Woord: Hans van Dam
Beeld: Lucienne van Dam
Mail: Contact
Deel 14 van de Agnosereeks
Status: IN OPBOUW sinds 19 september 2023
Laatst bijgewerkt op woensdag 4 oktober 2023 om 16:31
aangeboren onwetendheid: het nog niet weten van de pasgeborene. Onze aangeboren onwetendheid is geen partij voor ons leervermogen, en gaat algauw verloren. Synoniemen: nog-niet-weten, ignorantia innata. Zie ook: verworven onwetendheid.
absurdisme: de leer dat het leven bizar en belachelijk is. Niet-weten is geen absurdisme.
abyssus abyssum invocat: Latijn voor de ene afgrond roept de andere. Motto van de Agnosereeks.
acronimitis: de zeer besmettelijke Amerikaanse LetterWoordenStoornis (ALWS, zeg ALWAYS). Gevormd van acroniem (letterwoord) + -itis. De Diagnostic Systems Manual (DSM) is het resultaat van collectieve acronimitis onder de betrokken psychiaters.
afleerling: iemand die kritisch onderzoekt wat hij allemaal meent te weten. Leerling ben je maar even, afleerling voor het leven. Antoniem: leerling.
afleraar: leraar die je uitnodigt kritisch te onderzoeken wat je allemaal meent te weten. De beste afleraar ben je zelf.
afleren: onderzoeken wat je allemaal meent te weten en opgeven wat bij nader inzien geen steek houdt. Afleren is geen hoger leren en niet-weten is geen hoger weten.
aforisme: kei in de hand van een dwaas. Een wijze is iemand die niet meer met aforismen gooit.
agnos dei: een goddelijk niet-weten. Grieks a- (niet) + gnosis (kennis) en Latijn dei (van God); vrij naar de katholieke term Agnus Dei, het Lam Gods. Er gingen jaren overheen voordat de rouwsluier optrok, en nog eens jaren voordat ik mijn agnose op lyrische momenten het agnos dei begon te noemen. Synoniemen: ignos dei, divina ignorantia. Zie ook: beati pauperes spiritu.
agnose: mooi woord voor niet-weten. Grieks a- (niet) + gnosis (kennis). Agnose is niet voor iedereen; je moet stevig in je schoenen staan om barrevoets rond te durven lopen.
Agnoseboek: boek uit de Agnosereeks. Het lijkt me leuker om Agnoseboeken te schrijven dan om ze te lezen.
Agnosereeks: serie boeken van Hans van Dam over niet-weten. Het Woordenboek Niet-Weten is het sluitstuk van de Agnosereeks.
agnost (1): (in de theologie) agnosticus.
agnost (2): (in de Agnosereeks) iemand die niet meer weet. Herkomst: nieuwe betekenis voor een bestaand woord. Jezelf een weetniet, een dummy of een nitwit noemen gaat ook een keer vervelen, dan is 'agnost' een prettig alternatief.
agnosticisme (1): (in de theologie) de opvatting dat het wel of niet bestaan van een hogere macht, een hoger principe of een hogere werkelijkheid onbewijsbaar is (sterk agnosticisme) of nog onbewezen (zwak agnosticisme).
agnosticisme (2): (in de Agnosereeks) agnose. Om verwarring te voorkomen kan je agnosticisme (1) theologisch agnosticisme noemen en agnosticisme (2) radicaal agnosticisme. Zelf gebruik ik het woord agnosticisme als regel alleen in de eerste betekenis. In het Engels is de tweede betekenis inmiddels gangbaar.
agnosticistisch: gezegd van iemand die doet alsof hij niet meer weet. Hij doet agnosticistisch maar je prikt er zo doorheen; hij is en blijft een diehard non-dualist. Synoniem: niet-weterig.
agnosticon: logo van niet-weten en symbool van de lege leer. Samentrekking van agnose + icoon. Je kan het agnosticon zien op de cover van het Woordenboek Niet-Weten hierboven en op de startpagina van NietWeten.nl.
agnosticus: aanhanger van het agnosticisme (1). Een agnost is een agnosticus maar een agnosticus nog geen agnost.
agnostiek: de mystiek van niet-weten. Samentrekking van agnose + mystiek. In de agnostiek draait het om het mysterie van het leven zelf; of er een hoger, alomvattend wezen of een hogere alomvattende werkelijkheid bestaat, is maar een klein deel van dat enorme mysterie.
agnostisch (1): (in de theologie) het agnosticisme (1) aanhangend.
agnostisch (2): (in de Agnosereeks) niet-wetend. Vroeger was ik veel banger dan nu, voor het onbekende en voor wat ik meende te weten; tegenwoordig sta ik zonder beven agnostisch in het leven. Niet te verwarren met agnosticistisch.
agnostische mystiek: agnostiek. Herkomst: nieuwvorming van bestaande woorden. Agnostische mystiek is vrij van god en niet-god, vrij van weten en niet-weten.
aikidogeest: beeldspraak voor de agnost, die door zijn geringe geestelijke ballast net zo wendbaar denkt als een aikidoki beweegt. Niet bezwijken voor je eigen of andermans stelligheid maar wegdansen en ontwijken, dat is de aikidogeest.
alogie: de lege leer. Latijn a- (niet) + logos (leer). Als je agnose per se een leer wil noemen, als in fenomenologie, monadologie, eschatologie, noem het dan maar alogie.
ansho no zen: Japans voor onwetende zen, oppervlakkige zen, amateurzen, schijnzen, zondagszen, doe-het-zelfzen, doe-alsofzen, zen van horen zeggen, napraatzen. Niet te verwarren met weetnietzen, de zen van niet-weten.
antihokjesgeest: iemand die mensen met een hokjesgeest meent te moeten bestrijden. Helaas heeft de antihokjesgeest zonder het door te hebben zelf een hokjesgeest, die de wereld verdeelt in hokjesgeesten en antihokjesgeesten.
anti-idealisme: leer die principieel gekant is tegen iedere vorm van idealisme. Anti-idealisme idealiseert de wereld-zonder-idealen en is dus zelf een vorm van idealisme.
anti-intellectualisme: de overtuiging dat de mens beter af is zonder universiteiten, academies, intellectuelen, filosofen, kunstenaars, wetenschappers en technologen. Niet-weten is geen anti-intellectualisme.
arme van geest: iemand die niet meer weet. Zalig de armen van geest, het rijk der hemelen kan ze gestolen worden.
armoede van geest: het ontbreken van schijnzekerheden en andere illusies. Geen groter rijkdom dan de armoede van geest.
asylum ignorantia: Latijn voor de schuilplaats der onwetendheid. Antoniem: asylum scientia. Wat spreekt jou meer aan, het asylum ignorantia of het asylum scientia? Vlucht je liever ín onwetendheid of eruit?
