman, in het non-dualisme van bewustzijn, het kennen, het waarnemen of het beminnen, in het zenboeddhisme van het ware zelf, de boeddhanatuur, de geest of de zoheid der dingen, in de mystiek van god of de godheid of het ene, in het taoïsme van de Tao.

Hoe het ook heet, het gaat steeds om iets dat in het alledaagse aanwezig is als essentie of dat het alledaagse overstijgt. Het eerste heet immanentie, het laatste transcendentie.

Volgens sommige tradities kun je het onveranderlijke wel ervaren, volgens andere maar een beetje, na lang oefenen, volgens weer andere principieel niet omdat het van elk ervaren, van elk voorstellen de grond zou zijn.

Een non-traditie

Het scepticisme, het stoïcisme, het epicurisme, de advaita vedanta, het hindoeïsme, het boeddhisme, het taoïsme en de mystiek – al deze en andere religieuze, spirituele en filosofische tradities schurken bij wijlen tegen agnose aan.

Toch moeten we tradities niet proberen te reduceren tot een radicaal niet-weten, en een radicaal niet-weten niet tot een of andere traditie, want daarmee doen we beide tekort.

In een radicaal niet-weten blijft geen enkel begrip overeind. Daarin is geen sprake van immanentie of transcendentie. Niet van atman, brahman, het ware zelf, de boeddhanatuur of de zoheid der dingen. Niet van dualisme, non-dualisme, non-dualistisch dualisme, monisme of nihilisme. Niet van determinisme, fatalisme, stoïcisme of scepticisme. Niet van apatheia, niet van apathie, niet van epoché, niet van ataraxie.

Aan een radicaal niet-weten gaat alles te gronde, ook het niet-weten zelf. Hoe zou het dan ooit een traditie kunnen zijn? Hoe zou het ooit onderdeel van een traditie kunnen zijn? Hoe zou een traditie er ooit onderdeel van kunnen zijn?

Opgaan in het afgaan

Als we het over gewone gevoelens hebben, is vrede het tegenovergestelde van onvrede. Je voelt je vredig óf je voelt je onvredig. Naarmate het gevoel van vrede toeneemt, neemt het gevoel van onvrede af en omgekeerd.

De vrede van niet-weten is anders. Die is onafhankelijk van je gevoel. Nee, dat zeg ik verkeerd.

De vrede van niet-weten gedijt bij tegenstrijdige gevoelens. Zij voedt zich met álle gevoelens. De vreemde vrede van niet-weten is er altijd. Dus ook als je bang bent. Ook als je onrustig bent. Ook als je boos bent.

Alsof ze uit een ander vaatje tapt. Alsof ze eerder een geestestoestand is dan een gemoedstoestand – ataraxia in plaats van apatheia. Maar ja. Wie kent het verschil tussen geest en gemoed?

Of zullen we het een buikgevoel noemen? Maar welk buikgevoel dan? Dat van een gevulde maag of van een lege? Dat van een bourgondiër of van een hongerkunstenaar?

Misschien wel het buikgevoel van een endeldarm die eindelijk aan zijn gerief komt. Helemaal opgaand in het afgaan. Zuchtend van verlichting.

363. Wat is verlichting?

Gevleugelde woorden van Meester Icarus

Wijsheidstegeltje: verlichting is je kleinheid realiseren.

364. Kun je nog depressief worden als je niet meer weet?

Nana: Ben jij nog weleens depressief geweest sinds je tot niet-weten kwam?

Hans: Nee, nog niet. Wel verdrietig.

Nana: Als je niets meer weet, hoef je nooit meer depressief te zijn, volgens mij.

Hans: Heb je dat ondervonden of bedacht?

Nana: Bedacht.

Hans: Waarom zou iemand die niet weet nooit meer depressief worden?

Nana: Omdat depressies worden veroorzaakt door negatieve gedachten, natuurlijk.

Hans: Heb je dat onderzocht of bedacht?

Nana: Bedacht.

Hans: Misschien worden negatieve gedachten wel veroorzaakt door depressiviteit.

Nana: O. Ja, dat kan natuurlijk ook.

Hans: Of misschien worden beide wel veroorzaakt door een onderliggende factor.

Nana: Zoals?

Hans: Een lage suikerspiegel, een overdosis stresshormoon, slaapgebrek, incest, een ingebeeld trauma, het weer, een allergie, overprikkeling, onderprikkeling, frustratie, angst, een combinatie van factoren, zeg het maar.

Nana: Hm.

Hans: Misschien moet het hele universum wel precies in de huidige constellatie verkeren om precies op dit moment precies deze combinatie van depressiviteit en negatieve gedachten in iemand op te wekken.

Nana: Dan kun je het wel schudden.

Hans: Dan moet het zogezegd zo zijn.

Nana: Moet het zo zijn?

Hans: Ik heb geen idee.

Nana: Dus jij zou op een dag gewoon weer depressief kunnen worden.

Hans: Ik weet niet of dat zomaar zou kunnen.

Nana: Niet-weten biedt geen enkele garantie.

Hans: Anders was het geen niet-weten. Ik weet niet eens of het niet-weten blijft; het kan ieder moment afgelopen zijn.

Nana: Deprimerend hoor.

Hans: Ik vind het heerlijk.

Nana: Ja, dat kan natuurlijk ook.

Hans: Voor zolang het duurt.

365. Ben je altijd vol liefde en vreugde als je niet meer weet?

Youp: Gaat niet-weten gepaard met een bepaalde gemoedstoestand?

Hans: In het algemeen of bij mij?

Youp: In het algemeen.

Hans: Dat weet ik niet.

Youp: En bij jou?

Hans: Bij mij niet.

Youp: Volgens sommigen is niet-weten liefde, openheid, ontvankelijkheid, mildheid.

Hans: Als je daarop uit bent, moet je bij hen wezen.

Youp: Wat zou jij zeggen?

Hans: Niet-weten is niet weten, hoe je je ook voelt.

Youp: Volgens anderen is niet-weten grondeloze, redeloze, eindeloze vreugde.

Hans: Persoonlijk ken ik niemand die het zo beleeft.

Youp: Voel jij liefde voor alles wat is?

Hans: Wat is en wat ik daarvoor voel omvat heel wat meer dan liefde.

Youp: Aanvaard jij wat er op je pad komt onvoorwaardelijk?

Hans: Ook afwijzing komt op mijn pad, of ik het aanvaard of niet.

Youp: Voorwaardelijk of onvoorwaardelijk?

Hans: Net zo het komt.

Youp: Maar wat heb je er dan aan?

Hans: Niet-weten is niet weten, wat je er ook aan hebt.

366. Wat betekent het dat iemand nooit boos wordt?

Luca: Als iemand nooit meer boos wordt, betekent dat dan dat hij verlicht is?

Hans: Voor jou misschien.

Luca: Voor jou niet?

Hans: Misschien betekent het alleen dat hij zijn gevoelens onderdrukt.

Luca: Dat kan ook nog.

Hans: Misschien voelt hij ze wel, maar toont hij ze niet.

Luca: Ja, zo zijn mensen wel.

Hans: Misschien toont hij ze wel, maar niet aan jou.

Luca: Geen prettig idee.

Hans: Misschien toont hij ze wel, maar zie jij ze niet.

Luca: Dat zou niet voor het eerst zijn.

Hans: Misschien is hij nooit boos, maar betekent het niets.

Luca: Wie zal het zeggen.

Hans: Misschien betekent het iedere keer wat anders.

Luca: Iedere situatie is uniek, zeggen ze.

Hans: Misschien betekent het voor iedereen wat anders.

Luca: Wat maak jij eruit op?

Hans: Dat ik weer eens niet weet wat ik eruit op moet maken.

Luca: Betekent dit soms dat jij verlicht bent?

Hans: Voor jou misschien.

367. Agnose is geen gemoedstoestand

Een duidend niet duiden.

Ik zie in innerlijke vrede – hoe diep en constant ook – geen teken van iets groters, zoals verlichting, ontwaken, zelfrealisatie, transcendentie of eenwording met god. Evenmin zie ik in innerlijke onrust een teken van het tegendeel. Innerlijke vrede is innerlijke vrede, innerlijke onrust is onrust en het duurt zolang het duurt.

Niet-weten is voor mij geen gemoedstoestand maar het onvermogen om te onderscheiden, om al denkende tot definitieve indelingen te komen en zonder meer te geloven dat de categorieën in mijn denken de categorieën van de werkelijkheid zijn.

Niet-weten is voor mij geen gemoedstoestand maar het onvermogen om te verklaren, om al redenerende tot een definitieve theorie te komen en zonder meer te geloven dat de door mij bedachte oorzaken de werkelijke en enige oorzaken zijn.

Niet-weten is voor mij geen gemoedstoestand maar het onvermogen om te duiden, om al duidende tot eenduidigheid te komen, om aan een object, subject, situatie of gebeurtenis een enkelvoudige betekenis toe te kennen en zonder meer te geloven dat die de ware, de enige betekenis is.

Al mijn gedachten over de werkelijkheid staan tussen aanhalingstekens, inclusief het onderscheid tussen gedachte en werkelijkheid. De werkelijkheid is 'de werkelijkheid', mijn gedachten zijn 'mijn' 'gedachten', mijn onderscheidingen zijn 'onderscheidingen, mijn verklaringen 'verklaringen', mijn duidingen 'duidingen'. Welke 'gemoedstoestand' daarvan ook het 'gevolg' mag zijn.

Wat niet wegneemt dat ik sinds ik uit het weten ben gevallen gemiddeld gesproken heel wat lichter en luchtiger door het leven ga dan voorheen.

368. Meester Icarus over de weg naar geluk

Leerling: Er is geen weg naar geluk. Geluk is de weg.

Meester: Er is geen weg. Dat is geluk.

369. Van wie is jouw huis? De mythe van de eigen woning

Hoe je van je huis afkomt zonder het te verkopen.

Een eigen huis is voor velen een droom. Een privédomein waarin je heer en meester bent, veilig voor de wereld. Daar kun je pas ontspannen en gelukkig worden. Toch?

Toch niet.

1

Als je een huis koopt kun je soms de grond erbij kopen, soms alleen maar pachten. Dan staat je huis op andermans grond, met alle rechten en plichten van dien.

Van wie is jouw huis? Waar houdt het op?

2

Is de grond toch van jou dan kan het best zo zijn dat anderen eroverheen mogen lopen of rijden; ze hebben dan recht van overpad.

Van wie is jouw huis? Waar houdt het op?

3

Het kan ook zijn dat de grond die je hebt gekocht eeuwigdurend gepacht wordt door een buur of boer, voor een reëel of symbolisch bedrag, zodat jij wel verantwoordelijk bent voor onderhoud, afwatering, omheining en dergelijke maar er verder op geen enkele manier gebruik van kunt maken.

Van wie is jouw huis? Waar houdt het op?

4

Als je een vrijstaand huis koopt kun je het hele gebouw het jouwe noemen, maar als je een rijtjeshuis koopt deel je de tussenmuren en de dakgrenzen met de buren. Zij zijn mede-eigenaren met medebeslissingsrecht over de gemeenschappelijke delen.

Van wie is jouw huis? Waar houdt het op?

5

In een appartement of flatwoning zijn ook de vloeren, plafonds, daken en buitengevels gemeenschappelijk, en alle voorzieningen, waaronder entrees, liften, trappenhuizen en stortkokers, nooduitgangen, verwarmingssystemen, airco's en sprinklerinstallaties. De zeggenschap daarover ligt niet bij de individuele eigenaren maar bij de vereniging van eigenaren.