asylum scientia: de schuilplaats der kennis. Latijn: asylum (wijkplaats) + scientia (van de kennis). Wie bang is voor niet-weten gaat vanzelf op zoek naar een asylum scientia, en dat is nooit ver weg. Antoniem: asylum ignorantia.
avangelie: de lege boodschap van niet-weten. Latijn a- (niet) + angelos (boodschap), gevormd naar analogie van evangelie. Ik verkondig niets, of het moest het avangelie zijn. Afleiding: avangelisatie. Omdat het avangelie leeg is, wordt er bij avangelisatie niets verspreid, zelfs geen lege boodschap. Afleiding: avangelist. Een avangelist heeft een lege missie; hij is al klaar voor hij begint.
axioma: (in de logica en de wiskunde) een onbewezen stelling die als uitgangspunt dient voor het bewijs van een andere stelling. De overeenkomst tussen een axioma en een dogma is dat het beide onbewezen stellingen zijn. Het verschil is dat dit bij een axioma expliciet wordt vermeld en bij een dogma doelbewust wordt verzwegen.
beati pauperes spiritu: zalig zijn de armen van geest. Latijnse vertaling van het eerste deel van de eerste zaligspreking in de Bergrede van Jezus volgens Mattheüs: Beati pauperes spiritu, quoniam ipsorum est regnum caelorum (Zalig de armen van geest, want hunner is het koninkrijk der hemelen).
beginnersgeest: iemand die iedere situatie ingaat als beginner. In het westen is dit woord populair geworden door het boekje Zengeest, beginnersgeest van Shunryu Suzuki. De beginnersgeest is geen andere dan de weetnietgeest, want wie niet weet kan niets voor lief nemen.
bestaansmystiek: mystiek waarin niet god of het absolute maar het bestaan zelf het grote mysterie is. Afleiding: bestaansmysticus. Voor een bestaansmysticus is het eigen kruis niet minder wonderbaarlijk dan het kruis van Christus.
bevrijding: de illusie te ontsnappen uit de illusie van een gevangenis. Ik zat niet vast, dat dacht ik maar; ik zat vast in mijn gedachten. Die gedachte bevrijdde mij van mijn bevrijding en van deze gedachten.
bewijs: (in de logica en de wiskunde) logische afleiding van een stelling uit een of meer axioma's en primitieven. Omdat ieder bewijs is gebaseerd op onbewezen stellingen (axioma's) en ongedefinieerde begrippen (primitieven), hangt alle logica en alle wiskunde in de lucht.
boeddha: iemand die het boeddhisme en iedere andere leer en iedere vorm van leerstelligheid achter zich heeft gelaten. Een boeddha heeft de Boeddha gedood, het vlot waarmee hij is overgestoken achtergelaten en al zijn schepen achter zich verbrand. Hij is – eindelijk – de wijsheid voorbij
BoeddhaBeeld: denkbeeld over de Boeddha waar je heilig in gelooft, alsof het de Boeddha zelf is en niet alleen maar jouw voorstelling daarvan. Lang geloofde ik dat ik de Boeddha zelf aanbad, maar het was mijn BoeddhaBeeld maar.
boeddhisme: leer die zijn eigen opheffing verkondigt en nastreeft. Door het begrip leegte toe te passen op het hele boeddhisme en op het begrip leegte zelf, gaat het hart uit de dharma en de dharma uit het hart.
boeddhiSst: boeddhist die tot niet-weten is gekomen en niets meer te zeggen heeft, ook niet dat hij niets meer te zeggen heeft.
boeddhist: iemand die zijn eigen opheffing verkondigt en nastreeft. De boeddhist staat voor de paradoxale taak zich van het boeddhisme en van zichzelf te verlossen, en van zijn verlossing.
boek: poging van een schrijver om zichzelf te overtuigen door anderen te overtuigen. Een goed boek is een bevestiging van wat je meent te weten door een auteur die het ook niet weet; een slecht boek is een ontkenning van wat je meent te weten door een auteur die het ook niet weet.
cirkelredenering: redenering die bewijst wat hij veronderstelt. Zolang ze niet doorzien zijn geven cirkelredeneringen een vals gevoel van zekerheid. De conclusie van een cirkelredenering kan evengoed waar zijn, maar de cirkelredenering geeft daarover geen uitsluitsel.
cryptochristen: ex-christen die onder een nieuwe, veelal oosterse vlag vaart, maar nog tot tussen zijn oren in het christendom zit. Grieks kruptos (verborgen) + christen. De meeste cryptochristenen vind je in de eerste generatie zenboeddhisten en non-dualisten, en ze hebben heel wat sporen van hun geloof nagelaten in hun volgelingen.
deïficatie: voorstelling van een persoon of zaak als een bovennatuurlijk wezen of god. Latijn deus (god) + -ficare (maken). Deificatie is een wijze van spreken, maar dat wordt makkelijk vergeten. Synoniem: vergoddelijking.
deliramenta doctrinae: Latijn voor de razernij der geleerden. De deliramenta doctrinae verwijst naar de bezetenheid waarmee geleerden kennis najagen in een vergeefse poging het zwarte gat van niet-weten te dichten.
dementie van alledag: dysfunctie van het normale verstand dat van nature geneigd is tot verstrooidheid, vergeetachtigheid, drogredeneringen, confabulatie, zelfbegoocheling, zelfvergetelheid en zelfoverschatting. Weten is blind zijn voor de dementie van alledag. Niet-weten is de dementie van alledag onder ogen zien. Niet te verwarren met pathologische dementie, de progressieve hersenaandoening waardoor het verstand steeds verder achteruitgaat.
DenkBeeld: denkbeeld waar je heilig in gelooft, alsof het de werkelijkheid zelf is en niet alleen maar jouw voorstelling daarvan. Voorbeelden: ZelfBeeld, MensBeeld, WereldBeeld, GodsBeeld , Boeddhabeeld, IdeaalBeeld, SchrikBeeld, VaderBeeld, MoederBeeld, ManBeeld, VrouwBeeld, VoorBeeld, WensBeeld, AngstBeeld, HerinneringsBeeld, ToekomstBeeld, ZiekteBeeld, VrijheidsBeeld. Zolang je je eigen DenkBeelden niet onderkent zullen ze je leven beheersen.
denkbeeldenstorm: het omverhalen en kapotslaan van gekoesterde denkbeelden. Niet-weten is een denkbeeldenstorm die nooit gaat liggen.
denksteen (1): verharding in het verstand door het vele denken. De meeste mensen hebben weleens gehoord van tandsteen en vaatsteen, maar wie heeft er ooit gehoord van denksteen?
denksteen (2): versteend denkbeeld. Toen ze haar hoofd schudde kon je haar denkstenen horen rammelen.
divina ignorantia: Latijn voor hemelse onwetendheid. Arthur Schopenhauer citeert Scotus Eriugena, die gezegd zou hebben: 'de mirabili divina ignorantia, qua Deus non intelligit quid ipse sit' (over de wonderbaarlijke goddelijke onwetendheid, op grond waarvan God niet eens weet wat hijzelf is).
docta ignorantia: Latijn voor geleerde onwetendheid. De docta ignorantia is de titel van een boek van Nicolaas van Cusa. 'Die weten, zijn niet geleerd. Die geleerd zijn, weten niet', heet het in hoofdstuk 81 van de Tao Te Tjing – een vroege uitdrukking van de docta ignorantia. Zie ook: verworven onwetendheid.
dogma: onbewezen stelling die niet ter discussie staat. Dogma's zijn de loopgraven van de geest; je kan niet naar voren, je kan niet naar achteren, je kan er niet uit – je zou er het heen en weer van krijgen. Zie ook: axioma.
dood de Boeddha: oproep aan de praktiserende boeddhist om de leegte van zijn heer, zijn leer en zijn praktijk onder ogen te zien. Dood de Boeddha is een gevleugeld woord van de chanboeddhist Linji Yixuan afkomstig uit Preek 34 van de Linji Lu.
dooddenken: doordenken tot je niet meer kan. Herkomst: nieuwvorming van dood + denken. Ieder antwoord bevragen, ieder woord in ieder antwoord bevragen, iedere aanname bevragen, tot je helemaal helder bent over een kwestie of de kwestie is opgelost in niet-weten – dat is dooddenken. Niet te verwarren met: dooddoener.
dummy (1): iemand die nog niet of niet meer weet. Je gaat van aangeboren onwetendheid via wetendheid naar verworven onwetendheid – ziedaar de via via van dummy naar dummy.
dummy (2): leeg boek, metafoor voor niet-weten.
dwaalgast (1): zoeker.
dwaalgast (2): bezoeker van Niet-Weten.nl. Welkom, dwaalgast, in mijn dwaaltuin.
dwaalgeest: iemand die compleet de weg kwijt is en daar niet meer mee zit.
dwaalgesprek: dwaaltekst in de vorm van een gesprek, chat of correspondentie. Een dwaalgesprek is een soort socratische dialoog, alleen niet om de waarheid ter wereld te brengen die al in voldragen vorm in je geest aanwezig zou zijn, maar om je innerlijke duisternis aan het licht te brengen, je weteloosheid.
dwaalgids: dwaalgeest die een dwaalgast de dwaalweg wijst. In de Agnosereeks vind je tientallen dwaalgidsen met aptoniemen als Meister Ecksit, Meester Eh, Meester Maya, Meester Sst, Meester Tussen, Meester Tja, Meester Zero.
dwaalspreuk: dwaaltekst in de vorm van een aforisme. Mijn favoriete dwaalspreuken luidt: De Grote Weg is niet moeilijk voor wie hem kwijt is.
dwaaltaal (1): het jargon van de Agnosereeks.
dwaaltaal (2): de taal van niet-weten: tastend, zoekend, proberend, herroepend, want alles wat je erover zegt is het niet. Het kostte me zeker tien jaar om een meanderende, achteruitlopende dwaaltaal te ontwikkelen die, voor zo ver dat mogelijk is, recht doet aan niet-weten – en daar meteen meedogenloos aan voorbijgaat. Niet te verwarren met: stameltaal.
dwaaltaal (3): verwarrend taalgebruik. Met dit soort dwaaltaal maak je de heilige graal alleen maar heiliger en wek je in je gebiologeerde toehoorders precies de spirituele hebzucht, eerzucht en behaagzucht op die je zegt te verafschuwen.
dwaaltekst: tekst over en vanuit niet-weten. De Agnosereeks bevat meer dan drieduizend dwaalteksten en ze komen allemaal op hetzelfde neer.
dwaaltuin: de wereld voor de weetniet Een dwaaltuin is geen beeldentuin of pluktuin, dus lezer, laat je boodschappentas maar thuis.
dwaalweg: De onnavolgbare eenpersoonsweg van niet-weten die overal langs gaat en almaar verder. Wie de dwaalweg gaat laat geen sporen na en niemand kan hem volgen.
dwaalwoord: woord uit het jargon van niet-weten, bijvoorbeeld 'dwaalwoord'. Zonder dwaalwoorden staat de weetniet met zijn mond vol tanden.
eer: iets dat niet bestaat en daarom steeds verdedigd moet worden.
eercultuur: cultuur die het eergevoel cultiveert en zich daarom verheven voelt boven andere culturen.
eergevoel, eerbesef: het gevoel dat je krijgt als je gelooft dat jij beter bent dan anderen.
eerherstel: terugvinden of terugvorderen van iets dat niet bestaat en daarom nooit verloren kon worden.
eerwaarde: iemand die behandeld wil worden alsof hij beter is dan anderen en anderen behandelt alsof ze minder zijn dan hij.
eerwraak: geweld gepleegd tegen iemand die het de geweldenaar moeilijk maakt te geloven dat hij beter is dan anderen.
eerzucht: verlangen om te geloven dat jij beter bent dan anderen en dat anderen minder zijn dan jij.
epoché: het eeuwig opschorten van je oordeel, aanbevolen in het scepticisme, het pyrronisme, het stoïcisme en in de fenomenologie van Husserl. Niet-weten beveelt niets aan, dus ook geen epoché; wie niet weet heeft niets op te schorten.
ereboog: poort om iemands eergevoel te versterken. Verwante woorden: eergedicht, erebul, eregordel, eregroet, erehaag, ereketen, erekleed, erekrans, erekroon, erekruis, erelint, eremetaal, erenaam, erepalm, erepodium, erepoort, ereronde, eresabel, eresalvo, ereschavot, ereschot, erestoel, eretempel, eretitel, eretribune, erewapen, erezetel, erezuil.
ereburger: titel om een burger het gevoel te geven dat hij beter is dan andere burgers zodat de stad die de titel uitreikt beter lijkt dan andere steden.
eredame: eerloze dame die een eregast het gevoel moet geven dat hij beter is dan andere gasten.
eredoctoraat: titel uitgereikt door een academische instelling aan iemand die er nooit gestudeerd of gewerkt heeft ter meerdere eer en glorie van die instelling.
eregraf: goedkoop graf voor mensen die roemloos ten onder zijn gegaan op het veld van eer.
eren: iemand het gevoel geven dat hij beter is dan anderen om er zelf beter van te worden.
ereprofessoraat: functie bij een academische instelling voor iemand die er nooit zal werken ter meerdere eer en glorie van die instelling.
erewoord: mondelinge toezegging waaraan iemand zich koste wat het kost zal houden om te bewijzen dat hij zo'n uitzonderlijk iemand is die zich koste wat het kost aan zijn woord houdt.
essentialisme: de leer dat alle dingen en wezens een essentie, hart, ziel of wezen hebben. Afleidingen: essentialist, essentialistisch. De contingentie van het schijnbaar noodzakelijke is voor essentialisten moeilijk te verdragen
eternalisme: (in het boeddhisme) het geloof in een achterliggende, absolute, onveranderlijke, eeuwige realiteit. Latijn aeternalis (eeuwig, blijvend) + -isme. De Boeddha hield angstvallig het midden tussen nihilisme en eternalisme, zijn discipelen nemen het minder nauw.