Van wie is jouw huis? Waar houdt het op?

6

Mag je een vlaggenmast op je huis zetten, of meerdere, of een heel woud van vlaggenmasten? Mag je zelf bepalen hoe hoog die vlaggenmasten zijn en hoe groot de vlaggen? Mag je zelf bepalen op welke tijden en dagen je welke vlaggen laat wapperen?

Van wie is jouw huis? Waar houdt het op?

7

Als je je huis niet hoog genoeg vindt, mag je er dan een verdieping op zetten? Twee verdiepingen? Tien? Honderd? Een zendmast van vierhonderd meter? Tot op welke hoogte boven je woning kun je je rechten doen gelden?

Rijtje huisjes met daartussen een wolkenkrabber.
^ Rijtjeskrabber.

Van wie is jouw huis? Waar houdt het op?

8

Mag je een luchtballon boven je huis hangen? Mag je door de ruimte boven je huis vliegen met een drone? Met een helikopter? Mag je andermans luchtballonnen, drones en vliegtuigen boven je huis verbieden? Tot op welke hoogte?

Van wie is jouw huis? Waar houdt het op?

9

Mag je dieren in en om je huis vangen? Slakken, spinnen, duizendpoten, kakkerlakken? Mollen, veldmuizen, relmuizen, woelratten? Reigers, dassen, zwijnen, herten? Geiten, schapen, paarden, koeien? Mag je ze verkopen? Mag je ze doden? Mogen je huisdieren ze doden?

Van wie is jouw huis? Waar houdt het op?

10

Mag een jager op de vogels boven jouw huis schieten? Zijn de vogels die hij afschiet dan van jou, van degene op wiens grond ze dood neervallen of van de jager?

Van wie is jouw huis? Waar houdt het op?

11

Tot op welke diepte kun je rechten doen gelden? Mag je een kelder onder je huis bouwen? Een onderkelder? Een aardkrabber van tien of honderd verdiepingen?

Van wie is jouw huis? Waar houdt het op?

12

Mag je putten op je terrein slaan? Wat mag je uit die putten halen? Water, warmte, gas, steenkool, aardolie, natuursteen, zand, klei? Wat mag je erin opslaan?

Van wie is jouw huis? Waar houdt het op?

13

Kun je de staat of een bedrijf toestaan of verbieden gangen onder je huis te graven, de bodemschatten onder je huis vandaan te halen?

Van wie is jouw huis? Waar houdt het op?

14

Van wie is het grondwater onder je woning? Als jouw nieuwe put tot gevolg heeft dat die van de buren opdroogt, wiens belang gaat er dan voor? Als je hun stront of bestrijdingsmiddelen aantreft in jouw put, of zij de jouwe in de hunne, wie is er dan aansprakelijk?

Van wie is jouw huis? Waar houdt het op?

15

Als je huis niet op het riool is aangesloten, kan de gemeente je daar dan toe verplichten? Als er geen riool is, kun je dan verplicht worden om een septic tank te plaatsen? Als er een septic tank is, kun je dan verplicht worden om die te laten inspecteren en te vernieuwen als hij niet meer aan de normen voldoet? Als er geen riool is en geen eigen grond voor een septic tank, moet je dan je huis uit?

Van wie is jouw huis? Waar houdt het op?

16

Mag je iets verbranden in of om je huis? Welke brandstoffen zijn toegestaan? Mag je je tuinafval, rommel uit de schuur, oude banden, sloopauto's, kerstbomen, grof vuil van buurt-, wijk-, stadsgenoten verbranden? Mag je je eigen huis in de fik steken? Mag je de brandweer de toegang ontzeggen of hun bluswerkzaamheden verbieden?

Van wie is jouw huis? Waar houdt het op?

17

Mag je een muur rond je huis zetten? Hoe hoog mag die muur zijn? Van wie is het zonlicht dat via de ruimte boven en rond jouw huis in de tuin van de buren valt? Van wie is het uitzicht waar de buren van genieten en dat gebaseerd is op de afwezigheid van obstakels op jouw domein?

Van wie is jouw huis? Waar houdt het op?

18

Mag je een terras voor je huis maken? Mag je je erf met grind bedekken? Mag je een grindhoop op je erf leggen? Een vuilnishoop? Een puinhoop?

Van wie is jouw huis? Waar houdt het op?

19

Van wie is de boom naast je huis? Mag je hem omhakken als je hem te groot vindt of heb je daarvoor een vergunning nodig? Mag de buurman eisen dat je hem verwijdert als hij te dicht op de erfgrens staat, de fundering van zijn woning ontwricht of zijn dak beschadigd?

Van wie is jouw huis? Waar houdt het op?

20

Als er een tak afbreekt die in de tuin van de buren valt, op de openbare weg, op een daar geparkeerde auto of op een voorbijganger, ben jij daar dan verantwoordelijk voor? En als je eerder een kapvergunning heb aangevraagd die is geweigerd? En als je net op last van de verzekering je boom hebt laten inspecteren, die sterk en gezond is bevonden?

Van wie is jouw huis? Waar houdt het op?

21

Van wie zijn de walnoten, de hazelnoten, de beukennootjes, de appels en de peren, de kaki's en de kiwi's uit jouw struiken en bomen die in de tuin van de buren of op de openbare weg vallen of van hun tuin in de jouwe?

Van wie is jouw huis? Waar houdt het op?

22

Als je je huis niet onderhoudt, kan de gemeente dan ingrijpen? Kun je gedwongen worden een bouwinspectie te laten uitvoeren? Kun je gedwongen worden je huis op te knappen? Kun je je huis uitgezet worden, kan je huis onbewoonbaar worden verklaard, ook al woon je er naar volle tevredenheid?

Van wie is jouw huis? Waar houdt het op?

23

Mag je binnenshuis of buitenshuis wietplanten kweken, slaapbollen, cocaplanten? Lijkbloemen, stinkkool, voodoolelies, doerians? Mag je Japanse duizendknoop poten, reuzenberenklauw, brandnetel, gevlekte scheerling?

Van wie is jouw huis? Waar houdt het op?

24

Mag je een hond nemen? Twee honden? Tien? Een opvang in je achtertuin? Hoeveel katten en konijnen mag je houden? Mag je van je tuin een volière voor twee papegaaien maken? Voor twintig papegaaien, voor tweehonderd? Mag je wormen in je tuin vrijlaten? Ringslangen? Adders? Alligators?

Van wie is jouw huis? Waar houdt het op?

25

Mag je verjaardagsfeestjes geven in je huis of tuin? House party's? Mag je er fluiten en zingen zoveel en zo hard je wilt? Roepen, jodelen, schreeuwen, krijsen, jammeren? Dag en nacht oefenen op je mondorgel, je kerkorgel, je drumstel, je elektrische gitaar met je heavymetalband?

Van wie is jouw huis? Waar houdt het op?

26

Mag je logés ontvangen? Mag je daar een vergoeding voor vragen? Mag je ze laten schoonmaken, klussen en tuinieren in ruil voor kost en inwoning? Hoeveel mensen per nacht? Hoeveel onbetaalde overnachtingen per jaar, hoeveel betaalde?

Van wie is jouw huis? Waar houdt het op?

27

Mag je er mensen laten vrijen? Mag je daar vertrekken voor inrichten? Mag je er geld voor vragen? Mag je voor hun privacy de deuren en ramen blinderen? Een bewaker voor de deur zetten?

Van wie is jouw huis? Waar houdt het op?

28

Mag je iemand bij je huis laten kamperen? Mag je verschillende kampeerders tegelijk ontvangen? Mag je er geld voor vragen? Mag je faciliteiten aanbieden, toiletten, douches, een kampwinkeltje?

Van wie is jouw huis? Waar houdt het op?

29

Wanneer precies wordt een woning een bedrijf? Welk soort bedrijf is verenigbaar met de woonfunctie? Wanneer heb je een vergunning nodig? Welke partijen hebben daar iets over te zeggen, welke boetes, dwangsommen en gevangenisstraffen kunnen ze opleggen als je hun regels overtreedt?

Van wie is jouw huis? Waar houdt het op?

30

Mag je aan je huis veranderen wat je wilt wanneer je wilt of heb je daarvoor toestemming nodig van de plaatselijke schoonheidscommissie, van de gemeente, van het rijk? Wie bepaalt de leges? Hoelang blijft een vergunning geldig? Wat als de verbouwing uitloopt en de vergunning verloopt voordat de werkzaamheden voltooid zijn? Wat gebeurt er met je vergunning als het bestemmingsplan tussentijds wordt gewijzigd? Als je je niet helemaal aan je vergunning houdt, kan de verstrekker dan van je eisen dat je op eigen kosten de verbouwing corrigeert of ongedaan maakt?

Van wie is jouw huis? Waar houdt het op?

31

Welke eisen mogen brandweer en verzekeraars aan je huis stellen? Rookmelders? Koolmonoxydemelders? Vluchtwegen? Blusapparaten? Het gebruik van brandvertragend bouwmateriaal? Brandwerende deuren? Verplichte keuringen van de binnenhuisinstallatie en het interieur? Mag je als dwangmatig verzamelaar je huis tot de nok toe vullen met brandbare huisraad en collecties?

Van wie is jouw huis? Waar houdt het op?

32

Als de grond verontreinigd is of als er in het verleden gevaarlijke stoffen zijn gebruikt, zoals asbest, asbestcement, loodverf of loden waterleidingen, kun je dan verplicht worden die te verwijderen? Als de elektrische installatie verouderd is, kun je dan verplicht worden die te vervangen?

Van wie is jouw huis? Waar houdt het op?

33

Van wie zijn de waterleidingen, de elektriciteitskabels, de glasvezelkabels, de telefoonkabels, de gasleidingen naar en in je huis precies? Moet je nutsbedrijven zomaar toegang verlenen tot je woning voor inspectie, reparatie, vervanging, het opnemen van meterstanden?

Van wie is jouw huis? Waar houdt het op?

34

Als je je huis verhuurt, mag je dan zelf de hoogte van de huur bepalen? Mag je de huur verhogen? Mag je wanbetalers uitzetten? Mag je eenzijdig het contract beëindigen? Voor welke werkzaamheden in en om het huis heb je toestemming van je huurders nodig?

Van wie is jouw huis? Waar houdt het op?

35

Als je een hypotheek neemt bij de bank, fungeert jouw huis als onderpand. Los je niet af dan mag de bank het huis dat je het jouwe noemt gewoon verkopen, of je wilt of niet. Als het rijk daar reden toe ziet mag het je woning en je grond onteigenen.

Van wie is jouw huis? Waar houdt het op?

36

Wat als je huis legaal gekraakt wordt? Wat als het illegaal gekraakt wordt? Wat als je 'beschermingsgeld' moet betalen aan de plaatselijke zware jongens? Op wie kun je een beroep doen als de rechtstaat instort of bij een krach?

Wat is een huis en waar houdt het op?

Van wie is jouw huis? Is het wel van jou? Is het van de bank? De verzekeraar? De grondbezitter? De mede-eigenaren? De buren? De huurders? De nutsbedrijven? De welstandscommissie? De gemeente? De provincie? Het rijk? Europa? Het Waterschap? De brandweer? De maffia? De dieren? Is het van alles en iedereen? Is het van niets of niemand?

Van wie is trouwens de bank? Van wie is de verzekeraar, van wie zijn de nutsbedrijven enzovoort, waar eindigt hun domein? Wat is van wie?

Wat is een huis als je de grenzen ervan niet kunt bepalen? Is het een materieel object, een complex van rechten en plichten rondom een gebouw, een gedachte in je hoofd of wat?