existentialisme: de leer dat we ongevraagd in een zinloos bestaan geworpen zijn waar we alleen zelf zin aan kunnen geven.Niet-weten is geen existentialisme.
existentiële mystiek: mystiek die het hele bestaan als geheimzinnig ziet. Voor een existentieel mysticus is het moeilijk te begrijpen waarom de natuurmystiek zich beperkt tot de natuur en de godsmystiek tot god.
fideïsme: leer dat ieder weten geloven is. Latijn fides (geloof) + -isme. Niet-weten is geen fideïsme. niet te verwarren met ideïsme.
flipflopgeest: iemand die binair denkt. Gevormd naar analogie van flipflopschakeling, een eenvoudige elektronische schakeling in digitale computers die alleen de waarden 0 en 1 kan aannemen. Voor een flipflopgeest is iets zwart of wit, waar of onwaar, zus of zo, 0 of 1.
gemoedsrust: de moed om alle woelingen van je rusteloze gemoed onder ogen te zien. Rustig blijven onder je onrust – dat is de gemoedsrust van weteloosheid.
GodsBeeld: godsbeeld waar je heilig in gelooft, alsof het god zelf is en niet alleen maar jouw voorstelling daarvan.
Iedereen heeft zijn eigen unieke GodsBeeld, en ik kan me niet voorstellen hoe een universele god, als die bestaat, tegelijkertijd al die unieke GodsBeelden kan zijn. Zie ook: DenkBeeld.
grijpgeest: iemand die voortdurend op zoek is naar geestelijk houvast. Wie grijpt, grijpt ernaast, zei de grijpgeest, waarop de vrijgeest vroeg: en wie niet grijpt?
groot uitzicht: wat je krijgt als al je inzichten zijn weggevallen. Een agnost heeft groot uitzicht, maar vraag niet wat hij ziet.
grote geest (1): (in de spiritualiteit) het ware zelf, universeel bewustzijn, de bron, het ene, het absolute, god of zoiets.
grote geest (2): (in de Agnosereeks) iemand die inziet hoe klein zijn geest is.
grotjesgeest: iemand die de schaduwen van de buitenwereld op de muur van zijn grot aanziet voor de buitenwereld zelf. Zonder het door te hebben zit de grotjesgeest opgesloten in zijn eigen kleine gedachtewereld, die hij voor de werkelijkheid aanziet.
helder: gezegd van iemand wiens denken niet vertroebeld wordt door de waan iets of niets te weten. Wie helder is maakt zich niet druk over het onderscheid tussen helder en troebel, waan en werkelijkheid, weten, onwetendheid en niet-weten.
helderheid: geestestoestand van iemand die in niet-weten verblijft, zo genoemd omdat zijn kijk niet versluierd wordt door enig inzicht.
hokjesgeest: iemand die gelooft dat de werkelijkheid zich volledig in niet eenduidige categorieën laat indelen. De hokjesgeest onderscheidt vier soorten hokjesgeesten: nihilisten, monisten, dualisten en pluralisten. Synoniem: schotjesgeest. Zie ook: antihokjesgeest.
holisme: de leer dat alles met alles samenhangt waardoor niets uit zichzelf begrepen kan worden.Niet-weten is geen holisme.
Homo ideologicus: ondersoort van Homo ideus die heilig in zijn idealen gelooft, er nooit de keerzijden van inziet en zich niet kan of wil inleven in andermans idealen. Latijn homo (mens) + idea (idee) + -logicus. Sommige antropologen zien de evolutie van Homo ideologicus uit Homo ideus als een revolutie, anderen zien het als een terugval of het begin van het einde. Synoniem: idealist.
Homo ideus: de ideeënmens, voortgekomen uit de inmiddels uitgestorven Homo sapiens sapiens. Latijn homo (mens) + idea Homo ideus is een mensbeeld voorgesteld als mensensoort.
Homo mimus: ondersoort van Homo ideus waar geen andere ideeën in kunnen dan memen. Latijn homo (mens) + mimus (imitator). Homo ideus bestaat op dit moment voor 88% uit Homo mimus en daar komt elk decennium een procent bij; kennelijk vergroot het mimeren de kans op overleving en voortplanting.
hypostase: idee opgevat als realiteit. Grieks: hypo (onder) + stasis (het gaan staan). Universeel Bewustzijn is een hypostase waarvan het wel of niet bestaan onbewezen en onbewijsbaar lijkt. Het denken is doortrokken van hypostasen en hypothesen, waaronder die van 'het denken', en je zou versteld staan hoe weinig er overbleef als je ze allemaal zou schrappen. Zie ook: deïficatie, reïficatie, personificatie,
hypothese: veronderstelling waarvan de juistheid nog niet is vastgesteld. Voor een atheïst is God een hypostase, voor een agnost een hypothese.
ideeënmens: mens die voor ideeën leeft en erdoor geleefd wordt. De ideeënmens is als een worm aan een haak die hoopt dat de vissen bijten.
ideïsme: het vermogen om heilig in ideeën te geloven dan wel het onvermogen om ze los te laten, dat ten grondslag ligt aan ieder inhoudelijk geloof. Latijn idea (idee) + -isme. Ideïsme is geen geloof maar de psycho-logica van gelovigheid. Hyponiemen: sofideïsme, theïdeïsme. Niet te verwarren met deïsme, fideïsme. Afleidingen: ideïst, ideïstisch. Om in het idee van ideïsme te geloven moet je wel een ideïst zijn.
ideïtis: doorgeslagen ideïsme. Latijn idea (idee) + -itis. Ideïtis is een pleonasme en een dysfemistisch synoniem van ideïsme.
idiologie: al te logische of juist onlogische ideologie of filosofie. Grieks idios (eigenaardig) + logos (verhaal). Volgens het anti-idealisme is iedere ideologie een idiologie en volgens de anti-filosofie is iedere filosofie een idiologie, of is dat ook weer idiologie?
ignorantia adquisita: verworven onwetendheid. Latijn ignorantia (onwetendheid) + adquisita (verworven). Zoals het woord al zegt, ontstaat ignorantia adquisita op latere leeftijd, als je al je zekerheden hebt doorzien en al je verhalen achter je hebt gelaten, ook het verhaal van niet-weten. Zie ook: ignorantia innata.
ignorantia innata: aangeboren onwetendheid. Latijn ignorantia (onwetendheid) + innata (aangeboren). Ignorantia innata is de aangeboren onwetendheid die door de verwerving van schijnbare kennis schijnbaar verloren gaat. Zie ook: ignorantia adquisita.
ignos dei: een goddelijk niet-weten. Latijn ignorare (niet weten, niet opmerken) + dei. Synoniem: agnos dei.
ignotum per ignotius: Latijn voor het onbegrijpelijke verklaren vanuit het onbegrijpelijkere. De kosmos opvatten als de aardse schepping van een hemelse schepper is een schoolvoorbeeld van ignotum per ignotius. Synoniem: obscurum per obscurius.
inzicht: wat je uitzicht bederft. Wie het ene inzicht na het andere verwerft ziet door de bomen het bos niet meer, laat staan de ruimte die ze innemen.
irrationalisme: de overtuiging dat de mens op zijn gevoel, intuïtie en instinct moet vertrouwen, niet op de logica en de rede. Irrationalisme is een rationalistische filosofie.
kleine geest (1): (in de spiritualiteit) persoonlijk bewustzijn, de persoon, het afgescheiden individu. Herkomst: bestaand woord.
kleine geest (2): (in de Agnosereeks) iemand die een grote geest wil zijn. Herkomst: nieuwe betekenis voor een bestaande uitdrukking. Een grote geest is iemand die zijn kleine geest doorheeft.
leegte kwadraat: de leegte van de leegte
leegte tot de macht leegte: de leegte van de leegte
leegte van de leegte: de leegte (4) van het boeddhistische begrip leegte. Pali sunnata-sunnata, Sanskriet sunyata-sunyata Boeddhist is wie de leegte heeft gezien, boeddha is wie de leegte van de leegte heeft gezien; hoe noem je iemand die de leegte van de leegte heeft doorzien? Verwante uitdrukkingen: maya-maya, de illusie van de illusie, niet weten van niet-weten, het niet-zelf van niet-zelf, het afhankelijk ontstaan van het afhankelijk ontstaan, de wijsheid voorbij alle wijsheid.
leegte (1): (in de fysica) de afwezigheid van materie; lege ruimte.
leegte (2): (in het idealisme) het bewustzijn, opgevat als een ongrijpbaar, tijdloos, plaatsloos, voor- of bovenzinnelijk medium, individueel of universeel, waarin de verschijnselen ontstaan en vergaan, waarin ze zich kenbaar maken en waardoor ze gekend worden.
leegte (3): (in sommige religies) een goddelijk of bovennatuurlijk niets dat schept wat niet is en vernietigt wat is.
leegte (4): (in het boeddhisme) de afwezigheid in de dingen, de wezens, de woorden, van een eigen essentie, ziel, wezen of werkzaamheid; het ontstaan, bestaan en vergaan daarvan in samenhang met al het andere.
leegte (5): (in spirituele kringen) een oceanisch gevoel van gelukzaligheid in een gedachteloze geest.
leegte (6): (in de ethiek): het ontbreken van absolute, onbetwijfelbare, universele normen en waarden die als basis kunnen dienen voor individuele en maatschappelijke keuzes.
leegte (7): (in het niet-weten) de afwezigheid van onbetwijfelbare woorden, waarden, waarheden, werkelijkheden; de leegte van de lege leer.
leer zonder leer, de: de lege leer. De leer zonder leer heeft knecht noch heer.
leerling: iemand op het spirituele pad die gelooft dat hij iets moet leren. Een leerling is iemand die aan de voeten van de meester ligt, een meester is iemand die aan de voeten van het leven ligt en het leven is iets dat over je heen loopt. Antoniem: afleerling.
lege boek, het: boek zonder auteur, titel of inhoud; symbool voor de lege leer, die op haar beurt symbool staat voor niet-weten, dat op zijn beurt symbool staat, maar waarvoor? Wil je weten wat niet-weten precies inhoudt, sla dan het lege boek er maar op na.
lege boodschap, de: de boodschap van niet-weten, die zich bij gebrek aan inhoud niet laat doen of nalaten. Synoniem: het avangelie.
lege gelofte, de: gelofte ingegeven door de lege leer die zich bij gebrek aan inhoud niet laat afleggen, afwijzen of breken. De lege gelofte is niet de gelofte dat je geen geloften moet afleggen, anders zou ze niet leeg zijn.
lege inzicht, het: inzicht in de lege leer. Het enige inzicht van de lege leer is het lege inzicht dat de lege leer geen enkel inzicht bevat. Synoniemen: inzicht zonder inzicht, inzien zonder inzicht. Het lege inzicht is geen inzicht maar het einde van het inzien.
lege leer, de: niet-weten opgevat als een leer zonder leerstellingen. Om na te gaan of iets wat je denkt verenigbaar is met niet-weten, hoef je je alleen maar of te vragen of het opgenomen kan worden in de lege leer zonder de leegte ervan aan te tasten.
lege leerling: iemand die één is met de lege leer. Een lege leerling heeft niets aan of af te leren en zou misschien beter omschreven kunnen worden als een legeleerling.
lege missie, de: de opdracht om zonder dwingende opdracht door het leven te gaan. Om mijn lege missie geen-gestalte te geven moest ik er niet weer een mooi verhaal van maken, existentialistisch, absurdistisch, dadaïstisch of hoe dan ook.
lege mystiek: mystiek gebaseerd op de lege leer. De lege mysticus weet geen onderscheid te maken tussen hemel en aarde, tussen god en mens, tussen schepper en schepping, tussen transcendentie en immanentie, tussen stof en geest, tussen ziel en lichaam, tussen hoog en laag, tussen buiten en binnen, tussen weten en niet-weten, en daarom noemt hij zijn mystiek leeg.
Lege Orde, de: de Orde van de Lege Leer. De Lege Orde heeft als lege missie het onderrichten van de lege leer en de verspreiding van de lege boodschap door middel van het lege schrift en het lege woord. Synoniemen: de Orde zonder Orde, de Wanorde.
lege stelling de: de enige stelling van de lege leer, die niets stelt maar ont-stellend leeg is. De lege stelling is geen stelling en niet leeg maar het einde van je stelligheid en het begin van je ontsteltenis.
lege weg, de: de enige weg naar de lege leer. Wie de lege weg gevonden meent te hebben zal hem eerst moeten kwijtraken wil hij ooit bij de lege leer aankomen, anders is zijn weg niet meer leeg.
Meester Maya: gastheer van het Witboek voor Zoekers. Voor Meester Maya is alles een illusie, ook de illusie.
Meester Sst: gastheer van het Witboek Mystiek. Wat je hem ook vraagt, Meester Sst zegt Sst.
Meester Tja: gastheer van het Witboek Taoïsme. Tja is de Tao van niet-weten
Meester Tussen: gastheer van het Witboek Advaita. Meester Tussen bewoont het tussenin en glipt overal tussendoor.
Meester Zero: gastheer van het Witboek Zen. Pseudoniemen: Meester Eh, Meester Enso. Volgens het Japanse leger is Meester Zero vernoemd naar het gelijknamige kamikazevliegtuig uit de tweede wereldoorlog, volgens de zengemeenschap is het vliegtuig vernoemd naar Meester Zero.