370. Van wie is jouw lijf? De mythe van het eigen lichaam

Hoe je van je lichaam afkomt zonder het te doden.

Er is weinig of niets in dit leven dat je helemaal het jouwe kan noemen, maar je lichaam is jouw lichaam. Jouw domein. Jij bent de kapitein. Soeverein.

Zo bepaal je zelf wanneer je opstaat en naar bed gaat. Je bepaalt zelf of je linksaf gaat of rechtsaf. Je bepaalt zelf of je naar de wc gaat of nog even wacht. Je bepaalt zelf of je een sigaret opsteekt of stopt met roken.

Je bepaalt zelf of je je dood vreet of uithongert. Je bepaalt zelf of je traint of luiert. Je bepaalt zelf wie jou mag aanraken. Je bepaalt zelf of je leeft of sterft.

Je bepaalt het allemaal zelf. Toch?

Toch niet.

1

Weet jij hoe je lichaam begonnen is? De een zegt dat je door God gemaakt bent, de ander dat je geconcipieerd bent door je ouders, een derde dat je lichaam een illusie is in het ware zelf.

Wat denk jij? Heb je zelf gekozen voor een lichamelijk bestaan, heb je je eigen lichaam uitgekozen, heb je jezelf geschapen, is het lichaam, het lichamelijk bestaan je overkomen, is je lichaam en misschien wel alle materie maar een waan in bewustzijn, of wat?

Van wie is jouw lijf? Wie is hier de baas?

Iemand die zijn eigen hoofd boetseert.
^ De zelfschepper.

2

Je bent lang of kort, zwaargebouwd of tenger, handig of onhandig, sterk of zwak, man, vrouw of iets ertussenin, gezond, gehandicapt of ziek, zwart of rood, geel, blank of gevlekt. Is dat wat je wilt of zou je liever een ander lichaam hebben? Tot een andere soort behoren? Kunnen wisselen van lichaam wanneer het je behaagt? Een robot zijn? Als apparaat door het leven gaan? Zo ja, wat let je?

Van wie is jouw lijf? Wie is hier de baas?

3

Ben je content met dit ene lichaam of had je er liever twee gehad, tien of duizend? Of was je liever lichaamsloos geweest, onstoffelijk, zuivere energie of geest? Waarom ben je dat niet? Waarom probeer je niet eens wat anders? O, gaat het niet.

Van wie is jouw lijf? Wie is hier de baas?

4

Weet jij hoe je er vanbinnen uitziet? Wat daar allemaal gebeurt? Had je jezelf ooit kunnen bedenken, laat staan maken? Kun jij je lichaamstemperatuur meten en regelen? Je bloed zuiveren? Je huid herstellen? Je hart laten kloppen? Je hormoonhuishouding beïnvloeden? Je potentie verhogen of verlagen? Zaad of eitjes maken?

Van wie is jouw lijf? Wie is hier de baas?

5

Je kunt misschien een minuut je adem inhouden, maar algauw neemt je lichaam het van je over en haal je adem of je wilt of niet. Je kunt een bezoekje aan de wc uitstellen maar na een poosje kun je het niet langer ophouden, hoezeer je ook je best doet. Je kunt proberen wakker te blijven maar uiteindelijk val je zelfs staande in slaap. Je kunt oefeningen doen om jong te blijven maar intussen word je onverbiddelijk ouder. Je kunt je best doen om lang te leven maar uiteindelijk ga je toch dood.

Van wie is jouw lijf? Wie is hier de baas?

6

Iemand kan zonder overleg jouw sperma opvangen en gebruiken voor zelfinseminatie of verkopen aan een spermabank of door een sequencer halen om er een genetische blauwdruk van te maken en die op het internet te zetten of om een kloon te produceren en die te verkopen als slaaf of orgaanproducent.

Van wie is jouw lijf? Wie is hier de baas?

7

Op een dag word je zwanger, je begint over te geven, je gewicht neemt toe, je gevoelens worden heftiger, je smaak verandert, je borsten zwellen en beginnen te vloeien, je slaapt slecht, overal doet het zeer alsof je weer groeipijnen hebt, je weet niet wat je overkomt, je wist niet dat het zo ingrijpend zou zijn, je hebt veel te licht over zwangerschap gedacht en je kunt het niet ongedaan maken door eventjes met je vingers te knippen.

Van wie is jouw lijf? Wie is hier de baas?

8

Tijdens je zwangerschap woont er een vreemde in je lijf, eerst als amorf klompje cellen, nauwelijks opgemerkt, dat geleidelijk zijn vorm vindt en dan begint te groeien, steeds sneller, je buikwand naar buiten duwt tot je huid begint te scheuren, je bekkenbodem omlaag drukt tot je blaas begint te lekken, je maag omhoog duwt en zure oprispingen veroorzaakt, je wervelkolom naar voren trekt en rugklachten geeft. De foetus begint zich te roeren, draait om zijn as, trapt tegen je buik, reageert op omstandigheden, op licht, op muziek, op lawaai, en begint op die manier nog voor zijn geboorte zijn wil uit te oefenen.

Van wie is jouw lijf? Wie is hier de baas?

9

Een baby is niet de eerste of de enige vreemde in je lichaam; van voor je geboorte tot na je dood zit je van binnen en van buiten vol virussen, bacteriën, schimmels – ziekmakend, neutraal of gezond. Je leven lang word je belaagd door wormen, vlooien, luizen, teken, mijten, vliegen, muggen, wespen en ander gespuis. De ongenode gasten zullen nooit toestemming vragen, ze maken zich zelden bekend, ze overschrijden alle grenzen en houden zich aan geen enkele wet.

Van wie is jouw lijf? Wie is hier de baas?

10

Behalve door micro-organismen wordt je lichaam bedreigd door talloze dieren te land, ter zee en in de lucht: slangen, padden, ratten, honden, katten, beren, stieren, leeuwen, olifanten, kraaien, buizerds, haviken, meeuwen, uilen, kwallen, haaien, orka's. Sommige vallen alleen aan als ze honger of jongen hebben, andere omdat ze zich bedreigd voelen of zomaar, zonder duidelijke aanleiding. Soms blijft het bij een grauw of een haal met een klauw, soms komt het tot spugen, trappen, bijten of verscheuren. Van jouw ideeën over eerlijk spel hebben dieren weinig of geen benul, ze doen met je wat ze doen.

Van wie is jouw lijf? Wie is hier de baas?

11

Een van de grootste roofdieren op aarde is de mens. In huis, op straat, op het schoolplein, op de markt, op het slagveld – nergens ben je veilig voor je medemens. Hij slaat je tanden uit je mond, stroopt je vel af, steekt je ogen uit, plant een mes tussen je ribben, snijdt je borsten of je ballen eraf, boort gaten in je knieën, jaagt een kogel door je nek, breekt je botten met een knuppel, gooit accuzuur, hete pek of kokend water over je heen, zet je onder stroom, hangt je ondersteboven aan een kruis, vergiftigt je, bind je vast met prikkeldraad, sluit je op, metselt je in – je kunt het zo gek niet bedenken.

Van wie is jouw lijf? Wie is hier de baas?

12

Verminken soortgenoten je niet opzettelijk, dan verminken ze je wel per ongeluk met een van hun miljarden apparaten, en jij hen. Alleen al in het verkeer vallen er meer dan vijftig miljoen gewonden per jaar en meer dan een miljoen doden.

Van wie is jouw lijf? Wie is hier de baas?

13

Mensen zijn gevaarlijk en je kunt ze moeilijk ontlopen, ze zijn overal. De gevaarlijkste mens kun je sowieso niet ontlopen, dat ben je zelf, je bent er altijd. Er zijn eindeloos veel mogelijkheden om je lichaam en geest te mishandelen en het is moeilijk of onmogelijk om jezelf ervan te weerhouden. Vraatzucht, hongerzucht, drankzucht, nieuwsverslaving, sportverslaving, adrenalineverslaving, drugsverslaving, rookverslaving, medicijnverslaving, zelfkastijding, automutilatie, alpinisme en andere risicosporten, masochisme, tatoeage, zonnebrand, cosmetische chirurgie, Russische roulette, zelfdoding, zware lichamelijke arbeid, sekswerk enzovoort.

Van wie is jouw lijf? Wie is hier de baas?

14

Artsen kunnen je laten fixeren, tegen jouw wens of die van je familie in. Ze kunnen levensverlengende maatregelen nemen, abortus of euthanasie plegen, een orgaan uitnemen, een lobotomie uitvoeren, elektroshocks toedienen. Omgekeerd kunnen ze medicijnen, therapieën en behandelingen weigeren, ze kunnen je uitbehandeld verklaren of je het ermee eens bent of niet.

Van wie is jouw lijf? Wie is hier de baas?

15

De politie mag jou in naam der wet opjagen, slaan, met waterkanonnen bestoken, neerschieten, doodschieten, fixeren, fouilleren, boeien, vervoeren en opsluiten, en ze mag pogingen tot zelfverminking en zelfmoordpogingen verijdelen. Waar de politie machteloos staat, wordt het leger ingezet met een wapenarsenaal waar zelfs de goden niet van konden dromen.

Van wie is jouw lijf? Wie is hier de baas?

371. Van wie is jouw leven? De mythe van het eigen bestaan

Hoe je in honderd vragen van je leven afkomt zonder het te verliezen.

1

Heb jij een huis of heeft het jou?
Heb jij een tuin of heeft hij jou?
Heb jij een geboortedorp of heeft het jou?
Heb jij een vaderland of heeft het jou?
Heb jij een partij of heeft zij jou?
Heb jij een voetbalclub of heeft hij jou?

Van wie is jouw leven?

2

Heb jij werk of heeft het jou?
Heb jij een carrière of heeft zij jou?
Heb jij een bedrijf of heeft het jou?
Heb jij personeel of heeft het jou?
Heb jij klanten of hebben zij jou?
Heb jij een baas of heeft hij jou?

Van wie is jouw leven?

3

Heb jij geld of heeft het jou?
Heb jij aandelen of hebben zij jou?
Heb jij opties of hebben zij jou?
Heb jij een hypotheek of heeft zij jou?
Heb jij een bank of heeft hij jou?
Heb jij een verzekeraar of heeft hij jou?

Van wie is jouw leven?

4

Heb jij een auto of heeft hij jou?
Heb jij een camper of heeft hij jou?
Heb jij een boot of heeft zij jou?
Heb jij machines of hebben zij jou?
Heb jij een hobby of heeft hij jou?
Heb jij een verzameling of heeft hij jou?

Van wie is jouw leven?

5

Heb jij een krant of heeft hij jou?
Heb jij een tv of heeft zij jou?
Heb jij een computer of heeft hij jou?
Heb jij een smartphone of heeft hij jou?
Heb jij een horloge of heeft het jou?
Heb jij een agenda of heeft hij jou?

Van wie is jouw leven?

6

Heb jij gedachten of hebben zij jou?
Heb jij ideeën of hebben zij jou?
Heb jij woorden of hebben zij jou?
Heb jij meningen of hebben zij jou?
Heb jij principes of hebben zij jou?
Heb jij motto's of hebben zij jou?

Van wie is jouw leven?

7

Heb jij verdriet of heeft het jou?
Heb jij angsten of hebben zij jou?
Heb jij behoeften of hebben zij jou?
Heb jij verlangens of hebben zij jou?
Heb jij dagdromen of hebben zij jou?
Heb jij nachtmerries of hebben zij jou?

Van wie is jouw leven?