Meister Ecksit: uitsmijter van het Witboek Mystiek. De filosofie van Meister Ecksit in een notendop: 'Daar is de deur.'
memenmens: mens die uitzonderlijk ontvankelijk is voor memen en nergens anders voor. Synoniem: Homo mimus. De kracht van de memenmens is zijn ontvankelijkheid voor memen; zijn zwakte is dat hij niet ontvankelijk is voor niet-memen.
MensBeeld: mensbeeld waar je heilig in gelooft, alsof het de mens zelf is en niet alleen maar jouw voorstelling daarvan.
mindfulness: krampachtig je aandacht op één ding richten om de rest van het oneindige hier en nu niet te hoeven zien.
mysterium tremendum et fascinans: een ontzagwekkend en fascinerend raadsel. Latijnse term van de theoloog Rudolf Otto waarin hij het object van de mystieke ervaring wilde vangen.
mystiek van alledag: mystiek voor mensen die de dingen en het leven van alledag als het grootste geheim van het leven ervaren.
mystiek van niet-weten: mooi woord voor het onthutsende besef dat je als weetniet in wezen niets van jezelf en van je leven begrijpt, dat alles wat zich aan je voordoet even geheimzinnig is.
niet-leer, de: de lege leer. De niet-leer van niet-weten is niet te onthouden en niet te vergeten.
non-leer, de: de lege leer. Niet-weten is een non-leer maar non-dualisme niet.
onleer, de: de lege leer. Een leer kun je leren en dat heet de weg, een onleer kun je niet onleren, en dat heet de onweg.
perspectivisme: de leer dat we de werkelijkheid alleen maar kunnen kennen vanuit een beperkt perspectief. Niet-weten is geen perspectivisme.
pluralisme: de leer dat er geen algemeen geldige waarheid bestaat, alleen maar een heleboel waarheden met beperkte geldigheid.Niet-weten is geen pluralisme.
postmodernisme: het grote verhaal van het einde van de grote verhalen. Het postmodernisme voerde een woordenoorlog tegen het marxisme, socialisme, liberalisme, fascisme, structuralisme en andere grote ideeën en idealen van het modernisme, zonder te beseffen hoe modernistisch het zelf was.
postpostmodernisme: het kleine verhaal van het einde van grote verhaal van het einde van de grote verhalen – ja hoor, dit was het al.
pragmatisme: de leer dat er geen theoretische waarheid bestaat; waar is wat werkt.Niet-weten is geen pragmatisme.
probabilisme: de leer dat we niets zeker kunnen weten, alleen met een bepaalde waarschijnlijkheid. Niet-weten is geen probabilisme.
pyrronisme: de leer dat we niets kunnen weten, dit ook niet. Niet-weten is geen pyrronisme.
relativisme: de leer dat er geen absolute waarheid bestaat, dat iedere waarheid relatief is, betrokken op de huidige situatie, zonder algemene geldigheid. Niet-weten is geen relativisme.
scepticisme: de leer dat we niets kunnen weten. Niet-weten is geen scepticisme.
situationisme: de leer dat de waarheid wordt bepaald door de situatie, die altijd uniek en eenmalig is.Niet-weten is geen situationisme.
subjectivisme: de leer dat er geen objectieve waarheid bestaat, dat iedere waarheid subjectief is, waar voor mij. Niet-weten is geen subjectivisme.
niet-leer, de:
de lege leer.
niet-meer-weten:
verworven onwetendheid.
niet-weg:
de dwaalweg.
niet-weten:
niet meer weten; doorzien hebben wat je meende te weten.
Alternatieve schrijfwijze: nietweten.
Afleidingen: niet-wetend, niet-wetendheid, niet-weter.
Niet te verwarren met ontweten.
niet-weter:
agnost..
Alternatieve schrijfwijze: nietweter.
niet-weterig:
gezegd van iemand die doet alsof hij niet meer weet.
Synoniem: agnosticistisch.
Afleiding: niet-weterigheid.
Zijn niet-weterigheid begon algauw op onze zenuwen te werken.
Antoniem: weterig.
nihilisme:
de overtuiging dat er geen grondwaarden of grondwaarheden bestaan.
Niet-weten is geen nihilisme.
nog-niet-weten:
aangeboren onwetendheid..
Verwant begrip: niet-meer-weten.
nominalisme:
de middeleeuwse filosofie dat woorden slechts woorden zijn, geen namen van dingen.
Antoniem: realisme.
Een agnost is geen nominalist.
Het debat tussen aanhangers van het nominalisten en realisten sleepte zich eeuwenlang voort en bleef uiteindelijk onbeslist.
non-dualisme:
1. (volgens de advaita vedanta) leer dat ieder onderscheid illusoir is, dat er in het absolute geen verschillen of tegenstellingen bestaan.
Alternatieve schrijfwijze: nondualisme.
2. (in de Agnosereeks) wat er overblijft van het non-dualisme als je ieder onderscheid en ieder dogma dat daarop is gebaseerd en iedere conclusie die daaruit volgt eruit snijdt.
Synoniem: de lege leer.
non-duaal:
1. (volgens de advaita vedanta) gezegd van de absolute werkelijkheid die schijnbaar verdeeld zou zijn maar ten diepste niet-twee, onverdeeld, vrij van tegenstellingen, één.
Alternatieve schrijfwijze: nonduaal.
Verwant begrip: tweewaarhedenleer.
2. (in de Agnosereeks) ondeelbaar en onverenigbaar, in zoverre dat je bij nader inzien op dit moment geen onderscheid weet te maken tussen twee schijnbaar verschillende zaken, en ook niet weet of ze één zijn en of ze eigenlijk wel zijn.
non-dualiteit:
1. (volgens de advaita vedanta) het non-duaal zijn van de werkelijkheid.
Alternatieve schrijfwijze: nondualiteit.
2. (in de Agnosereeks) het niet weten te onderscheiden of te verenigen.
non-dualiSst:
non-dualist (2) die tot niet-weten is gekomen en niets meer te zeggen heeft, ook niet dat hij niets meer te zeggen heeft.
non-leer, de:
leer die bij gebrek aan inhoud geen leer meer is.
Synoniem: de lege leer.
non-wetendheid:
het niet-wetend zijn.
Herkomst: nieuwvorming van non + wetendheid gevormd naar analogie van onwetendheid.
Na onwetendheid komt wetendheid en daarna, als je geluk hebt, non-wetendheid.
In mijn oneindige non-wetendheid kon ik niet meer begrijpen waarom ik vroeger altijd zo nodig gelijk moest hebben.
Een halve eeuw om van onwetendheid tot non-wetendheid te geraken – nee, dat is niet snel.
Afleidingen: non-wetend, non-wetende.
non-weter:
agnost.
obscurantisme:
de leer dat de mens beter af is naarmate hij minder weet en denkt.
Niet-weten is geen obscurantisme.
obscurum per obscurius:
Latijn voor het duistere verklaren uit het duisterdere.