8

Heb jij een partner of heeft hij jou?
Heb jij minnaars of hebben zij jou?
Heb jij exen of hebben zij jou?
Heb jij ouders of hebben zij jou?
Heb jij kinderen of hebben zij jou?
Heb jij kleinkinderen of hebben zij jou?

Van wie is jouw leven?

9

Heb jij vijanden of hebben zij jou?
Heb jij kennissen of hebben zij jou?
Heb jij buren of hebben zij jou?
Heb jij vrienden of hebben zij jou?
Heb jij volgers of hebben zij jou?
Heb jij een huisdieren of hebben zij jou?

Van wie is jouw leven?

10

Heb jij een lichaam of heeft het jou?
Heb jij hersens of hebben zij jou?
Heb jij zintuigen of hebben ze jou?
Heb jij lusten of hebben zij jou?
Heb jij kwalen of hebben zij jou?
Heb jij pijn of heeft hij jou?

Van wie is jouw leven?

11

Heb jij een verleden of heeft het jou?
Heb jij herinneringen of hebben zij jou?
Heb jij trauma's of hebben zij jou?
Heb jij gewoontes of hebben zij jou?
Heb jij ervaring of heeft zij jou?

Heb jij rechten of hebben zij jou?

Van wie is jouw leven?

12

Heb jij een toekomst of heeft zij jou?
Heb jij verwachtingen of hebben zij jou?
Heb jij plannen of hebben zij jou?
Heb jij ambities of hebben zij jou?
Heb jij idealen of hebben zij jou?
Heb jij wensen of hebben zij jou?

Van wie is jouw leven?

13

Heb jij een geweten of heeft het jou?
Heb jij een geest of heeft hij jou?
Heb jij een ziel of heeft hij jou?
Heb jij een ego of heeft het jou?
Heb jij een wil of heeft hij jou?
Heb jij een hart of heeft het jou?

Van wie is jouw leven?

14

Heb jij een dokter of heeft hij jou?
Heb jij een psycholoog of heeft hij jou?
Heb jij een psychiater of heeft hij jou?
Heb jij een advocaat of heeft hij jou?
Heb jij een notaris of heeft hij jou?
Heb jij een coach of heeft hij jou?

Van wie is jouw leven?

15

Heb jij een god of heeft hij jou?
Heb jij een goeroe of heeft hij jou?
Heb jij een meester of heeft hij jou?
Heb jij een leraar of heeft hij jou?
Heb jij een leer of heeft hij jou?
Heb jij leerlingen of hebben zij jou?

Van wie is jouw leven?

372. Moet je met de stroom meegaan?

Een onderstroom.

Leerling: Je moet met de stroom meegaan.

Meester: Wat houdt dat in?

Leerling: Niet onderdrukken wat er is.

Meester: Wat het ook is?

Leerling: Woede als er woede is, verdriet als er verdriet is, vreugde als er vreugde is.

Meester: En als er onderdrukken is?

373. Moet je met de tegenstroom meegaan?

Leerling: Je moet met de stroom meegaan.

Meester: Waarom?

Leerling: Dan gaat alles vanzelf.

Meester: En als je er vanzelf tegenin gaat?

Leerling: Dan natuurlijk niet.

Meester: En in een draaikolk?

Leerling: Dan natuurlijk niet.

Meester: En bij een maalstroom?

Leerling: Dan natuurlijk niet.

Meester: En in een getijdenrivier?

Leerling: Dan natuurlijk niet.

Meester: En in een mui?

Leerling: Dan natuurlijk niet.

Meester: En als de stroom zich opsplitst?

Leerling: Dan natuurlijk niet.

Meester: En bij wisselstroom?

Leerling: Dan natuurlijk niet.

Meester: En als het water te ondiep is?

Leerling: Dan natuurlijk niet.

Meester: En als het water stilstaat?

Leerling: Dan natuurlijk niet.

Meester: Wanneer dan eigenlijk wel?

Leerling: Laat ik het zo zeggen, je moet zoveel mogelijk met de stroom meegaan.

Meester: Maak dat de zalm maar wijs.

374. Wie met de stroom mee wil moet zeewaardig zijn

Leerling: Je moet altijd met de stroom meegaan.

Meester: Alleen als je in zee wilt uitkomen.

Leerling: Daar had ik nog niet bij stilgestaan.

Meester: Niet verstandig voor een binnenschipper.

Leerling: Ik bedoelde het als beeldspraak.

Meester: En als je in de bergen wilt uitkomen?

Leerling: Dan moet je tegen de stroom ingaan.

Meester: En als je naar de overkant wilt?

Leerling: Dan moet je dwars op de stroom gaan.

Meester: En als je rustig heen wilt zwemmen en terug wilt wandelen?

Leerling: In dat geval kun je echt beter met de stroom meegaan.

Meester: Of naar de overkant zwemmen en over de brug terug.

Leerling: U neemt het wel erg letterlijk.

Meester: En als je stevig wilt zwemmen maar niet van wandelen houdt?

Leerling: Nou?

Meester: Dan moet je surplace tegen de stroom in zwemmen.

Leerling: Of heen en weer schuin tegen de stroom in.

Meester: En als je naar de bodem wilt?

Leerling: Dan moet je duiken.

Meester: En als je nergens heen of weg wilt?

Leerling: Dan blijf je zitten waar je zit.

Meester: En als je snel weg wilt?

Leerling: In dat geval kun je weer het beste met de stroom meegaan, lijkt mij.

Meester: In dat geval kun je het beste wegrennen, lijkt mij.

375. Niet met de stroom meegaan is meegaan met de tegenstroom

Oorlogsraad voor elke daad.

1

'Je moet met de stroom meegaan, jongen.'

'Dan ga ik bij de NSB.'

2

'Je moet met de stroom meegaan, jongen.'

'Dan ga ik bij het verzet.'

3

'Je moet met de stroom meegaan, jongen.'

'Dan zit ik het uit.'

4

'Je moet met de stroom meegaan, jongen.'

'Dan duik ik onder.'

5

'Je moet met de stroom meegaan, jongen.'

'Dan vaar ik naar Engeland.'

6

'Je moet met de stroom meegaan, jongen.'

'Dan spring ik van de brug.'

7

'Je moet met de stroom meegaan, jongen.'

'Ik kan niet zwemmen.'

376. Aan algemeenheden heb je niets

Ook niet aan deze.

Leerling: Je moet altijd met de stroom meegaan.

Meester: Ga jij altijd met de stroom mee?

Leerling: Eh... nee.

Meester: Nou dan.

Leerling: Maar vaak wel.

Meester: Maar dat zei je niet.

Leerling: Laat ik het dan zo zeggen, in het algemeen moet je met de stroom meegaan.

Meester: Wanneer precies?

Leerling: Jemig.

Meester: Wanneer bijvoorbeeld niet?

Leerling: Tja.

Meester: Zo zie je maar weer.

Leerling: Wat?

Meester: Aan algemeenheden heb je niets.

Leerling: Jammer.

Meester: Ook niet aan deze.

Leerling: Ik was er al bang voor.

Meester: Het heden is nooit algemeen.

Leerling: Hm.

Meester: Behalve in het verleden.

Leerling: O, gelukkig.

Meester: Maar dan is het al te laat.

377. Zwammen of verzuipen

Leerling: Go with the flow.

Meester: Spreek je moerstaal.

Leerling: Je moet altijd met de stroom mee zwemmen.

Meester: Wat een cliché.

Leerling: Wat zou u zeggen?

Meester: Je moet nooit met de stroom mee zwammen.

378. Niet-weten is een vuurzee

'Wat heeft niet-weten voor nieuws te bieden?'

'Niet-weten heeft niets te bieden, laat staan iets nieuws.'

'Waarin onderscheidt het zich dan?'

'In dat het er openlijk voor uitkomt.'

'Waarvoor?'

'Dat het niets te bieden heeft.'

'Is dat alles?'

'Kom er maar eens om.'

'Hoezo?'

'Overal kun je wel iets krijgen, maar waar krijg je nu niets?'

'Als je hét niets bedoelt dan weet ik nog wel een paar adresjes.'

'Maar ik bedoel gewoon niets.'

'Dan zal het ook wel niets kosten.'

'Integendeel, het zal je alles kosten.'

'Niet-weten brengt je niets maar kost je alles?'

'Wat wil je nog minder.'

'Geef mijn portie maar aan Fikkie.'

'Zeg maar gerust vuurzee.'

'En als je het helemaal niet meer weet?'

'Dan brengt het je alles en kost het je niets.'

379. Dwijsheid, vrijplaats tussen dwaasheid en wijsheid

Genade in drieëndertig triaden.

1

De dwaas denkt dat de wereld echt is, de dwijze niet.

De wijze denkt dat de wereld een illusie is, de dwijze niet.

2

De dwaas denkt dat hij iemand is, de dwijze niet.

De wijze denkt dat hij niemand is, de dwijze niet.

3

De dwaas denkt dat hij een vrije wil heeft, de dwijze niet.

De wijze denkt dat hij geen vrije wil heeft, de dwijze niet.

4

De dwaas denkt dat hij in de wereld is, de dwijze niet.

De wijze denkt dat de wereld in hem is, de dwijze niet.

5

De dwaas denkt dat alles substantieel is, de dwijze niet.

De wijze denkt dat alles leeg is, de dwijze niet.

6

De dwaas denkt dat hij de film is, de dwijze niet.

De wijze denkt dat hij het doek is, de dwijze niet.

7

De dwaas denkt dat hij niets is, de dwijze niet.

De wijze denkt dat hij alles is, de dwijze niet.

8

De dwaas denkt dat er vele dingen zijn, de dwijze niet.

De wijze denkt dat er maar één ding is, de dwijze niet.

9

De dwaas denkt dat hij het lichaam is, de dwijze niet.

De wijze denkt dat hij de geest is, de dwijze niet.

10

De dwaas denkt dat hij licht ziet, de dwijze niet.

De wijze denkt dat hij licht geeft, de dwijze niet.

11

De dwaas denkt dat hij geschapen is, de dwijze niet.

De wijze denkt dat hij de schepper is, de dwijze niet.

12

De dwaas denkt dat waarheid relatief is, de dwijze niet.

De wijze denkt dat de waarheid absoluut is, de dwijze niet.

13

De dwaas denkt dat hij moet doen, de dwijze niet.

De wijze denkt dat hij moet laten, de dwijze niet.

14

De dwaas denkt dat hij geboren is, de dwijze niet.

De wijze denkt dat hij ongeboren is, de dwijze niet.

15

De dwaas denkt dat hij zal sterven, de dwijze niet.

De wijze denkt dat hij onsterfelijk is, de dwijze niet.

16

De dwaas denkt dat hij in de tijd leeft, de dwijze niet.

De wijze denkt dat hij in het nu leeft, de dwijze niet.

17

De dwaas denkt dat liefde de mensen verbindt, de dwijze niet.

De wijze denkt dat liefde de mensen oplost, de dwijze niet.

18

De dwaas denkt dat de waarheid zegbaar is, de dwijze niet.

De wijze denkt dat de waarheid onzegbaar is, de dwijze niet.

19

De dwaas denkt dat alles anders moet, de dwijze niet.

De wijze denkt dat alles volmaakt is, de dwijze niet.

20

De dwaas denkt dat er iets te bereiken valt, de dwijze niet.

De wijze denkt dat er niets te bereiken valt, de dwijze niet.

21

De dwaas denkt dat hij zichzelf moet verlossen, de dwijze niet.

De wijze denkt dat hij iedereen moet verlossen, de dwijze niet.

22

De dwaas denkt dat hij iets nodig heeft, de dwijze niet.

De wijze denkt dat hij niets nodig heeft, de dwijze niet.

23

De dwaas denkt dat hij zich moet verdedigen, de dwijze niet.

De wijze denkt dat hij zich moet overgeven, de dwijze niet.

24

De dwaas denkt dat hij moet vasthouden, de dwijze niet.

De wijze denkt dat hij moet loslaten, de dwijze niet.

25

De dwaas denkt dat begeerte bevredigd moet worden, de dwijze niet.

De wijze denkt dat begeerte overwonnen moet worden, de dwijze niet.

26

De dwaas denkt dat het denken zal overwinnen, de dwijze niet.

De wijze denkt dat hij het denken zal overwinnen, de dwijze niet.

27

De dwaas denkt dat hij het denken moet overwinnen, de dwijze niet.

De wijze denkt dat hij het denken heeft overwonnen, de dwijze niet.

28

De dwaas denkt dat de leer nergens is, de dwijze niet.

De wijze denkt dat de leer overal is, de dwijze niet.

29

De dwaas denkt dat er een leer is, de dwijze niet.

De wijze denkt dat er geen leer is, de dwijze niet.

30

De dwaas denkt dat hij verlicht kan worden, de dwijze niet.

De wijze denkt dat iedereen al verlicht is, de dwijze niet.

31

De dwaas denkt dat er een weg is, de dwijze niet.

De wijze denkt dat er geen weg is, de dwijze niet.

32

De dwaas denkt dat hij wijs is, de dwijze niet.

De wijze denkt dat hij dwaas is, de dwijze niet.

33

De dwaas denkt dat hij iets weet, de dwijze niet.

De wijze denkt dat hij niets weet, de dwijze niet.

Nawoord

De dwaas denkt dat dwijsheid meer is dan een woord, de dwijze niet.

De wijze denkt dat dwijsheid maar een woord is, de dwijze niet.

380. Ik wou dat ik twee dwazen was – het nirwana van de numerologie

Drie

Het godsgetal.

De tekst hierboven, 'Dwijsheid, vrijplaats tussen dwaasheid en wijsheid', heeft als ondertitel 'Genade in drieëndertig triaden'.

Zoals de numerologen onder ons wellicht weten is een triade een drietal, bijvoorbeeld de Dwaas, de Wijze en de Dwijze; de Boeddha, de Dharma en de Sangha; de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Drie is het godsgetal.

Drieëndertig triaden van genade zijn er, en elk daarvan volstaat. Want iedere triade is een lade voor alle andere. Hier krijg je alles of niets – genadeloos de genade.

Vergelijk het met de achtenveertig Poortloze Poorten van de Wumenguan. Elke poort biedt toegang tot een en dezelfde plaatsloze plaats: de wolk van onweten, of hoe het hier ook mag heten. Een poort is nu eenmaal geen trede. Maar boven is wel beneden.

Drieëndertig triaden is drie keer...

Elf

Het dwazengetal.

Elf is het dwazengetal. Het gekkengetal. Het narrengetal. Het zottengetal. Het kengetal van carnaval.

Carnaval begint officieel op de elfde van de elfde om elf over elf met een vergadering van de Raad van Elf.

Het officiële begin van carnaval is overbodig omdat carnaval nooit ophoudt. Het wordt sinds protoplasmische tijden non-stop gevierd.

Je wordt geboren in een optocht en loopt de polonaise tot je erbij neervalt. Dan word je, nog steeds in een stoet, naar je graf gedragen.

Onderweg verkleed je je als leerling, als moeder, als pastoor, als roshi, als coach, als blogger, als vlogger, als socialist, als boer, als burgemeester – pakken van hetzelfde laken.

Wie of wat je ook voorwendt te zijn, je bent en blijft Prins Carnaval gekluisterd aan je grondgetal, elf.

Speelkaart met elf harten en het getal 11.
^ Elf is het dwazengetal, het kengetal van carnaval.

Tweeëntwintig

Het wijzengetal.

Twee keer elf is tweeëntwintig. Tweeëntwintig is het wijzengetal.

Tweeëntwintig gedeeld door twee is elf, dus een dwaas is een halve wijze, en een wijze is twee dwazen, daar hoef je echt geen Einstein voor te wezen.

Tweeëntwintig wordt ook het meestergetal genoemd. Een meester is iemand die de catch 22 van verlichting volledig doorziet, en daarmee zijn meesterschap.

De ware meester is meester-af. Meester-af kent geen onware meesters. Zijn ware naam is Meester Af.

Drieëndertig

Het dwijzengetal.

Drieëndertig is de som van het dwazengetal elf en het wijzengetal tweeëntwintig, 11 + 22 = 33. Drieëndertig is het dwijzengetal.

Een dwijze is een dwaze wijze, oftewel een wijze dwaas, want optellen is commutatief.

Een wijze die zich van zijn dwaasheid probeert te ontdoen is gewoon een dwaas. Een dwaas die zich van zijn wijsheid probeert te ontdoen ook. Want aftrekken is niet-commutatief, maar dwaasheid is wel distributief.

Een dwijze is een dwijze is een dwijze, op en top associatief. Niets laat hij zich wijsmaken en niemand maakt hij iets wijs, dit ook niet. Hij draait op 33 toeren om zijn as, als een derwisj met een kras, maar zonder plaat voor zijn kop of raad van elf.

Drieëndertig is het sleutelgat van een tuimelslot, een Bermudadriehoek boven een zwart gat – een onmogelijk uitroepteken aan het einde van het denken dat ooit begon met een onschuldig vraagteken:

Drieëndertig is de hoogste graad in de Vrijmetselarij. Verder zijn ze daar nooit gekomen; wie meent zichzelf vrij te kunnen metselen zal zichzelf inmetselen.

Zesenzestig

Het gulden getal.

Zesenzestig is de som van het dwazengetal elf, het wijzengetal tweeëntwintig en het dwijzengetal drieëndertig: 11 + 22 + 33 = 66.

Zesenzestig is ook het nummer van de autoroute dwars door Amerika die de oostkust met de westkust verbindt, en bij uitbreiding het nummer van de tussenweg die nergens loopt maar alles met alles verbindt – these met antithese in synthese, wijsheid met dwaasheid in dwijsheid, het boze nee met het blijde ja in het grote tja.

Om er te komen hoef je alleen maar Route 66 in twee richtingen tegelijk te bewandelen.

twee verkeersborden één van route 66 en een omgekeerd verkeersbord van route 99.

Dat kun je niet omdat je denkt dat het niet kunt. Laat die gedachte gaan en je ontdekt dat je nooit anders hebt gedaan.

Negenennegentig

De schone namen van god.

Negenennegentig is het dwijzengetal drieëndertig vermenigvuldigd met het godsgetal drie, 3 x 33 = 99.

Negenennegentig is ook het atoomnummer van het element einsteinium en het aantal schone namen van god.

De schone namen van god zijn niet de ware naam van god, en ook over zijn wonderbare overstijging van bestaan en niet-bestaan blijft het laatste woord terecht ongezegd.

Honderd

Het kleinste kamertje waar iedereen in past (is de bovenkamer)

De ware naam van god is de honderdste.

Die kunnen we niet weten, niet-weten zal hij heten.

Niet vergeten:

De dwaas denkt dat getallen niets betekenen, de dwijze niet.

De wijze denkt dat getallen iets betekenen, de dwijze niet.

Januskop van twee dwazen
^ Dwijze.

381. Vluchten voor het vluchten en vechten tegen het vechten

Leerling: Ik wil niet langer vluchten voor de werkelijkheid.

Meester: Dan vlucht je voor het vluchten.

Leerling: Verdraaid.

Meester: Wou je er liever tegen vechten?

Leerling: Ik wil ook niet meer vechten tegen de werkelijkheid.

Meester: Dan vecht je tegen het vechten.

Leerling: Verdraaid.

Meester: Wat wil je wel?

Leerling: Ik wil het leven alleen nog maar omarmen.

Meester: Met alles erop en eraan?

Leerling: Met alles erop en eraan.

Meester: Dan ook het vluchten en het vechten.

Leerling: Verdraaid.

382. Vluchten voor de werkelijkheid maakt deel uit van de werkelijkheid

Leerling: Ik vlucht voor de werkelijkheid.

Meester: Dat denk je maar.

Leerling: Hoezo?

Meester: Vluchten maakt deel uit van werkelijkheid.

Leerling: Vluchten voor de werkelijkheid maakt deel uit van de werkelijkheid?

Meester: Dus dat kan het probleem niet zijn.

Leerling: Ik wil niet meer vluchten voor de werkelijkheid.

Meester: Niet meer willen vluchten voor de werkelijkheid maakt deel uit van de werkelijkheid.

Leerling: En ik wil ook niet meer niet meer willen vluchten voor de werkelijkheid.

Meester: Niet meer niet meer willen vluchten voor de werkelijkheid maakt deel uit van de werkelijkheid.

Leerling: Niet meer niet meer willen vluchten voor de werkelijkheid maakt nog steeds deel uit van de werkelijkheid?

Meester: Dus dat kan het probleem niet zijn.

Leerling: Wat is dan het probleem?

Meester: Dat is dan de oplossing.

383. Echt willen leven is al echt leven

Leerling: Ik wil niet langer vluchten voor de werkelijkheid.

Meester: Je kunt niet vluchten voor de werkelijkheid.

Leerling: Waarom niet?

Meester: Omdat alles even werkelijk is.

Leerling: Maar vluchten is toch zeker geen...

Meester: Vluchten is precies even werkelijk als niet-vluchten.

Leerling: Maar ik wil écht leven.

Meester: Echt willen leven is ook echt leven.

Leerling: Iets willen is toch heel wat anders dan iets doen?

Meester: Willen is gewoon een manier van doen.

Leerling: Misschien bent u het wel die voor de werkelijkheid vlucht.

Meester: Dan is dat de werkelijkheid.

Leerling: Wat is dan de werkelijkheid?

Meester: Ik zou het echt niet weten.

Leerling: Misschien is niet-weten wel een vlucht uit de werkelijkheid.

Meester: Misschien is jouw werkelijkheid wel een vlucht uit het niet-weten.

Leerling: Maar alles was toch even werkelijk?

Meester: Hoe moet ik dat weten?

Leerling: Ik wil niet langer vluchten voor de werkelijkheid.

384. Gemoedsrust is... (5)

Gevleugelde woorden van Meester Icarus.

Wijsheidstegeltje: Rusten in niet-weten is berusten in niet weten.

385. Klein verstand, groot verstand, onverstand

Prelude op de Bergsoetra

Meester Icarus zegt:

Klein verstand vindt alles vanzelfsprekend.

Gemiddeld verstand vindt veel vanzelfsprekend.

Groot verstand vindt weinig vanzelfsprekend.

Briljant verstand vindt niets vanzelfsprekend.

Onverstand vindt niets.

386. Hoe diep ben jij?

Proloog van de Bergsoetra.

Meester Icarus zegt:

Diep lijkt degene bij wie we geen voet aan de grond krijgen.

Dieper is degene die geen voet aan de grond heeft.

Dieper nog is degene die geen voeten heeft.

Diepst is degene die geen grond heeft

387. De Bergsoetra: trappen naar de top

Vinger naar de waan; stellen, vergroten en overtreffen met Meester Icarus.

1. Levenskunst

Leerling: Wat is kleine levenskunst?

Meester: Vallen en opstaan.

Leerling: Wat is grote levenskunst?

Meester: Vallen.

2. Levenslessen

Leerling: Wat is een kleine levensles?