Het vreemde gedrag van fotonen verklaren in termen van de nog vreemdere kwantumleer is een schoolvoorbeeld van obscurum per obscurius.
Synoniem: ignotum per ignotius.
offer:
1. in reguliere religies een gift om hogere machten gunstig te stemmen.
2. in niet-weten het opgeven of kwijtraken van gekoesterde woorden en gedachten.
Niet-weten is een onafgebroken offerande.
oneliner:
1. (reguliere betekenis) bondige spreuk.
2. iemand wiens denken of spreken beperkt blijft tot oneliners (1).
3. iemand wiens denken en spreken grotendeels beperkt blijft tot één en dezelfde oneliner (1), bijvoorbeeld 'alles is liefde', 'alles is energie', 'alles is één' of 'alles is leeg'
onleer, de:
de lege leer van niet-weten.
onweg:
dwaalweg.
ontweten:
iets wat je eerder meende te weten onderzoeken en doorzien.
Niet-weten is het resultaat van ontweten.
onwetend:
gezegd van iemand die nog niet weet.
niet te verwarren met niet-weten (niet meer wetend).
onwetende, een:
iemand die nog niet weet.
Niet te verwarren met een weetniet (iemand die niet meer weet).
personificatie: voorstelling van een zaak als een persoon. Frans personne (persoon) + Latijn -ficare (maken). Personificatie is een wijze van spreken, maar dat wordt makkelijk vergeten. Synoniem: verpersoonlijking.
pleingeest:
iemand die niet vastzit in de hokjes van zijn geest.
psycho-logica:
het mengelmoesje van rationele, rationaliserende en irrationele logica dat het menselijk denken kenmerkt.
Wie zich niet in zijn eigen psycho-logica verdiept zal zichzelf nooit leren kennen.
Afgeleiden: psycho-logicus, psycho-logie, psycho-logisch.
De psycho-logicus komt zelden tot hetzelfde resultaat als de logicus.
Verwant begrip: idiologie.
puntverstand:
verstand dat op een standpunt staat.
quiëtisme:
letterlijk de leer of praktijk van de stilte; in orthodoxe religies de stille overgave aan Gods wil zonder er iets van te zeggen of te denken.
Quot erat demonstrandum (Q.E.D.):
Latijn voor wat te bewijzen was, staat vaak onder een logisch of wiskundig bewijs.
radicaal agnosticisme:
Zie agnosticisme.
realisme:
de middeleeuwse filosofie dat alle woorden namen zijn van werkelijk bestaande zaken.
Een agnost is geen realist.
Merkwaardig genoeg heetten mensen die de wereld bevolken met goden en engelen, duivels, hemelen, hellen, zielen geesten, achterliggende essenties en transcendente werkelijkheden in de middeleeuwse filosofie realisten en de mensen die dat weigerden nominalisten.
Antoniem: nominalisme.
reïficatie: voorstelling van een zaak als een ding, wezen, essentie, substantie of substraat. Latijn res (ding) + -ficare (maken). Reïficatie is een wijze van spreken maar dat wordt makkelijk vergeten. Synoniem: verdinglijking.
röntgengeest:
iemand die zijn denken doorziet, en het doorzien daarvan.
rust:
vrede hebben met je onvrede.
seculiere mystiek:
de mystiek van niet-weten.
soefisme:
islamitische mystiek.
Niet-weten is geen islamitische maar lege mystiek.
solipsisme:
de leer dat de hele wereld alleen maar in mijn bewustzijn bestaat.
Latijn solus (alleen) + ipse (zelf).
Bij mijn weten valt het solipsisme niet te bewijzen of te ontkrachten.
sofideïsme:
heilig geloof in wijsheid, in filosofische ideeën en idealen.
Woordopbouw: Grieks sophia (wijsheid) + Nederlands: ideïsme.
hyperoniem: ideïsme.
spiriant:
iemand die zijn zielenheil in bij een spiriater zoekt.
spiriater:
1. iemand die zichzelf afficheert als spirituele leraar of genezer.
2. iemand die mensen een spirituele ziekte aanpraat die alleen door hem of door zijn zielsverwanten genezen kan worden.
spiriatrie:
zielenzorg op spirituele grondslag.
Latijn spiritus, geest, ziel, adem + Grieks -iatreia, behandeling.
spiritualiteit:
verzamelnaam voor alle tradities, theorieën en praktijken die ervan uitgaan dat de meeste mensen spiritueel ziek zijn en daarom spirituele genezing behoeven, zoals het taoïsme, het boeddhisme, het non-dualisme en new age.
stameltaal:
de tastende taal die mystici bezigen wanneer ze over de of het allerhoogste proberen te spreken.
Dwaaltaal is net zoiets als stameltaal, behalve dat het niet over de of het allerhoogste gaat maar over radicaal niet-weten.
stijlfiguur niet-weten:
karakteristieke manier van uitdrukken die zich goed leent voor dwaalteksten.
Hyponiemen: oxymoron, paradox, antithese, accumulatio, dubitatio, ironie (understatement, overdrijving en omkering), tetralemma, regressievraag, koekoekstekst, harmonicatekst.
substantialisme:
de neiging om achter woorden werkelijkheden te zien.
Het verstand, de geest, de wil, het oordeelsvermogen, zijn het werkelijk bestaande mentale faculteiten zoals het substantialisme wil, of slechts wijzen van spreken?
Antoniem: nominalisme.
Verwante begrippen: reïficatie, essentialisme, eternalisme.
sunnata:
Pali voor leegte (4).
sunyata:
Sanskriet voor leegte (4).
sunyata-sunyata:
de leegte van de leegte.
sunyatavada:
de boeddhistische leer van de leegte.
Sanskriet sunyata (leegte) + vada (leer).
Absolutisme op geen enkele manier te verenigen valt met de sunyatavada waarvan de Linji Lu doortrokken is
Niet te verwarren met de lege leer van niet-weten.
Zie ook: leegteboeddhisme.
taoïSst:
taoïst die tot niet-weten is gekomen en niets meer te zeggen heeft, ook niet dat hij niets meer te zeggen heeft.
terra incognita:
Latijn voor onbekend gebied, op kaarten weergegeven als witte vlek.
In niet-weten wordt je hele wereld weer wat het oorspronkelijk was, terra incognita, een witte vlek.
theïdeïsme:
heilig geloof in het hogere, in theïstische ideeën en idealen.
Grieks theos (god) + Nederlands: ideïsme.
hyperoniem: ideïsme.
theologisch agnosticisme:
Zie agnosticisme.
trechterdenken:
het herleiden van meerdere of vele onbegrepen verschijnselen tot één onbegrepen principe of verklaring.