Meester: Een ervaring waar je iets van leert.

Leerling: Wat is een grote levensles?

Meester: Een ervaring waar je iets van afleert.

3. Volmaaktheid

Leerling: Wat is kleine volmaaktheid?

Meester: Weten dat niets volmaakt is.

Leerling: Wat is grote volmaaktheid?

Meester: Niet weten wat 'volmaakt' is.

4. Initiatief

Leerling: Wat is het kleine initiatief?

Meester: Almaar doen.

Leerling: Wat is het grote initiatief?

Meester: Maar wat doen.

Leerling: Wat is het grootste initiatief?

Meester: Laat maar gaan.

5. Sereniteit, 1

Leerling: Wat is kleine gemoedsrust?

Meester: Rustig zijn als je rustig bent.

Leerling: Wat is grote gemoedsrust?

Meester: Rustig blijven onder je onrust.

6. Sereniteit, 2

Leerling: Wat is kleine gemoedsrust?

Meester: Je onrust aanvaarden.

Leerling: Wat is grote gemoedsrust?

Meester: Aanvaarden dat je dat niet kunt.

Leerling: Wat is de grootste gemoedsrust?

Meester: Aanvaarden dat je dat ook niet kunt.

7. Liefde

Leerling: Wat is kleine liefde?

Meester: Alles door een roze bril zien.

Leerling: Wat is grote liefde?

Meester: Alles onder ogen zien.

Leerling: Wat is de grootste liefde?

Meester: Onder ogen zien dat je dat niet kunt.

8. Zekerheid

Leerling: Wat is kleine zekerheid?

Meester: Vasthouden.

Leerling: Wat is grote zekerheid?

Meester: Loslaten.

Leerling: Wat is de grootste zekerheid?

Meester: Het loslaten loslaten.

9. Sterven

Leerling: Wat is de kleine dood?

Meester: Sterven aan je lichaam.

Leerling: Wat is de grote dood?

Meester: Sterven aan je geest.

10. Zonden

Leerling: Wat is de kleine zonde?

Meester: Weten wat zonde is.

Leerling: Wat is de grote zonde?

Meester: De kleine zonde niet door de vingers kunnen zien.

Leerling: Wat is de grootste zonde?

Meester: De grote zonde niet door de vingers kunnen zien.

11. Deugd

Leerling: Wat is kleine deugd?

Meester: Spelen volgens de regels.

Leerling: Wat is grote deugd?

Meester: Spelen met de regels.

Leerling: Wat is de grootste deugd?

Meester: Spelen.

12. Domheid

Leerling: Wat is kleine domheid?

Meester: Denken dat alles vanzelf spreekt.

Leerling: Wat is grote domheid?

Meester: Denken dat alles een wonder is.

13. Leed

Leerling: Wat is klein leed?

Meester: Denken.

Leerling: Wat is groot leed?

Meester: Denken.

14. Vreugde

Leerling: Wat is kleine vreugde?

Meester: Denken.

Leerling: Wat is grote vreugde?

Meester: Denken.

15. Thuiskomen

Leerling: Wat is het kleine thuiskomen?

Meester: Heilige huisjes betrekken.

Leerling: Wat is het grote thuiskomen?

Meester: Je heilige huisjes verlaten.

Leerling: Wat is het grootste thuiskomen?

Meester: Vrij in- en uitlopen.

16. Geesten

Leerling: Wat is een kleine geest?

Meester: Iemand die een grote geest wil zijn.

Leerling: Wat is een grote geest?

Meester: Iemand die zijn kleine geest doorziet.

17. Verlichting

Leerling: Wat is kleine verlichting?

Meester: Kleine twijfel.

Leerling: Wat is grote verlichting?

Meester: Grote twijfel.

18. Zen

Leerling: Wat is kleine zen?

Meester: Een verkleedpartij.

Leerling: Wat is grote zen?

Meester: Naaktlopen.

19. Boeddha's

Leerling: Wat is een kleine boeddha?

Meester: Een boeddhabeeld.

Leerling: Wat is een grote boeddha?

Meester: Een boeddhadoder.

20. Authenticiteit

Leerling: Wat is kleine echtheid?

Meester: Doen alsof je onecht bent.

Leerling: Wat is grote echtheid?

Meester: Niet meer doen alsof je echt bent.

21. Mystiek

Leerling: Wat is kleine mystiek?

Meester: Alomvattend worden.

Leerling: Wat is grote mystiek?

Meester: Klein worden.

22. Hebzucht

Leerling: Wat is kleine hebzucht?

Meester: Materiële inhaligheid.

Leerling: Wat is grote hebzucht?

Meester: Spirituele inhaligheid.

23. Openheid

Leerling: Wat is kleine openheid?

Meester: De wereld toelaten.

Leerling: Wat is grote openheid?

Meester: Geslotenheid toelaten.

24. Hellen

Leerling: Wat is de kleine hel?

Meester: Vastzitten in het verleden.

Leerling: Wat is de grote hel?

Meester: Vastzitten in de toekomst.

Leerling: Wat is de grootste hel?

Meester: Vastzitten in het heden.

25. Hemelvaart

Leerling: Wat is kleine transcendentie?

Meester: Het dagelijks leven overstijgen.

Leerling: Wat is grote transcendentie?

Meester: Het overstijgen overstijgen.

Leerling: Wat als je het overstijgen hebt overstegen?

Meester: Het dagelijks leven.

26. Zaligheden

Leerling: Wat is kleine zaligheid?

Meester: Rijkdom van geest.

Leerling: Wat is grote zaligheid?

Meester: Armoede van geest.

27. Illusies

Leerling: Wat is de kleine illusie?

Meester: Denken dat de werkelijkheid bestaat.

Leerling: Wat is de grote illusie?

Meester: Denken dat de werkelijkheid niet bestaat.

28. Identificaties

Leerling: Wat is de kleine waan?

Meester: Denken dat je iemand bent.

Leerling: Wat is de grote waan?

Meester: Denken dat je niemand bent.

29. Hoogmoed

Leerling: Wat is kleine hoogmoed?

Meester: Denken dat je je ego kunt overwinnen.

Leerling: Wat is grote hoogmoed?

Meester: Denken dat je je ego hebt overwonnen.

30. Wegen

Leerling: Waar is de kleine weg?

Meester: Daar.

Leerling: Waar is de grote weg?

Meester: Hier.

Leerling: Waar is de grootste weg?

Meester: Weg.

31. Geheimen

Leerling: Wat is het kleine geheim?

Meester: Wat het grote geheim is.

Leerling: Wat is het grote geheim?

Meester: Of er een geheim is.

32. Logica

Leerling: Wat is kleine logica?

Meester: Geen conclusies.

Leerling: Wat is grote logica?

Meester: Geen premissen.

33. Zien

Leerling: Wat is het kleine zien?

Meester: Oogjes toe.

Leerling: Wat is het grote zien?

Meester: Kop eraf.

34. Wijsheid

Leerling: Wat is kleine wijsheid?

Meester: Dwaasheid.

Leerling: Wat is grote wijsheid?

Meester: Dwijsheid.

35. Waarheden

Leerling: Wat is de kleine waarheid?

Meester: Een boek.*

Leerling: Wat is de grote waarheid?

Meester: Een leugen.

Leerling: Wat is de grootste waarheid?

Meester: Geen idee.

* een trilogie van Jan Mens

36. Leugens

Leerling: Wat is de kleine leugen?

Meester: Wat ik niet zeg.

Leerling: Wat is de grote leugen?

Meester: Wat ik ook zeg.

37. Geluk

Leerling: Wat is klein geluk?

Meester: Blij zijn met iets.

Leerling: Wat is groot geluk?

Meester: Blij zijn met niets.

Leerling: Wat is groots geluk?

Meester: Vrij zijn om wel of niet blij te zijn.

38. Vrijheid

Leerling: Wat is kleine vrijheid?

Meester: Weten.

Leerling: Wat is grote vrijheid.

Meester: Niet-weten.

Leerling: Wat is de grootste vrijheid?

Meester: Niet weten van niet-weten.

Leerling: Ben je dan vrij van niet-weten?

Meester: Dan ben je vrij van de vrijheid.

388. Niet-weten is de ontstellende trap

Leerling: Wat is de kleine trap?

Meester: De stellende.

Leerling: Wat is de middelste trap?

Meester: De vergrotende.

Leerling: Wat is de grote trap?

Meester: De overtreffende.

Leerling: Wat is de grootste trap?

Meester: De ontstellende.

Leerling: Wat moet ik me voorstellen bij de ontstellende trap?

Meester: Niet stellen, niet vergroten, niet overtreffen.

Leerling: Wat dan wel?

Meester: Niet weten.

389. Eromheen draaien is de weg

Een trap onder een hol (of omgekeerd).

Leerling: Wat is de weg?

Meester: Een trap.

Leerling: Een trap waarnaartoe?

Meester: Een trap naar de maan.

Leerling: Waarvoor staat die trap?

Meester: Wil je dat echt weten?

Leerling: Anders zou ik het niet vragen.

Meester: Een trapgat.

Leerling: Wat?

Meester: Had je niet gedacht, hè?

Leerling: En waarvoor staat de maan?

Meester: Wil je dat echt weten?

Leerling: Anders zou ik het niet vragen.

Meester: Een trapgat.

Leerling: Hè?

Meester: Wat dacht je dan?

Leerling: De weg is het doel, wou je zeggen.

Meester: Een gat is een gat, zou ik zeggen.

Leerling: Waar vind ik dat gat?

Meester: Dat vind je niet.

Leerling: O?

Meester: Dat ontstaat.

Leerling: Waar?

Meester: Waar je bent.

Leerling: Hoe dan?

Meester: Door er steeds omheen te draaien.

Leerling: En dat zou de weg zijn?

Meester: En wat zou de weg zijn?

Leerling: Eromheen draaien tot er een gat ontstaat?

Meester: Kun je lang wachten.

Leerling: En dan erin springen zeker?

Meester: En dan eromheen blijven draaien.

Leerling: Waarom niet springen?

Meester: Noem het dan maar moed verzamelen.

Leerling: Hoelang moet je daarmee doorgaan?

Meester: Tot je je evenwicht verliest.

Leerling: En dan?

Meester: Val je voorgoed in een gat.

390. Nog drie overtreffende trappen onder je gat

Leerling: Wat is de grootste leer?

Meester: De lege leer.

Leerling: Wat is het grootste boek?

Meester: Het lege boek.

Leerling: Wat is het grootste weten?

Meester: Niet weten.

391. Drie woorden voor onderweg

Leerling: Wat is het eerste woord?

Meester: Eh...

Leerling: Wat is het middelste woord?

Meester: Hè?

Leerling: Wat is het laatste woord?

Meester: Tja.

392. Agnose in een notendop

Leerling: Wat is weten?

Meester: Blablabla.

Leerling: Wat is niet-weten?

Meester: Tralala.

393. Er is meer in ons dan liefde alleen

Geachte meneer Van Dam,

Gisteren vond ik in een oud dagboek van zowat veertig jaar geleden een lied van J. Krishnamurti dat ik gedeeltelijk had overgeschreven. Het heet Het lied van de Liefde. Krishnamurti schreef het kort na zijn verlichting, omdat zijn hart overstroomde. Op zoek naar de complete tekst kwam ik via Google op uw website terecht. En wat voor een website!

Maar het mooiste vind ik toch uw foto. Zoals ze zeggen: de ogen zijn de spiegel van de ziel. Nu weet ik precies niet wat de ziel is, maar die foto's zeggen mij alles. Ze doen me denken aan een prachtig gedicht van de grote soefimeester Hafiz:

The subject tonight is Love
And for tomorrow night as well,
As a matter of fact
I know of no better topic
For us to discuss
Until we all
Die!

In plaats van 'Love' kunt u wat mij betreft gerust 'not-knowing' lezen.

Foto van de auteur met dromerige blik.
^ Hans lacht naar zijn lief. Wie is zij?

Geachte mevrouw Ligteveld,

Dank voor uw vriendelijke opmerkingen over mijn foto. Hij is weliswaar niet geacteerd, maar ik kan u verzekeren dat ik niet altijd zo kijk. Soms zie ik er bijvoorbeeld benepen uit, of kritisch of verveeld of angstig of moe. Mijn ziel heeft veel facetten, maar dat maakt haar nog geen diamant.

De beste spiegel om mijn ziel te bekijken is de lachspiegel. Die plaatst alles in de juiste wanverhoudingen. Ook de doorkijkspiegel en de aarsspiegel kan ik van harte aanbevelen als u mij beter wilt leren kennen. Of anders gewoon even bij uzelf naar binnen kijken zonder roze bril, kan niet missen.

Hoe u het ook bekijkt, ik hoop dat u mij niet aanziet voor een heilige vol vriendelijkheid en mededogen. Er is meer in mij dan liefde alleen, net als in alle mensen die ik ken, en mogelijk in alle mensen uit heden en verleden, maar die ken ik niet, net zomin als de mensen die ik ken.

Het niet-weten dat op hen en mij het meest van toepassing is, luidt: dat wil je niet weten. Wedden dat u weet wat ik bedoel? Iets niet willen weten en het dan toch onder ogen zien, mag van mij liefde heten, in elk geval tot het eind van deze brief.

Hafiz is dacht ik vooral een mysticus, een man van god, van blinde liefde voor god. Voor hem is god volstrekt onzichtbaar want beeldloos, net als voor mij en voor god zelf, naar men zegt. Net als niet-god, voeg ik er ten overvloede aan toe, die ook in dat opzicht niet voor Hem onderdoet.

Ik heb bovenstaand gedicht overeenkomstig uw suggestie zo hertaald:

het onderwerp van vanavond is niet-weten
evenals dat van morgenavond
en als het erop aankomt
weet ik niets beters
om bij stil te staan
tot we eindelijk
het leven
laten

Mij klinkt dit als muziek in de oren, of beter nog als stilte, maar wat Hafiz ervan zou denken?

Inderdaad zijn er steeds meer mensen die niet-weten liefde noemen, en omgekeerd. Zelf vind ik dat te mooi. Of niet mooi genoeg, daar ben ik nog niet uit.

Ik mag dan inzake de grote levensvragen misschien niets weten – ik sta er niet voor in – maar daarom houd ik nog niet overal van. Ik omarm niet het hele leven, tenzij in die zin dat ik ook mijn weerstand tegen van alles en nog wat, eh... niet omarm natuurlijk, maar eindelijk onder ogen zie.

Toch weet ik mij niet de keuzeloze waarnemer van het waargenomene die volgens Jiddu Krishnamurti de allerhoogste liefde zou zijn. Ook in die zin kan ik de liefde dus niet naar me toe trekken.

U ziet, de oersoep van niet-weten wordt al net zo lauw gegeten als opgediend.

Beste meneer Van Dam,

Wat een kostelijk weerwoord. Geen twijfel mogelijk: u weet precies wat Liefde is.

Beste mevrouw Ligteveld,

Geen twijfel mogelijk: ik heb geen idee wat liefde is. Tenzij dát liefde is, maar daar zal ik dan wel nooit achter komen.

394. Wat is liefde?

Gevleugelde woorden van Meester Icarus.

Wijsheidstegeltje: liefde is zo klein mogen zijn als je bent.

395. Wat is onze universele spirituele roeping?

Beste Hans,

Wat is onze universele spirituele roeping volgens jou?

Beste Naud,

Het roepen negeren.

Naud: En dan?

Hans: Het negeren negeren.

Naud: En dan?

Hans: Genegeerd worden.

396. Vooruitkijken voor strebers

'Ik wil iets bereiken, Hans.'

'En dan?'

397. Terugkijken voor losers

'Jij hebt tenminste iets bereikt, Hans.'

'Juist niet.'

398. Hans maakt de balans op

'Wat hebt jij bereikt, Hans?'

'Niets, en dat viel om de drommel niet mee.'

'Wat heb je te zeggen?'

'Niets, en dat valt om de drommel niet mee.'

'Maak eens een beetje reclame voor jezelf.'

'Ik kan niets, maar dat kan ik wel heel goed.'

'Even serieus.'

'Ik doe niets, maar dat doe ik wel de hele dag.'

'Maar wat heb je dan bereikt?'

'Niets, en dat viel om de drommel niet mee.'

'Maar wat wil je dan zeggen?'

'Niets, en dat valt om de drommel niet mee.'

399. Wat is klein worden?

Gevleugelde woorden van Meester Icarus.

Wijsheidstegeltje: klein worden is groter zijn dan je dacht.

400. Het leven wordt spannender als het mee mag doen

Niet-weten vindt zelden bijval. Het woord niet en waar het voor staat niet. Wie wil er nou niet weten? Wie wil er nou met lege handen staan? Met lege woorden? Met een leeg hoofd?

Het gros van de mensen kent het begrip niet eens, of gebruikt het als synoniem voor onwetendheid en onvermogen. Zaken om te ontkennen of, na een borreltje of drie, vier, te bekennen; niet om te erkennen, laat staan om te verkennen.

Op een feestje hoef je echt niet met niet-weten aan te komen. Ook bij een sollicitatie zou ik er niet over beginnen, of het moest bij NietWeten.nl zijn. Vacatures zijn er niet, vacatures zijn we, en we laten ons niet meer opvullen, jij?

Gelukkig heb ik het getroffen. Lief en ik zijn zielsverwanten en lotgenoten, nitwits, eters van nederige taart, dummy's van de onderste plank.

Dagelijks verwonderen we ons over dit onbegrijpelijke bestaan. Bekijken het van alle kanten, zonder er een steek wijzer van te worden. Niet-weten levert niets op maar het leven wordt spannender als het mee mag doen, jijzelf meer ontspannen.

We modderen maar wat aan, zoals we altijd hebben gedaan. Lopen wad naar 't grote gat tot de vloed ons scheidt. Hoor, de krabben slijpen al hun scharen.

401. Groot geluk zit in een klein hoekje

Wat zoek je?

Meester Koekje zei niet veel.

Korte zinnetjes:

Geluk is een koekje.

Daar bleef het bij.

Of hij zei:

Geluk is een gelukskoekje breken.

Of:

Geluk is kletskoek.

Wat hij ook zei, het maakte hem blij.

Op een dag zei Meester Koekje:

Groot geluk zit in een klein hoekje. Wat denk jij?

Waarop ik zei:

Groot geluk zit in een leeg boekje.

Hij:

Het lege boek zit vol geluk.

Ik:

Volle boeken lees ik stuk.

Zo nietszeggend spraken wij.

En jij? Ja jij. Wat zoek je?

Wijsheidstegeltje: Groot geluk zit in een klein hoekje, laat maar lekker zitten.

402. Wie je niet hebt kun je niet kwijtraken

Maar of je dat wilt weten?

Meester Icarus ligt op sterven.

Leerling: Als u nu doodgaat heb ik niets meer!

Meester: Daarvoor hoef ik heus niet dood te gaan.

Leerling: Maar dan ben ik u ook nog kwijt!

Meester: Je hebt me nooit gehad.

Leerling: En u dan?

Meester: Ik ook niet.

Leerling: Wie niet?

Meester: Mezelf niet, jou niet, niemand niet.

Leerling: Wat hebt u dan dat ik niet heb?

Meester: Heb ik dan iets wat jij niet hebt?

Leerling: Nou?

Meester: Ik zou zo gauw niets weten.

Leerling: Wat is dan het verschil tussen ons?

Meester: Dat jij het niet wilt weten?

Vragen aan de lezer

Is er iets of iemand dat jij meent te hebben, waarover je naar je gevoel vrij kunt beschikken zolang je wilt, die of dat er altijd voor je zal zijn en niet hier en nu zomaar dood, weg of stuk kan gaan?

Jijzelf?

Je ogen?

Je benen?

Je foetus?

Je ouders?

Je partner?

Je kinderen?

Je gezondheid?

Je hartsvriendin?

Je beste kameraad?

Je huis, je tuin, je stad, je kluppie, je baan?

Iets of iemand waarvan je helemaal niet wilt weten dat je die niet hebt, nooit gehad hebt en nooit kunt hebben?

403. Sterven van verdriet is geen makkie

Wedden dat je na mijn dood nog minstens drie keer zult ademhalen?

Meester Icarus ligt op sterven.

Leerling: Hoe moet dat nu verder? Ik kan niet zonder u.

Meester: Je kunt wel zoveel denken.

Leerling: Ik meen het hoor, ik kan echt niet zonder u.

Meester: Dat mocht je willen.

Leerling: Ik weet het zeker.

Meester: Wacht maar.

Leerling: Ik zal nog sterven van verdriet.

Meester: Wedden dat je na mijn dood nog minstens drie keer zal ademhalen?

Leerling: Nou ja, dat red ik nog wel.

Meester: Zonder mij.

Leerling: Het autonome zenuwstelsel, hè.

Meester: En daarna nog wel dertig keer.

Leerling: En nog wel driehonderd keer ook.

Meester: En nog wel drieduizend keer ook.

Leerling: Maar dan is het ook mooi geweest.

Meester: Daar heb je niets over te zeggen.

Leerling: Desnoods pleeg ik zelfmoord.

Meester: Durf jij dat?

Leerling: Nou en of.

Meester: Zo zo.

Leerling: En ik weet al precies hoe ik het doen zal ook.

Meester: Zie je wel dat je best zonder mij kunt?

Vragen aan de lezer

Denk jij dat mensen met een gezond hart kunnen sterven van verdriet? Denk je dat ze kunnen sterven van opwinding of geluk?

Denk je dat mensen die blijven eten en drinken kunnen sterven van verdriet? Als ze stoppen met eten en drinken, sterven ze dan van verdriet of van versterving?

Ken jij iemand waarvan je zeker weet dat hij gestorven is van verdriet en niet alleen maar verdrietig gestorven is?

Heb je zelf weleens zoveel verdriet gehad dat je dacht te zullen sterven? Ben je toen inderdaad doodgegaan?

Als iedereen stierf die veel verdriet had, zouden er dan nog mensen over zijn?

Wou je dat je kon sterven van verdriet?

404. Wat is sterven?

Kruiswoorden voor puzzelaars.

Een leerling zit met zijn opschrijfboekje aan het sterfbed van zijn meester.

Leerling: Wat is sterven?

Meester: Welke letters heb je al?

405. Wie kent het verschil tussen het tijdelijke en het eeuwige?

De ruimte tussen hoop en vrees.

Meester Icarus ligt op sterven.

Leerling, op gedragen toon: Het tijdelijke maakt plaats voor het eeuwige.

Meester, kleintjes: Dat hoop ik niet meer mee te maken.

406. Wie kent het verschil tussen lichaam en geest?

Grensgangers.

Meester Icarus ligt op sterven.

Leerling, op gedragen toon: Het lichaam gaat dood maar de geest leeft door.

Meester, kleintjes: Wist ik het verschil maar.

407. Gedachten ten grave dragen

Afscheid nemen van het afscheid nemen.

Meester Icarus ligt op sterven.