Het toppunt van trechterdenken is het non-dualisme, dat alle verschijnselen reduceert tot manifestaties van het ene universele bewustzijn.
tweewaarhedenleer:
de boeddhistische leer dat er maar één werkelijkheid is met twee aspecten; ten eerste het relatieve, conventionele, alledaagse aspect: vorm, vol schijnbare verschillen en tegenstellingen; ten tweede het absolute, uiteindelijke, transcendente aspect: leegte, vormloos, onveranderlijk, eeuwig, bron en bestemming van het relatieve.
Een agnost geen heeft geen boodschap aan de tweewaarhedenleer, niet omdat hij beter weet maar omdat hij geen onderscheid weet te maken, dus ook niet tussen het relatieve en het absolute, tussen het alledaagse en het overstijgende, tussen het eindelijke en het uiteindelijke, tussen vorm en leegte.
uitzicht:
wat je krijgt als er een inzicht is weggevallen.
veld van eer:
plaats waar je roemloos ten onder gaat.
verlichting:
te mooi woord voor een radicaal niet-weten dat zelfs niet weet van verlichting en niet-weten.
verstandbeeld:
verstand dat ergens op staat.
verworven onwetendheid:
niet-weten.
Synoniemen: niet-meer-weten, ignorantia adquisita.
Aangeboren onwetendheid krijg je gratis, of je wil of niet; leren doe je spelenderwijs, maar voor verworven onwetendheid moet je keihard werken.
Zie ook: aangeboren onwetendheid.
via invia:
de onnavolgbare weg van niet-weten.
Latijn via (weg) en invia (niet-weg).
Volgens haar was de weg naar niet-weten een via invia, voor iedereen uniek, dus ik vroeg haar hoe ze dat wist.
via via:
de omweg van niet-weten.
Latijn voor omweg.
De via via is altijd een enorme omweg van nog niet weten via het weten naar niet meer weten; eerst moet je de hobbel van de kennis zien te nemen voor je eindelijk aankomt bij je vertrekpunt. Maar dan ben je ook helemaal weg.
vrede:
rustig blijven onder je onrust.
vrijdenker:
vrijgeest.
vrijgeest:
iemand die vrij denkt en spreekt, zonder verstrikt te zijn of te raken in zijn gedachten of bepaalde gedachten te moeten vermijden.
weetgeest:
1. personificatie van het weten, voorgesteld als geest.
2. iemand die weet of meent te weten.
Antoniem: weetnietgeest.
weetniet:
iemand die niet meer weet.
Niet te verwarren met een onwetende (iemand die nog niet weet).
weetnietgeest:
1. personificatie van het niet-weten, voorgesteld als geest.
2. iemand die niet meer weet.
Antoniem: weetgeest.
Hyperoniem: geest.
weetnietmystiek:
de mystiek van niet-weten.
Hyperoniem: mystiek.
weetnietzen:
zen op basis van niet-weten.
wegwerpwoord:
woord dat je na gebruik wegwerpt.
Alle woorden uit het jargon van niet-weten zijn wegwerpwoorden. Ze brengen niets bij, ze nemen alleen weg, uiteindelijk ook zichzelf.
weg-is-weg:
de weg van niet-weten, die weg is zolang je hem probeert te gaan, en onder je voeten ligt zodra je het opgeeft.
Alternatieve schrijfwijze: weg=weg.
Hyperoniem: weg.
weg zonder weg:
de weg van niet-weten, die geen weg is en geen richting heeft en je wegleidt van alle wegen en bestemmingen.
Hyperoniem: weg.
wensdenken:
denken dat zich teveel laat leiden door je verlangens en te weinig door de werkelijkheid.
WereldBeeld:
wereldbeeld waar je heilig in gelooft, alsof het de wereld zelf is en niet alleen maar jouw voorstelling daarvan.
wetendheid:
1. kennis, inzicht, iets weten.
2. schijnkennis, schijninzicht, het denken of voorwenden iets te weten.
Al die wetendheid, ik was echt een kleine professor, en zo serieus.
weterij:
1. oppervlakkige kennis.
2. schijnkennis.
De geest loopt lichter en sneller als je alle weterij wegschraapt.
weterig:
gezegd van iemand die er graag de aandacht op vestigt dat hij iets weet of hoeveel hij weet; pedant.
Antoniem: niet-weterig.
weteloosheid:
niet-weten.
Herkomst: nieuwe betekenis voor een bestaand, verouderd woord.
Als ik het voor het zeggen had, zou niet-weten voortaan weteloosheid heten, dat klinkt veel vriendelijker en voorkomt een hoop dubbele ontkenningen. Maar ik heb het niet voor het zeggen.
Witboek:
boek over het witten van het weten.
De 14-delige Agnosereeks telt 9 Witboeken: het Witboek Taoïsme, het Witboek Soefisme, het Witboek Verlichting, het Witboek Advaita, het Witboek Levenskunst, het Witboek Mystiek, het Witboek Zen, het Witboek voor Zoekers en het Witboek Niet-Weten.
De andere 5 delen van de Agnosereeks gaan ook over het witten van het weten, alleen heten ze geen Witboek.
wijze-van-horen-zeggen: iemand die zonder ooit zelf eens na te denken oeverloos andermans wijsheden nabauwt.
wijze-van-spreken: iemand die alleen nog spreekt bij wijze van spreken: tastend, tentatief, hypothetisch, tussen haakjes, tussen aanhalingstekens. Zelfs als hij spreekt gebruikt de wijze geen woorden en gebruiken de woorden hem niet.
xenofiel: iemand die houdt van niet-weten. Grieks xenos (vreemd). Meer nog dan het werkelijk vreemde bemint de xenofiel de vreemdheid van het schijnbaar bekende.
xenofoob: iemand die bang is om niet te weten. Meer nog dan het werkelijk vreemde vreest de xenofoob de vreemdheid van het schijnbaar bekende.
xenoloog: iemand die onophoudelijk de grenzen van zijn weten verkent, wat er ook van komt. Mijn innerlijke xenoloog roerde zich al op de basisschool maar kwam bijna een halve eeuw later pas uit de kast.
xenomaan: iemand die gefascineerd is door niet weten. Ik weet niet hoe het jou zal vergaan, maar ik ben van xenofoob xenoloog geworden, van xenoloog xenofiel en van xenofiel xenomaan.
Zalig zijn de armen van geest, want hunner is het Koninkrijk der hemelen: eerste van de 9 zaligsprekingen van Jezus in de Bergrede in het Evangelie volgens Mattheüs.
ZelfBeeld: zelfbeeld waar je heilig in gelooft, alsof je het zelf bent en het niet alleen maar jouw voorstelling van jezelf is.
zelfrealisatie: een klein zelfbeeld vervangen door een groot. In niet-weten is er bij gebrek aan een zelfbeeld geen sprake van zelfrealisatie.
zwart-witdenken: dualistisch denken. Kinderen denken graag in termen van eenvoudige tegenstellingen zoals goed en kwaad, vriend en vijand, hemel en aarde, rijk en arm, welles en nietes, dapper en laf; gaandeweg ontdekken ze dat de werkelijkheid zich daar weinig van aantrekt.