Leerling: Hoe moet dat nu als u dood bent?

Meester: Gewoon.

Leerling: Maar dan zal ik u nooit meer zien.

Meester: Je hebt me al zo vaak niet gezien.

Leerling: Alleen maar tijdelijk.

Meester: Dat dacht je er zelf bij.

Leerling: En ditmaal voorgoed.

Meester: Dat denk je er zelf bij.

Leerling: Bedoelt u dat de dood een afscheid is als alle andere?

Meester: Dat denk je er zelf bij.

Leerling: Zinspeelt u op een hiernamaals?

Meester: Dat denk je er zelf bij.

Leerling: Bedoelt u dat het hiernamaals ook maar een sprookje is?

Meester: Dat denk je er zelf bij.

Leerling: Bedoelt u dat ik niet overal van alles bij moet denken?

Meester: Dat denk je er zelf bij.

Leerling: Zelf denkt u nergens meer iets bij?

Meester: Dat denk je er zelf bij.

Leerling: Wat is dan het verschil tussen ons?

Meester: Dat jij het allemaal gelooft?

Leerling: En u niet.

Meester: Dat denk je er zelf bij.

Leerling: Dan weet ik het ook niet meer.

Meester: Dan weet ik het ook niet meer.

Leerling: Hoe moet dat nu als u dood bent?

Vragen aan de lezer

Heb jij iemand (mens, dier) of iets waarvan je denkt dat je niet zonder kan leven?

Hoeveel uur per dag bevinden jullie je in dezelfde ruimte?

Hoe vaak zijn jullie fysiek van elkaar gescheiden

Welk deel van de tijd dat jullie in elkaars nabijheid doorbrengen, zijn jullie werkelijk met elkaar bezig?

Was er een tijd dat diegene niet in je leven was?

Heb je dat al eens eerder gedacht van iemand die inmiddels niet meer in (je) leven is?

Ken jij iemand die dacht dat hij zonder een ander niet kon leven en dat inderdaad niet kon?

408. De laatste levensles

Voor leergierigen.

Meester Icarus ligt op sterven.

Leerling: Zelfs op uw sterfbed geeft u nog geen strobreed toe.

Meester: Wie?

Leerling: Wilt u mij met lege handen achter te laten?

Meester: Wie zegt dat ik iets wil?

Leerling: Bedoelt u dat we niets moeten willen?

Meester: Dan had ik dat wel gezegd.

Leerling: Gaat het erom niets te zeggen?

Meester: Heb ik dat gezegd?

Leerling: U bent zo glad als een aal.

Meester: Alleen voor mensen die me vast willen pakken.

Leerling: Loslaten, is dat het dan?

Meester: Alleen voor mensen die me vast willen pakken.

Leerling: Bedoelt u dat er niets is om vast te pakken?

Meester: Je probeert me nog steeds vast te pakken.

Leerling: Gaat het erom niets vast te pakken?

Meester: Ik heb niets tegen vastpakken.

Leerling: Gaat het erom nergens tegen te zijn?

Meester: Op welke grond?

Leerling: Bedoelt u dat er geen grond is om waar dan ook tegen te zijn?

Meester: Hoe stel je zoiets vast?

Leerling: Bedoelt u dat wij niets kunnen vaststellen?

Meester: Dat heb ik persoonlijk niet kunnen vaststellen.

Leerling: Verdorie.

Meester: Waarom niet hoera?

Leerling: Omdat u dan zou zeggen, waarom niet verdorie?

Meester: Joost mag weten wat ik zou zeggen.

Leerling: U weet toch zeker wel wat u gaat zeggen?

Meester: Gelukkig niet.

Leerling: Hè hè.

Meester: Wat?

Leerling: Eindelijk een concreet antwoord.

Vragen aan de lezer

Waar gaat het volgens jou om in het leven?

Gaat het erom iemand te worden of gaat het er juist om niemand te worden?

Gaat het erom iets te willen of gaat het er juist om niets te willen?

Gaat het erom iets te zeggen of gaat het er juist om niets te zeggen?

Gaat het erom iets te hebben of gaat het er juist om niets te hebben?

Gaat het erom ergens voor of tegen te zijn of gaat het er juist om overal of nergens voor of tegen te zijn?

Gaat het erom goed te leven of gaat het er juist om goed te sterven?

Gaat het erom iets na te laten of gaat het er juist om niets na te laten?

Wat denk jij?

409. De lege nalatenschap

Voor erfgenamen.

Meester Icarus ligt op sterven.

Leerling: Wat wil u ons nog meegeven?

Meester: Eigenlijk niets.

Leerling: Hét niets?

Meester: Gewoon niets.

Leerling: Bedoelt u dat er niets is om mee te geven?

Meester: Dan had ik dat wel gezegd.

Leerling: Wat een nalatenschap.

Meester: Over de verdeling zal geen onenigheid ontstaan.

Vragen aan de lezer

Wat wil jij je nabestaanden nog meegeven voor je sterft?

Wil je ze iets meegeven omdat je denkt dat het goed voor ze is of omdat je daarvoor herinnerd wilt worden?

Verbeeld je dat jouw levenservaring en gedachtegoedje van nul en generlei waarde is voor het nageslacht en dat ze beter af zijn zonder. Hoe voelt dat?

Als je ervoor kon zorgen dat niemand je ooit kon vergeten, zou je dat dan doen?

Als je ervoor kon zorgen dat iedereen je meteen zou vergeten, zou je dat dan doen?

410. Wat komt nooit te laat, te vroeg of op tijd?

Zes hints.

Meester Icarus ligt op sterven.

Leerling: Geef me ten minste een hint, voor het te laat is.

Meester: Wat komt nooit te laat, te vroeg of op tijd?

Leerling: De tijd?

Meester: Mispoes.

Leerling: De eeuwigheid?

Meester: Mispoes.

Leerling: Het Nu?

Meester: Mispoes.

Leerling: Wat dan?

Meester: Mispoes.

411. Afscheid nemen – van je veronderstellingen

De beste wensen voor alle mensen.

Meester Icarus ligt op sterven.

Leerling: Mag ik u een goede reis wensen?

Meester: Je veronderstelt dat ik wegga.

Leerling: Mag ik u dan een behouden thuiskomst wensen?

Meester: Je veronderstelt dat ik terugkeer.

Leerling: Mag ik u dan een zalig uiteinde wensen?

Meester: Je veronderstelt dat er iets afgelopen is.

Leerling: Mag ik u dan een prettige voortzetting wensen?

Meester: Je veronderstelt dat er iets verder gaat.

Leerling: Gecondoleerd dan?

Meester: Valt er iets te betreuren?

Leerling: Gefeliciteerd?

Meester: Valt er iets te vieren?

Leerling: Dan weet ik het ook niet meer.

Meester: Insgelijks.

Vragen aan de lezer

Wat wens jij iemand die op sterven ligt toe?

Is die wens in overeenstemming met wat jij gelooft of met wat de stervende gelooft?

Kun je een wens bedenken die niets veronderstelt over de dood?

Is het nodig om iemand die op sterven ligt iets toe te wensen?

412. Hier sterft de waarheid

Meester Icarus lag op sterven.

De eerste leerling zei: Hier sterft de Waarheid!

De meester hijgde: Die moet nog geboren worden.

De tweede leerling zei: De Waarheid wordt ieder moment opnieuw geboren!

De meester hoestte: Dan mag jij haar vroedvrouw zijn.

De derde leerling zei: De Waarheid is eeuwig en ongeboren!

De meester fluisterde: Nou ik nog.

De vierde leerling zei: Waarheid bestaat niet!

De meester piepte: Nee, dan ik.

Er viel een doodse stilte.

De meester rochelde: Hè hè.

Het waren z'n laatste woorden.

413. Is de dood een realiteit of een concept?

Hoe je ideeën ten grave draagt zonder er iets voor in de plaats te stellen.

Beste Hans,

Is de dood voor jou een realiteit of een concept?

Beste Arie,

De dood is een concept. Zelfstandig naamwoord, tweeslachtig, vier letters: d o o d – kan niet missen. Realiteit is ook een concept: r e a l i t e i t. J o u is ook een concept. C o n c e p t is ook een concept.

Concepten zijn ook realiteit, maar wat is realiteit? De realiteit is een illusie, zeggen ze. Of is dat ook maar een illusie? Of is illusie ook maar een concept, i l l u s i e?

Arie: Ik bedoel, zal jij naar jouw mening gewoon sterven? Denk jij dat je geboren bent? Wie denk je dat je bent?

Hans: Dat ik geboren ben is een gedachte. Dat ik ongeboren ben is een gedachte. Dat ik zal sterven is een gedachte. Dat ik onsterfelijk ben is een gedachte. Dat ik mezelf ben is een gedachte. Dat ik niet mezelf ben maar iemand anders, iets anders, alles, iedereen, de ene, het ene, niemand of niets, zijn gedachten. Dat het allemaal maar gedachten zijn is een gedachte. Dat het een gedachte is dat het allemaal maar gedachten zijn is een gedachte.

Arie: Naar mijn idee is ons stoffelijke omhulsel vergankelijk, maar datgene wat het belichaamt niet.

Hans: Dat je een stoffelijk omhulsel hebt is een gedachte. Dat het iets belichaamt is ook een gedachte. Dat het omhulsel vergankelijk is, is een gedachte. Dat datgene wat het omhult onvergankelijk is, is een gedachte. Het onderscheid tussen het omhulde en de omhulling is een gedachte. Het onderscheid tussen vergankelijkheid en onvergankelijkheid is een gedachte.

Elk concept wordt wel door iemand voor object aangezien, of het nu bestaat of niet. Elke gedachte, hoe onwaarschijnlijk ook, wordt wel door iemand aangehangen, die zich beroept op onweerlegbare constateringen, redeneringen, verklaringen, ervaringen of openbaringen of pure evidentie.

Zelf heb ik geen idee welke gedachte over de dood waar is, als er al een ware bij zit. Ik heb gewoon geen idee. En dat hoeft ook niet. Het is helemaal niet nodig om een keus te maken uit het overweldigende aanbod. Om één idee te verdedigen en alle andere aan te vallen. Je hoeft alleen maar naar waarheid te zeggen: ik weet het niet. Ik zie het wel.

Ik weet het niet, ik zie het wel en daar heb ik vrede mee. Vrede vóór mijn tijd.

414. De hoogste wijsheid

Gevleugelde onwoorden van Meester Icarus.

Wijsheidstegeltje: blanco
^ De hoogste wijsheid.

415. Zelfportret en schietgebed van een agnost

Slaak zacht.

O schamele schim

Holler dan het holst van de

Wacht

Aangezegd door de slepende

Smacht

Onheid in het onheden

Zonderdeel van het onene

O schimmele waan

Slaak zacht

416. Lang de nacht

Zelfportret en slotgebed.

Uitgedacht
Uit alle macht
En nog bij leven
Uitgeschreven

Goede wacht

417. Levenskunst is vliegwerk

Cirkel van krioelende figuurtjes waartussen het silhouet van een zwaluw is uitgespaard.

418. Een laatste woord van geen gewicht

Voor wie er nu al onder ligt.

'Wat is wijsheid?'

'De dood voor ogen houden.'

'Wat is dwaasheid?'

'Je grafsteen meezeulen.'

419. Grafschriften voor iedereen

1

Eindelijk

2

Eindelijk

alleen

3

Alleen

onder een steen

4

Alleen

onder een steen

ben ik

5

Alleen

onder een steen

ben ik te harden

Oude grijze grafsteen met inscriptie.
^ Alleen onder een steen ben ik te harden.